Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 07-01-1956
- Bronpublicatie:
15-12-1955, Stb. 1955, 602 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken: 3892 )
- Inwerkingtreding
07-01-1956
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-1955, Stb. 1955, 602 (uitgifte: 01-01-1955, kamerstukken: 3892 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Het buitengewoon pensioen wordt éénmaal met twintig procent van de pensioensgrondslag vermeerderd, wanneer ten gevolge van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, in artikel 3 bedoeld:
- a.
één der ledematen (handen of voeten) is verloren gegaan, of voorgoed geheel onbruikbaar is geworden, dan wel een toestand is ontstaan, welke met een zodanig verlies of een zodanige onbruikbaarheid is gelijk te stellen;
- b.
twee of meer ledematen dermate in beweeglijkheid of bruikbaarheid zijn verminderd, dat de toestand van de belanghebbende met die onder a beschreven is gelijk te stellen;
- c.
het gezichtsvermogen door organische en/of traumatische oorzaken zodanig is beperkt, dat het vermogen om zich zelfstandig te bewegen er ernstig door wordt getroffen;
- d.
belangrijke misvorming van het gelaat is ontstaan, welke door hulpmiddelen niet voldoende te verbergen is, zodat de belanghebbende de omgang met zijn medemensen ernstig wordt bemoeilijkt; of
- e.
een blijvend buitengewoon pensioen is verleend uit hoofde van een arbeidsongeschiktheid van 80 of 90 procent.