Rb. Den Haag, 13-02-2017, nr. C/09/526300 / FA RK 17-780
ECLI:NL:RBDHA:2017:1732
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13-02-2017
- Zaaknummer
C/09/526300 / FA RK 17-780
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:1732, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑02‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JGz 2017/6 met annotatie van Redactie
GZR-Updates.nl 2017-0100
Uitspraak 13‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Voorlopige machtiging
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 17-780
Zaaknummer: C/09/526300
Datum beschikking: 13 februari 2017P- nummer: [nummer]
Voorlopige machtiging
Beschikking op het op 31 januari 2017 ingekomen verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, met betrekking tot:
[de betrokkene] ,
de betrokkene,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] (woonlocatie Stichting Philadelphia),
verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis GGZ Rivierduinen te Leidschendam,
advocaat: mr. M.F. Laning te Voorschoten.
Procedure
Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
- -
de op 30 januari 2017 ondertekende en met redenen omklede verklaring van [naam] als geneesheer-directeur van Stichting Philadelphia, tevens BOPZ-arts;
- -
alsmede een afschrift van het behandelingsplan en een afschrift van de aantekeningen omtrent de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene en de op haar toegepaste behandeling en de effecten ervan.
De rechtbank heeft de betrokkene op 10 februari 2017 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan door haar advocaat.
Verder zijn ter terechtzitting verschenen:
- de behandelend arts van GGZ Rivierduinen, [naam] ,
- een psychiatrisch verpleegkundige van GGZ Rivierduinen,
- namens de Stichting MEE, mevrouw [naam] ,
- de vader, tevens mentor van de betrokkene,
- de Bopz-arts van de Stichting Philadelphia, [naam] ,
- de locatiemanager van de Stichting Philadelphia, [naam] .
Feiten
- Betrokkene verblijft in het psychiatrisch ziekenhuis voornoemd krachtens een met rechterlijke machtiging d.d. 10 januari 2017 voortgezette inbewaringstelling.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf van de betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis GGZ Rivierduinen te Leidschendam.
De betrokkene voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Beoordeling
Op het verzoek is van toepassing artikel 31 van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz).
De rechtbank stelt voorop dat de verzochte machtiging slechts kan worden verleend indien een stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
De advocaat heeft namens de betrokkene aangevoerd dat (samengevat) de gronden voor een voorlopige machtiging niet meer aanwezig zijn, nu de arts heeft gesteld dat de betrokkene volgens GGZ Rivierduinen geen gevaar meer veroorzaakt. Betrokkene wil terug naar haar eigen huis in de begeleide woonvorm van Stichting Philadelphia in Leidschendam en wil absoluut niet worden overgeplaatst naar een begeleide woonvorm van Klinisch Centrum Kristal in Nootdorp. Namens de betrokkene bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek.
De behandelend arts heeft namens GGZ Rivierduinen Leidschendam ter zitting verklaard dat de betrokkene het na een moeilijk begin en na de aanpassing van haar medicatie nu op de afdeling relatief goed doet. Soms krijgt betrokkene vanwege een woordenwisseling nog een time-out op haar kamer en dat werkt prima. De impulsdoorbraak die in januari 2017 nog aanwezig was is inmiddels onder controle. Betrokkene gaat elk weekeinde met verlof naar haar vader. Volgens GGZ Rivierduinen te Leidschendam is een gedwongen opname daarom niet meer nodig en kan de betrokkene met de juiste medicatie en aanpak terug naar huis, dat is haar begeleide woonvorm van de Stichting Philadelphia te Leidschendam. Het probleem is nu dat die begeleide woonvorm de betrokkene niet meer terug wil nemen. Het is nu dus een zorgprobleem en geen psychiatrisch probleem meer volgens GGZ Rivierduinen.
De BOPZ-arts en de locatiemanager van de Stichting Philadelphia hebben ter zitting benadrukt dat de betrokkene (samengevat) al veel langer niet meer te handhaven was op de begeleide woonlocatie Julianahof te Leidschendam, dat zij daar nu niet meer kan terugkeren wegens het gevaar van nieuwe agressieve incidenten en omdat haar daar niet de specifieke zorg kan worden geboden die zij nodig heeft, en dat de betrokkene volgens het advies van het landelijk expertisecentrum CCE vermoedelijk veel beter op haar plaats zou zijn bij een begeleide woonvorm van Klinisch Centrum Kristal in Nootdorp.
Naar het oordeel van de rechtbank is ter zitting van 10 februari 2017 op grond van de hiervoor samengevat vermelde verklaringen van de behandelend arts van GGZ Rivierduinen Leidschendam voldoende gebleken dat de impulsdoorbraak bij betrokkene met de daaraan verbonden gevaren, waarvoor op 4 januari 2017 een inbewaringstelling werd gelast, inmiddels met de juiste medicatie en aanpak voldoende onder controle is en dat betrokkene dus niet langer gedwongen opgenomen hoeft te zijn bij GGZ Rivierduinen Leidschendam. Betrokkene zou aldus naar huis moeten kunnen terugkeren, dat is in dit geval de begeleide woonvorm Julianahof te Leidschendam van de Stichting Philadelphia. Vooral om die inhoudelijke hoofdreden zal de rechtbank de door de officier van justitie verzochte voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf van betrokkene in (specifiek) het psychiatrisch ziekenhuis GGZ Rivierduinen te Leidschendam dus moeten afwijzen.
Daarnaast is meer formeel gezien een voorlopige rechterlijke machtiging zoals door de officier van justitie verzocht door de wetgever niet bedoeld om een eventuele overplaatsing van de betrokkene van haar huidige begeleide woonvorm in Leidschendam van de Stichting Philadelphia naar een begeleide woonvorm van Klinisch Centrum Kristal in Nootdorp mogelijk te maken. Dat is echter wel wat de Stichting Philadelphia praktisch gezien vooral beoogt met de - naar de rechtbank begrijpt - door de Stichting Philadelphia en niet door GGZ Rivierduinen geïnitieerde geneeskundige verklaringen van 27 en 30 januari 2017.
Tenslotte kleeft aan de geneeskundige verklaring van 30 januari 2017 naar het oordeel van de rechtbank het formele gebrek dat de BOPZ- arts [naam] , die de geneeskundige verklaring als geneesheer-directeur van de Stichting Philadelphia op 30 januari 2017 heeft ondertekend, naar de rechtbank begrijpt géén geneesheer-directeur is van GGZ Rivierduinen te Leidschendam. Dat is echter wel waar de betrokkene ter zitting van 10 februari 2017 nog gedwongen verbleef en waar betrokkene volgens het specifieke verzoek van de officier van justitie de komende maanden ook nog steeds gedwongen zou moeten verblijven. Dat is in strijd met tekst en strekking van artikel 16 Wet Bopz.
Om de bovenstaande redenen, in onderling verband en samenhang bezien, zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek tot verlening van een voorlopige machtiging om het verblijf van betrokkene in GGZ Rivierduinen te Leidschendam te doen voortduren.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Wien, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2017. | ||