Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/21/EG betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG
Artikel 2 Werkingssfeer
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2006
- Bronpublicatie:
15-03-2006, PbEU 2006, L 102 (uitgifte: 11-04-2006, regelingnummer: 2006/21/EG)
- Inwerkingtreding
01-05-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2006, PbEU 2006, L 102 (uitgifte: 11-04-2006, regelingnummer: 2006/21/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 bestrijkt deze richtlijn het beheer van winningsafval, dat wil zeggen afval dat afkomstig is van de prospectie, de winning, de behandeling en de opslag van mineralen en de exploitatie van groeven.
2.
Buiten de werkingssfeer van deze richtlijn valt:
- a)
afval dat wordt gegenereerd door de prospectie, winning en behandeling van mineralen en de exploitatie van groeven, maar dat niet rechtstreeks afkomstig is van die activiteiten;
- b)
afval dat afkomstig is van de offshore-prospectie, -winning en -behandeling van mineralen;
- c)
injectie van water en herinjectie van opgepompt grondwater in de zin van artikel 11, lid 3, onder j), eerste en tweede streepje, van Richtlijn 2000/60/EG, voorzover krachtens dat artikel is toegestaan.
3.
Inert afval en niet-verontreinigde grond uit de prospectie, de winning, de behandeling en de opslag van mineralen en uit de exploitatie van groeven, alsmede afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf, worden niet onderworpen aan de artikelen 7 en 8, artikel 11, leden 1 en 3, artikel 12, artikel 13, lid 6, en de artikelen 14 en 16, tenzij deze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A.
De bevoegde autoriteit kan de voorschriften, voor het storten van niet-gevaarlijk afval uit de prospectie van mineralen, uitgezonderd aardolie en andere evaporieten dan gips en anhydriet, alsmede voor het storten van niet-verontreinigde grond en afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf, versoepelen of daarvan ontheffing verlenen, voorzover zij zich ervan heeft vergewist dat wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 4.
De lidstaten kunnen de voorschriften van artikel 11, lid 3, artikel 12, leden 5 en 6, artikel 13, lid 6, en de artikelen 14 en 16 versoepelen of daarvan ontheffing verlenen voor niet-gevaarlijk niet-inert afval, tenzij dit wordt gestort in een afvalvoorziening van categorie A.
4.
Onverminderd andere communautaire wetgeving is afval dat binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt niet onderworpen aan Richtlijn 1999/31/EG.