Einde inhoudsopgave
Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 77
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2020
- Bronpublicatie:
16-07-2020, Stb. 2020, 287 (uitgifte: 24-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2020, Stb. 2020, 287 (uitgifte: 24-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd:
- a.
schriftelijke berisping;
- b.
buitengewone dienst op andere dagen dan op zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen en vrije dagen zonder beloning of tegen een lagere dan de normale beloning en wel voor ten hoogste zes uren met een maximum van drie uren per dag;
- c.
vermindering van het recht op een jaarlijkse vakantie met ten hoogste een vierde gedeelte van het aantal uren, bedoeld in artikel 17, waarop in het desbetreffende kalenderjaar aanspraak bestaat;
- d.
geldboete van ten hoogste € 22;
- e.
gedeeltelijke inhouding van salaris tot een bedrag van ten hoogste het salaris over een halve maand;
- f.
vermindering van het salarisnummer met ten hoogste twee jaren, voor de tijd van niet langer dan twee jaren;
- g.
het niet meetellen van een verdere diensttijd van ten hoogste vier jaren voor de vaststelling van het salarisnummer;
- h.
schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging;
- i.
plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt; of
- j.
ontslag.
2.
De straffen die aan een vrijwillige ambtenaar kunnen worden opgelegd, zijn:
- a.
schriftelijke berisping;
- b.
geldboete van ten hoogste € 22;
- c.
schorsing voor een bepaalde tijd; of
- d.
ontslag.
3.
Aan aspiranten, ambtenaren in opleiding, vrijwilliger-aspiranten en vrijwillige ambtenaren in opleiding kan tevens worden opgelegd de straf van verwijdering voor ten hoogste veertien dagen van de instelling waar de betrokkene zijn opleiding geniet, met dien verstande dat deze straf niet wordt opgelegd op de dagen waarop de opleidingsresultaten van de betrokkenen volgens de ter zake vastgestelde regels worden getoetst of beoordeeld.
4.
Onverminderd het vijfde lid, worden de straffen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, opgelegd door het bevoegd gezag.
5.
Indien het een ambtenaar betreft die bij koninklijk besluit is benoemd, worden de straffen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, opgelegd door het bevoegd gezag en worden de straffen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen h tot en met j, opgelegd bij koninklijk besluit.
Indien het een ambtenaar betreft, werkzaam bij een onderdeel van het landelijk politiekorps of werkzaam bij de rijksrecherche, die bij koninklijk besluit is benoemd, worden de straffen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en g, opgelegd door Onze Minister.
6.
Indien een straf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, is opgelegd, kan het bevoegd gezag de positie van de ambtenaar met ingang van een bepaald tijdstip geheel of ten dele in overeenstemming brengen met de positie zoals deze zonder strafoplegging zou zijn geweest, indien het verdere gedrag van de ambtenaar naar het oordeel van het bevoegd gezag daartoe aanleiding heeft gegeven.