Einde inhoudsopgave
Algemene landsverordening belastingen [Aruba]
Artikel 66 [Samenloop boeteoplegging en strafvervolging]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2004
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel, zoals deze luidde op 01-03-2004 is overgenomen uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
28-02-2004, Afkondigingsblad van Aruba 2004, 10 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-01-2004, Afkondigingsblad van Aruba 2004, 12 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Aruba
1.
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt, indien ter zake van het feit op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen op grond van artikel 75 van deze landsverordening of artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2.
De Inspecteur legt een in deze afdeling bedoelde vergrijpboete niet op, voor zover het niet aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige is te wijten dat te weinig belasting is geheven.
3.
Ingeval na het opleggen van een vergrijpboete blijkt dat de grondslag daarvoor ontbreekt, maar wel een grondslag aanwezig is voor een verzuimboete, kan deze lagere boete daarvoor in de plaats worden gesteld. De reeds opgelegde boete wordt dan verminderd tot het bedrag van de verzuimboete.
4.
Indien de grondslag voor een boete wordt verminderd, vermindert de Inspecteur de boete ambtshalve dienovereenkomstig.
5.
Van een vermindering als bedoeld in het derde en vierde lid, stelt de Inspecteur de belastingplichtige of inhoudingsplichtige schriftelijk in kennis.