ABRvS, 26-09-2012, nr. 201112858/1/A2.
ECLI:NL:RVS:2012:BX8283
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
26-09-2012
- Zaaknummer
201112858/1/A2.
- LJN
BX8283
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BX8283, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26‑09‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2012/397 met annotatie van A. Drahmann
Uitspraak 26‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 10 december 2009 heeft het college de aanvraag van VOB Maritiem B.V. om subsidie in het kader van de Uitvoeringsregeling Water als Economische Drager 2009-1 (hierna: de Uitvoeringsregeling) afgewezen.
201112858/1/A2.
Datum uitspraak: 26 september 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOB Maritiem B.V., gevestigd te IJmuiden, gemeente Velsen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 31 oktober 2011 in zaak nr. 10/4287 in het geding tussen:
VOB Maritiem B.V.
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2009 heeft het college de aanvraag van
VOB Maritiem B.V. om subsidie in het kader van de Uitvoeringsregeling Water als Economische Drager 2009-1 (hierna: de Uitvoeringsregeling) afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2010 heeft het college het door VOB Maritiem B.V. daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van
10 december 2009 aangevuld voor zover het de motivering van dat besluit betreft.
Bij uitspraak van 31 oktober 2011 heeft de rechtbank het door
VOB Maritiem B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft VOB Maritiem B.V. hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2012, waar VOB Maritiem B.V., vertegenwoordigd door mr. R.B.M. van Poorten, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Potthoff, bijgestaan door drs. M. Koop en K. Ruijs, allen werkzaam bij de
provincie Noord-Holland, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1 van de Uitvoeringsregeling, zoals deze luidde ten tijde van belang, kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten bestaande uit fysieke werkzaamheden die ertoe leiden dat aan vaarwater gelegen bestaande bedrijventerreinen in Noord-Holland beter gebruik kunnen maken van dat vaarwater.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder e, wordt subsidie in ieder geval geweigerd indien deze wordt aangevraagd voor beheer en onderhoud of vervanging van voorzieningen.
2. VOB Maritiem B.V. heeft een aanvraag ingediend om subsidie in het kader van de Uitvoeringsregeling, voor het project "Revitalisering Velsen Offshore Base". Deze aanvraag zag op watergebonden bedrijvigheid als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling. Bij besluit van 10 december 2009, gehandhaafd bij besluit van 14 juli 2010, heeft het college de aanvraag afgewezen omdat de activiteiten betrekking hebben op beheer en onderhoud of vervanging van voorzieningen als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder e, van de Uitvoeringsregeling. Dit standpunt heeft de rechtbank in haar uitspraak van 31 oktober 2011 gevolgd.
3. VOB Maritiem B.V. betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de aanvraag onjuist heeft gekwalificeerd en dat het, door de aanvraag af te wijzen, heeft gehandeld in strijd met de vereiste zorgvuldigheid. Zij stelt in dat verband dat de informatieverstrekking door het college onvoldoende is geweest, doordat op de website van de provincie wordt verwezen naar een verouderd voorbeeldproject. Voorts stelt zij dat het op de weg van het college had gelegen om nadere informatie in te winnen, te meer nu zij na het indienen van de aanvraag contact heeft gezocht met het college teneinde eventuele onduidelijkheden weg te nemen. Tot slot wijst VOB Maritiem B.V. op het gegeven dat andere aanvragers wel in de gelegenheid zijn gesteld hun aanvraag te verduidelijken en eventueel een splitsing aan te brengen in subsidiabele en niet-subsidiabele posten.
3.1. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is het aan de aanvrager om de gegevens en bescheiden te verstrekken die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn.
3.2. Uit de aanvraag van VOB Maritiem B.V. blijkt dat subsidie is aangevraagd voor de volgende activiteiten:
"1. Renovatie van de loskade, incl. aanbrengen voorzieningen voor de scheepvaart […];
2. Vernieuwing van +/- 9.600 m² terreinverharding, incl. sloop- en grondwerk, riolering en kabels en leidingen;
3. Vervanging kozijnen Wijkermeerweg 7a, incl. eventueel aanbrengen blowers".
Verder is in de aanvraag onder het kopje "Wat is het doel van het project" vermeld dat "de loskade en het omliggende terrein van de VOB in slechte staat verkeren, waardoor het veilig gebruik niet langer kan worden gegarandeerd. Hierdoor is de benutting de afgelopen jaren teruggelopen tot 5%. Door reconstructie van de kade incl. voorzieningen, vernieuwing van de terreinverharding en riolering en energiebesparende maatregelen wordt het terrein duurzaam opgewaardeerd, zodat de benutting als wacht-, lig-, op- en overslaglocatie voor binnenvaart-, short sea- en zeeschepen toeneemt".
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat hiermee duidelijk was dat de aanvraag betrekking heeft op beheer en onderhoud of vervanging van voorzieningen. Er was voor het college derhalve geen aanleiding om, al dan niet op initiatief van VOB Maritiem B.V., nadere informatie op te vragen bij VOB Maritiem B.V.. Ook gezien de door VOB Maritiem B.V. genoemde andere aanvragen waren er geen aanknopingspunten voor het college om de aanvraag te splitsen in een subsidiabel en niet-subsidiabel onderdeel.
Indien er onduidelijkheid bestond bij VOB Maritiem B.V. over wat onder subsidiabele activiteiten in de zin van de Uitvoeringsregeling moet worden verstaan, was het aan haar om het college hierover te bevragen. Dat het voorbeeld op de website verouderd was, maakt dit niet anders.
Het betoog faalt.
4. VOB Maritiem B.V. betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte een beperkte uitleg heeft gegeven aan de heroverweging ex nunc als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb. Het college stelt zich ten onrechte op het standpunt dat er rechtsongelijkheid ontstaat wanneer de ene aanvrager zijn aanvraag wel mag verduidelijken en de andere niet, nu het subsidieplafond niet is bereikt en er derhalve geen rangschikking heeft plaatsgevonden, aldus VOB Maritiem B.V..
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 juli 2009 in zaak nr.200807322/1) vloeit uit de aard van het tendersysteem voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overgelegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Het meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat.
Dat in het onderhavige geval het subsidieplafond niet is bereikt doet daar niet aan af, reeds omdat het meenemen van informatie van na de sluiting van de aanvraagtermijn niet past in het tendersysteem en ten tijde van de aanvraag niet bekend was of het subsidieplafond al dan niet zou worden bereikt. De rechtbank heeft daarom met juistheid geoordeeld dat het college terecht de eerst bij het bezwaarschrift overgelegde informatie buiten beschouwing heeft gelaten.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012
15-85-729.