Ktr. Rotterdam, 05-09-2006, nr. 687197
ECLI:NL:RBROT:2006:AY9231
- Instantie
Rechtbank Rotterdam (Kantonrechter)
- Datum
05-09-2006
- Zaaknummer
687197
- LJN
AY9231
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht (V)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2006:AY9231, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑09‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 611 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JIN 2008/15
Uitspraak 05‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vordert de werknemer o.a. een bedrag wegens aan hem uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigde bonus. De werkgever betwist dat de werknemer (nog) recht heeft op een bonus.
RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
VONNIS inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 5 december 2005,
gemachtigde: Mr A.W. Brantjes te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
Fortis Nederland N.V.,
mede handelend onder de naam “MeesPierson”
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr K. van Kranenburg-Hanspians te Rotterdam.
Eiser wordt hierna "[eiser]" genoemd en gedaagde, waar gewenst, "MeesPierson".
1. Het verloop van de procedure
1.1. [eiser] heeft bij dagvaarding met bijlagen gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd op 2 augustus 2005, maar heeft voortgeduurd tot 1 december 2005;
2. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, MeesPierson te veroordelen aan [eiser] zekere (later gewijzigde) bedragen te betalen;
met veroordeling van MeesPierson in de kosten van de procedure.
1.2. MeesPierson heeft schriftelijk geantwoord, daarbij verweer gevoerd en stukken over-gelegd.
1.3. Bij vonnis is een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft plaats gehad. Van hetgeen is verhandeld zijn aantekeningen gemaakt. Deze bevinden zich bij de stukken.
1.4. [eiser] heeft gerepliceerd en daarbij stukken overgelegd. [eiser] heeft deel 2 van zijn eis aldus gewijzigd dat dit luidt:
bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, MeesPierson te veroordelen aan [eiser] te betalen:
a € 51.542,64 bruto te vermeerderen de maximale wettelijke verhoging en met de wettelijke rente over de hoofdsom en de verhoging;
b een vergoeding voor 69,60 niet-genoten vakantie-uren met de wettelijke rente vanaf 1 december 2005.
1.5. MeesPierson heeft gedupliceerd en daarbij eveneens stukken overgelegd. Vervolgens is een datum voor de uitspraak van dit vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen staat het volgende vast:
2.1. [eiser], geboren op [geboortedatum], is met ingang van 1 mei 2005 bij MeesPierson in dienst getreden als relatiemanager. Zijn salaris bedraagt € 5.353,25 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag, 13e maand en Arbeidsmarkttoeslag . De arbeid werd gewoonlijk verricht te Amsterdam.
2.2. De arbeidsovereenkomst is neergelegd in een akte gedateerd 9 februari 2006, op
2 maart 2006 door [eiser] ondertekend. De arbeidsovereenkomst bepaalt onder meer:
“Beloningsbeleid Professionals
Uit hoofde van zijn functie kan werknemer in aanmerking komen voor het bonussysteem van MeesPierson, zoals uitgewerkt in de nota “Beloningsbeleid Professionals”.
Wij garanderen voor het jaar 2005 een percentage van 30%,”
2.3. Een door MeesPierson overgelegd deel van een regeling, door haar “Variabel Beloningssysteem Commerciële Professionals” genoemd, bepaalt onder 5.2:
“Bij uitdiensttreding vervalt enig recht op bonus, inclusief een reeds vastgestelde of vooruit aangegeven bonus, zonder dat alsdan de variabele beoordelingstoeslag (CAO) of de algemene winstuitkering van de bank alsnog herleeft.”
2.4. Aan het slot van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald:
“Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan onder voorbehoud van een inte-
griteitsverklaring als onderdeel van de bij Fortis van toepassing zijnde procedure voor pre-employment screening. Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege per gelijke datum van negatieve uitkomst.
2.5. Dit voorbehoud vloeit voort uit de integriteitscode overeengekomen tussen de leden van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). In de considerans van dit, door Jan-sen overgelegde document wordt onder meer vermeld dat “de leden streven naar een integere en betrouwbare dienstverlening aan hun cliënten”. De code bevat acht gedrags-regels, waarvan de eerste twee luiden:
“
1. De leden zullen zich inspannen zich ervan te vergewissen dat nieuw aan te trekken medewerkers voldoen aan ter zake te stellen eisen van integriteit en kunnen bij een ander lid, tevens voormalig werkgever van de betrokkene informatie inwinnen, waaraan dit lid, onder voorbehoud van toestemming van de betrokkene, medewerking zal verlenen.
Indien betrokkene toestemming weigert, wordt deze in beginsel niet in dienst genomen tenzij de te stellen eisen van integriteit anderszins in voldoende mate kunnen worden geverifiëerd.
2. De leden zullen bevorderen dat hun medewerkers zich bij de uitoefening van het bancaire bedrijf in de ruimste zin onthouden van iedere gedraging of medewerking aan gedragingen die afbreuk doet aan de integriteit.”
2.6. De meeste van de hierna volgende gedragsregels betreffen bijzondere gevallen: regel 4 betreft gelden die vermoedelijk van misdrijf afkomstig zijn, regel 5 het onttrekken van aangeboden gelden aan de controle van de bevoegde autoriteiten, regel 6 verstrengeling van belangen en regel 7 vertrouwelijkheid van gegevens.
2.7. [eiser] was vanaf 1 oktober 1974 in dienst van ABN AMRO Bank N.V. Op 4 februari 2005 heeft deze bank een getuigschrift afgegeven dat luidt als volgt:
“Hierdoor wordt verklaard dat de [eiser], geboren op [geboortedatum], van 1 oktober 1974 tot en met 30 april 2005 bij de ABN AMRO Bank N.V. in dienst is geweest.
Gedurende deze periode is hij onder meer in de navolgende managementfuncties werkzaam geweest:
Regiodirecteur Grootbedrijf Regio Haarlem
Rayondirecteur Amstelveen
Districtsdirecteur Amsterdam-Zuid.
Op 1 augustus 2001 is de heer [eiser] benoemd tot Districtsdirecteur van het District Amsterdam-Zuid. In deze laatste functie was de heer [eiser] verantwoordelijk voor het managen van het advieskantoor in de volle breedte en als zodanig medeverantwoordelijk voor het bepalen van het strategische en commerciële beleid van het district. Zijn taken waren onder andere het coachen van medewerk(st)ers, het aansturen van de hiermee gepaard gaande organisatorische pro-cessen en de audit hiervan.
In laatstgenoemde functie was de heer [eiser] verantwoordelijk voor 58 werknemers en gaf hij direct leiding aan 5 directieleden. Hij beschikt over een zeer goede kennis van bank- en verzekeringsproducten en kan bogen op een ruime ervaring in de financiële dienstverlening.
De heer [eiser] heeft zijn werkzaamheden in de afgelopen 30 jaar naar volle tevredenheid verricht en heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de uitbouw van ons klantenbestand.
Op 1 mei 2005 zal de heer [eiser], in goed overleg, onze bank verlaten en wij wensen hem voor de toekomst veel succes toe.”
2.8. Per brief van 12 mei 2005 heeft Fortis aan ABN AMRO verzocht te bevestigen dat zij geen aanleiding heeft aan de integriteit van [eiser] te twijfelen dan wel, indien dit niet (zonder meer) mogelijk mocht zijn, bij separaat schrijven een verklaring dienaangaande af te geven.
2.9. Aan het antwoord hierop van ABN AMRO, per fax aan MeesPierson van 28 juli 2005, kan het volgende worden ontleend:
“Wij kunnen de Integriteitsverklaring Banken niet (zonder meer) ondertekenen, omdat wij niet kunnen bevestigen dat wij geen aanleiding hebben aan de integriteit van de heer [eiser] te twijfelen.
De reden voor de beëindiging van het dienstverband van de heer [eiser] is kort gezegd gelegen in het feit dat zijn managementstijl met regelmaat in strijd is gebleken met onze Corporate Values. Commerciële en financiële resultaten halen is van groot belang, maar niet ten koste van alles. Ten opzichte van zijn medewerkers heeft de heer [eiser] bij voortduring de menselijke maat uit het oog verloren, waardoor een aantal van hen beschadigd raakte.
Voorts was door zijn manipulerende optreden een vertrouwensbreuk ontstaan met zijn gehele managementteam.
Ook tijdens de onderhandelingen rond de beëindiging van zijn dienstverband heeft de heer [eiser] geprobeerd de bank op een ongeoorloofde manier onder druk te zetten, terwijl toen ook bleek dat hij vele kopieën van bankdocumenten thuis had, die eerst zijn ingeleverd toen wij gedreigd hebben hem daarom op staande voet te ontslaan.”
2.10. In een gesprek met [eiser] op dinsdag 2 augustus 2005 heeft MeesPierson [eiser] medegedeeld dat ABN AMRO geweigerd had een integriteitsverklaring af te geven en heeft MeesPierson een beroep op de ontbindende voorwaarde gedaan. Vóór MeesPierson deze stap heeft gezet is [eiser] niet gehoord. Dezelfde dag is zijn vertrek aangekon-digd in het team en kort daarop bij de cliënten. Later heeft de gemachtigde van [eiser] een kopie van de fax van ABN AMRO van 28 juli 2005 ontvangen.
2.11. Bij beschikking van 28 oktober 2005 heeft de kantonrechter te Rotterdam de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2005 ontbonden, zulks voorwaardelijk, voor het geval deze overeenkomst nog voortduurde en daarbij, eveneens voorwaardelijk, aan [eiser] een vergoeding toegekend van € 67.500,-- bruto.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
de ontbindende voorwaarde
standpunten van partijen
3.1. De vordering van [eiser] betreft naast de gevraagde verklaring voor recht het salaris met emolumenten met ingang van 28 juli 2005 tot 1 december 2005. MeesPierson verweert zich met de stelling dat de ontbindende voorwaarde is vervuld op het moment dat vaststond dat ABN AMRO de integriteitsverklaring niet zou afgeven.
3.2. [eiser] heeft dit weersproken en is in dit verband ingegaan op de inhoud van de fax van ABN AMRO van 28 juli 2005. [eiser] stelt dat deze fax argumenten bevat die niet thuishoren in een integriteitsverklaring, dit omdat zij niets te maken hebben met integriteit in de zin van de integriteitscode. Doel van die code is dat de leden streven naar een betrouwbare dienstverlening aan hun klanten. Bovendien is [eiser] tot het laatst toe goed beoordeeld, óók op het gebied van leidinggeven. [eiser] wijst op de inhoud van het hierboven aangehaalde getuigschrift. ABN AMRO kan haar standpunt niet onderbouwen met haar subjectieve beleving van de feiten. [eiser] geeft verder zijn eigen lezing van de gang van zaken voorafgaand aan het einde van zijn dienstverband bij ABN AMRO. Vol-gens [eiser] heeft ABN AMRO op onrechtmatige wijze de vervulling van de voorwaarde tot stand gebracht. Zij heeft vooraf geweten dat door haar weigering MeesPierson de arbeidsrelatie met [eiser] hoogstwaarschijnlijk zou verbreken. MeesPierson had daarom extra zorgvuldigheid in acht moeten nemen. Aldus [eiser].
3.3. Dit standpunt wordt door MeesPierson bestreden. MeesPierson heeft na ontvangst van de fax van 28 juli 2006 telefonisch contact met ABN AMRO opgenomen, waaruit bleek dat deze absoluut niet voornemens was de integriteitsverklaring te verstrekken. Daardoor trad de ontbindende voorwaarde in werking en was voor MeesPierson de kous af. Het is niet aan MeesPierson te bepalen welke argumenten in een integriteitsverklaring thuishoren. MeesPierson moet van de juistheid van de verklaring van ABN AMRO kunnen uitgaan. Aldus MeesPierson.
beoordeling hiervan
3.4. In het algemeen kan men mogelijk van een integer mens spreken wanneer die persoon “menselijk” dan wel “niet manipulerend” met anderen omgaat. Het ligt echter niet in de rede het woord integriteit in de integriteitscode op deze wijze te verstaan. Gezien de omgeving waarin die code is ontstaan, het bankiersbedrijf, ligt het veeleer voor de hand hier te denken aan eigenschappen zoals eerlijkheid en betrouwbaarheid bij de uitoefening van dat bedrijf. Dit wordt bevestigd door de hierboven aangehaalde passage uit de considerans van de code en door de hierboven aangeduide inhoud van de regels in die code. Het persoonlijk functioneren van de werknemer in de omgang met collega’s is hier niet aan de orde, evenmin als de wijze waarop de werknemer zich voorafgaand aan zijn vertrek in onderhandeling met de werkgever heeft opgesteld.
3.5. De fax van ABN AMRO van 28 juli 2006 behelst een voor [eiser] uitgesproken ongunstige beoordeling van zijn persoonlijk functioneren, in het bijzonder in de omgang met andere werknemers. De verklaring in die fax is in opvallend krachtige bewoordingen vervat. Zo is de stijl van [eiser] met regelmaat in strijd met “corporate values”, verliest [eiser] bij voortduring de menselijke maat uit het oog, waardoor een aantal medewerkers beschadigd raakte, treedt hij manipulerend op en heeft hij ook bij de beëindiging van zijn dienstverband geprobeerd de bank op een ongeoorloofde manier onder druk te zetten.
3.6. Het is goed denkbaar dat MeesPierson [eiser] niet in dienst had genomen in geval men toen reeds met de beoordeling van het functioneren van [eiser] zoals weergegeven in de fax van ABN AMRO van 28 juli 2006 bekend was geweest. Dat is echter niet waar het in de integriteitscode om gaat. De inhoud van die fax geeft geen reden om te twijfelen aan de integriteit van [eiser] in de zin van die code, kort samengevat: zijn professionele integriteit. Wel blijkt uit de fax dat [eiser] zich bij de schrijver daarvan (en allicht ook anderen) verre van geliefd heeft gemaakt. Wegens dit alles moest MeesPierson ernstig rekening houden met de mogelijkheid dat ABN AMRO om oneigenlijke redenen heeft geweigerd een integriteitsverklaring af te geven.
3.7. Het geval dat zich hier voordoet, waarin een integriteitsverklaring zonder bevredi-gende verklaring wordt geweigerd, is niet in de integriteitscode geregeld. Of MeesPierson zich ook in dit geval op de ontbindende voorwaarde mag beroepen, hangt af van de om-standigheden. Als alternatief was in dit geval denkbaar dat op een andere manier in vol-doende mate geverifieerd kon worden of [eiser] voldeed aan de aan hem te stellen eisen van integriteit, dit naar analogie van het bepaalde in de tweede zin van Algemene Gedragsregel 1 (hierboven 2.5). Aan een uitwerking van dit punt komt de kantonrechter echter niet toe. Vast staat immers dat MeesPierson [eiser] niet heeft gehoord alvorens een beroep op de voorwaarde te doen. Gelet op het belang van [eiser] is deze tekortkoming zo wezenlijk dat volgens een redelijke uitleg van de arbeidsovereenkomst MeesPierson reeds om die reden geen beroep op de ontbindende voorwaarde toekomt. Het verweer van MeesPierson treft daarom geen doel.
overige geschilpunten
3.8. De gewijzigde vordering van [eiser], bij repliek gespecificeerd, heeft MeesPierson op twee punten betwist, in de eerste plaats wat betreft de post vakantiegeld. Deze is door [eiser] berekend met ingang van de maand juni 2006. MeesPierson vermeldt dat in mei 2006 “het volledige” vakantiegeld is uitgekeerd en dat een verrekening heeft plaats gehad. Zonder toelichting en de nodige cijfers, die echter ontbreken, is niet begrijpelijk wat dit afdoet aan de juistheid van de berekening van [eiser]. Dit verweer wordt daarom gepasseerd.
3.9. MeesPierson verweert zich verder ten aanzien van de post bonus (€ 18,214,--). Volgens de specificatie van [eiser] heeft hij de bonus proportioneel berekend over de maanden mei tot en met november 2005. Volgens MeesPierson kan van enige bonusuitkering geen sprake zijn omdat bij uitdiensttreding elk recht op bonus vervalt. Zij verwijst naar het hierboven (2.3) aangehaalde “Variabel Beloningssysteem Commerciële Professionals” onder 5.2. De bonus over 2005, aldus MeesPierson, wordt eerst in 2006 bepaald en in april of mei van dat jaar uitgekeerd. [eiser] was toen niet meer bij MeesPierson in dienst. Verder stelt MeesPierson dat het in de arbeidsovereenkomst genoemde percentage niet betekent dat [eiser] “los van enig functioneren” ook 30% bonus zou ontvangen.
MeesPierson heeft [eiser] geen vast bedrag beloofd.
3.10. [eiser] stelt zich op het standpunt dat MeesPierson hem een bonus van 30% heeft gegarandeerd. Hij verwijst naar de hierboven (2.5) aangehaalde passage in de arbeids-overeenkomst. [eiser] is niet bekend met de nota “Beloningsbeleid Professionals”, waarnaar in de arbeidsovereenkomst wordt verwezen, en evenmin met het door MeesPierson genoemde “Variabel Beloningssysteem Commerciële Professionals”. [eiser] betwist dat de bonus eerst in 2006 zou worden bepaald. [eiser] legt een namens Fortis op 2 mei 2005 ondertekende werkgeversverklaring over. Daarin komt als “professionele beloning” een post van € 31.223,90 voor, volgens [eiser] de vastgestelde bonus.
3.11. MeesPierson is niet ingegaan op de stelling van [eiser] dat hij niet bekend is met de regeling waarop MeesPierson zich beroept. Zij heeft niet uiteengezet op grond waarvan zij meent dat deze toch toepassing vindt en zij heeft in dit verband ook geen bewijsaanbod gedaan. Daarom wordt aangenomen dat het bepaalde onder 5. 2 in die regeling toepassing mist. Ook is niet gebleken dat de hoogte van de bonus mede afhangt van waardering van het functioneren van [eiser]. Gelet op de hierboven (2.3) aangehaalde bepaling in de arbeidsovereenkomst is MeesPierson daarom verplicht de bonus uit te keren als door [eiser] geëist.
3.12. Uit het bovenstaande volgt, dat de vordering van [eiser] moet worden toegewezen. Omdat MeesPierson in het ongelijk is gesteld, moet deze in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
de kantonrechter,
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd op
2 augustus 2005, maar heeft voortgeduurd tot 1 december 2005;
veroordeelt MeesPierson om aan [eiser] te betalen:
a € 51.542,64 bruto te vermeerderen de maximale wettelijke verhoging en met de wet-telijke rente over de hoofdsom en de verhoging;
b een vergoeding voor 69,60 niet-genoten vakantie-uren met de wettelijke rente vanaf
1 december 2005;
veroordeelt MeesPierson in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 263,93 aan verschotten en € 1.800,-- aan salaris voor zijn gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr J.V.M. Los, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.