ABRvS, 05-10-2009, nr. 200905952/1/V3
ECLI:NL:RVS:2009:BJ9931
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
05-10-2009
- Zaaknummer
200905952/1/V3
- LJN
BJ9931
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2009:BJ9931, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑10‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JV 2009/440
Uitspraak 05‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Indiening stukken / vreemdelingenbewaring / claimakkoord is een op de zaak betrekking hebbend stuk De vreemdeling is op 14 juli 2009 op grond van artikel 59, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 in bewaring gesteld, omdat de Slowaakse autoriteiten reeds op 1 april 2009 ten behoeve van de vreemdeling een claim akkoord hebben afgegeven. Aldus is het claim akkoord van de Slowaakse autoriteiten van 1 april 2009, een op de zaak betrekking hebbend stuk, als bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Awb, dat de staatssecretaris had behoren over te leggen. Mede aan de hand daarvan diende te rechtbank te beoordelen of de vreemdeling terecht op grond van het tweede lid van artikel 59 van de Vw 2000 in bewaring kon worden gesteld. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de vreemdeling reeds in beroep heeft geklaagd over het niet overleggen van het claim akkoord, had de rechtbank de staatssecretaris behoren te gelasten dat alsnog over te leggen en had zij het ter kennis van de vreemdeling moeten brengen.
Partij(en)
200905952/1/V3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2009
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 30 juli 2009 in zaak nr. 09/25532 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2009 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 30 juli 2009, verzonden op 4 augustus 2009, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 11 augustus 2009, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht.
De staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 31 augustus 2009 heeft de Afdeling de staatssecretaris om een nadere toelichting gevraagd. De staatssecretaris heeft bij faxbericht van 8 september 2009 een nader stuk ingediend. Bij brief van 24 september 2009 heeft de vreemdeling een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, wordt het belang van de openbare orde geacht de bewaring van de vreemdeling te vorderen, indien de voor de terugkeer van de vreemdeling noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn.
Ingevolge artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover thans van belang, zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank.
Ingevolge artikel 8:45, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, kan de rechtbank een partij verzoeken onder haar berustende stukken in te zenden.
2.2.
In de eerste grief betoogt de vreemdeling dat de rechtbank, door te overwegen dat de staatssecretaris ter zitting heeft verklaard dat op 1 april 2009 ten behoeve van de vreemdeling een claim akkoord is afgegeven door de Slowaakse autoriteiten en zij geen aanleiding ziet om aan deze verklaring te twijfelen en de staatssecretaris op te dragen bewijs hiervan over te leggen, heeft miskend dat het claim akkoord een essentieel onderdeel is van het procesdossier, waarover hij en zijn gemachtigde in het belang van een goede procesvoering hadden moeten kunnen beschikken. Door de overlegging daarvan niet te gelasten, heeft de rechtbank de beginselen van fair play en de goede procesorde geschonden, aldus de vreemdeling.
2.3.
De vreemdeling is op 14 juli 2009 op grond van artikel 59, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 in bewaring gesteld, omdat de Slowaakse autoriteiten reeds op 1 april 2009 ten behoeve van de vreemdeling een claim akkoord hebben afgegeven. Aldus is het claim akkoord van de Slowaakse autoriteiten van 1 april 2009, een op de zaak betrekking hebbend stuk, als bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Awb, dat de staatssecretaris had behoren over te leggen. Mede aan de hand daarvan diende te rechtbank te beoordelen of de vreemdeling terecht op grond van het tweede lid van artikel 59 van de Vw 2000 in bewaring kon worden gesteld. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de vreemdeling reeds in beroep heeft geklaagd over het niet overleggen van het claim akkoord, had de rechtbank de staatssecretaris behoren te gelasten dat alsnog over te leggen en had zij het ter kennis van de vreemdeling moeten brengen.
2.4.
De klacht is derhalve terecht voorgedragen maar leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu de door de staatssecretaris ter zitting bij de rechtbank gegeven informatie over het voorhanden zijn van de voor de terugkeer noodzakelijke bescheiden wordt bevestigd door het claim akkoord van 1 april 2009, dat de staatssecretaris desgevraagd bij faxbericht van 8 september 2009 heeft overgelegd. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt mocht stellen dat de voor terugkeer noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn. De vreemdeling mocht dus krachtens artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000 in bewaring worden gesteld, als bij besluit van 14 juli 2009 is gebeurd.
2.5.
Grief 2 mist zelfstandige betekenis.
2.6.
Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.7.
Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen.
2.8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
bevestigt de aangevallen uitspraak;
- II.
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Roosmalen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2009
53.
Verzonden: 5 oktober 2009
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak