NJ 1919, p. 715
HR, 16-05-1919
HR 16-05-1919, ECLI:NL:HR:1919:187
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 mei 1919
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman. Raden: Mrs. C. O. Segers, H. Hesse, Jh. Rh. Feith en Dr. L. E. Visser.
- Zaaknummer
[16051919/NJ_1919,_p._715]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS148502:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1919:187, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑05‑1919
- Wetingang
(BW art. 1961; Rv art. 398.)
Samenvatting
Wanneer een gedaagde erkent het door eischer van hem wegens voorgeschoten reis- en verblijfkosten gevorderde bedrag schuldig te zijn, is de toevoeging, dat de reis is geschied voor gezamenlijke rekening en ten behoeve van gezamenlijke belangen, geen hem bevrijdend feit, maar slechts een beweegreden, welke tot het voorschieten dier kosten heeft geleid, waaromtrent partijen het niet eens bleken te zijn.
Deze toevoeging, welke voor de erkenning zelf onverschillig is, mocht derhalve worden ter zijde gelaten en de vordering mocht als erkend worden beschouwd.
Concl. O. M. bovendien: De dag van de uitspraak van het beroepen vonnis telt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.