Rb. Rotterdam, 17-11-2005, nr. 10/610019-05
ECLI:NL:RBROT:2005:AU6716
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
17-11-2005
- Zaaknummer
10/610019-05
- LJN
AU6716
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2005:AU6716, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 17‑11‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 17‑11‑2005
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft als 17-jarige seksuele handelingen verricht met twee meisjes tussen de twaalf en zestien jaar. Het geheel van gedragingen van zowel verdachte als de twee meisjes heeft plaatsgevonden in het kader van een seksueel getinte stoeipartij. Mede door seksuele ontwikkeling van verdachte is het leeftijdverschil tussen verdachte en aangeefster aanzienlijk teruggebracht. Het ontuchtige karakter ten aanzien van het ten laste gelegde ontuchtige handelingen ontbreekt Vrijspraak.
Partij(en)
Parketnummer van de berechte zaak: 10/610019-05
Datum uitspraak: 17 november 2005
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen:
[verdachte],
geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2005.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder parketnummer 10/610019-05, zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Van deze dagvaarding en vordering zijn kopieën in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd A1 tot en met A4).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Sleeswijk Visser heeft gerekwireerd - zakelijk weergegeven - de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en de veroordeling van de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van 95 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht jeugdreclasseringscontact en voortzetting van de behandeling bij De Waag.
NIET BEWEZEN
De artikelen 245 en 246 van het wetboek van Strafrecht stelt handelingen van seksuele aard strafbaar die in strijdt zijn met de sociaal-ethische norm. Uit de wetsgeschiedenis en rechtspraak volgt dat een seksueel getint stoeipartijtje tussen jeugdigen, alsmede vrijwillig seksueel contact tussen jeugdigen die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De seksuele handelingen die verdachte met zijn zusje en een vriendinnetje van zijn zusje heeft verricht dienen binnen dit kader te worden beoordeeld.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat de seksuele handelingen -op de momenten dat deze handelingen plaatsvonden- tegen de zin van de meisjes zijn verricht of dat zij een zodanig ondergeschikte positie hadden ten opzichte van verdachte dat zij zich daaraan niet konden onttrekken. De aangifte van het vriendinnetje van het zusje van verdachte bevat weliswaar enige elementen van onvrijwilligheid, doch deze elementen zijn, rekening houdend met de persoon en achtergrond van aangeefster onvoldoende overtuigend.
Uit het psychologisch rapport d.d. 26 april 2005 van drs. E. Koster, psycholoog, blijkt dat verdachtes psychoseksuele ontwikkeling zich nog nauwelijks heeft ontwikkeld en daarbij ook nog sprake is een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een zorgelijke sociaal-emotionele ontwikkeling.
De ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde feit 17-jarige verdachte wordt door de deskundige nog onvoldoende in staat geacht op seksueel gebied met leeftijdgenoten om te gaan, terwijl zijn ideeën over meisjes en relaties nog als kinderlijk imponeren.
De rechtbank is op grond van deze bevindingen met de gedragsdeskundige van oordeel dat verdachte in zijn seksuele ontwikkeling als jonger dan "gemiddelde" leeftijdsgenoten moet worden beschouwd en dat daarmee het leeftijdsverschil in dat opzicht tussen verdachte en de aangeefster, destijds (ruim)13 en 14 jaar oud, gedurende de ten laste gelegde periode aanzienlijk wordt teruggebracht.
Het geheel van de gedragingen van zowel verdachte als de twee meisjes ademt de sfeer van (in de ogen van volwassenen enigszins uit de hand gelopen) seksueel experimenteergedrag. Veelzeggend is het feit dat de seksuele handelingen voornamelijk plaatsvonden in het kader van het spelletje doen durven de waarheid, hetgeen in grote mate gelijkenis toont met een seksueel getinte stoeipartij tussen jeugdigen.
Gelet op het voorgaande ontbreekt het ontuchtige karakter ten aanzien van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen zodat verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank:
- -
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- -
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Bogaards, voorzitter,
en mrs. Van de Water en Uit Beijerse, rechters,
in tegenwoordigheid van Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2005.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.