RvdW 2011/1250
Vennootschapsrecht. Tegenstrijdig belang; strekking art. 2:256 BW; maatstaf; stelplicht. Afwijkende regeling tegenstrijdig belang in statuten; rechtsgevolg.
HR 14-10-2011, ECLI:NL:HR:2011:BR0119
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 oktober 2011
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C. van Oven, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels, G. Snijders
- Zaaknummer
10/01072
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
BR0119
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BR0119, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑10‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑02‑2010
- Wetingang
BW, art. 2:256
Essentie
Vennootschapsrecht. Tegenstrijdig belang; strekking art. 2:256 BW; maatstaf; stelplicht. Afwijkende regeling tegenstrijdig belang in statuten; rechtsgevolg
Voor de toepassing van art. 2:256 BW is niet vereist dat zeker is dat de betrokken rechtshandeling daadwerkelijk tot benadeling van de vennootschap zal leiden, doch is voldoende dat de bestuurder te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. De vraag of een tegenstrijdig belang bestaat, kan slechts worden beantwoord met inachtneming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.