Aanbeveling 2003/361/EG betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2003
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
06-05-2003, PbEU 2003, L 124 (uitgifte: 20-05-2003, regelingnummer: 2003/361/EG)
- Inwerkingtreding
20-05-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-05-2003, PbEU 2003, L 124 (uitgifte: 20-05-2003, regelingnummer: 2003/361/EG)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
(Voor de EER relevante tekst)
Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In een verslag dat zij in 1992 op verzoek van de Raad Industrie van 28 mei 1990 aan de Raad heeft overgelegd, stelde de Commissie voor de snelle toename van het aantal in de Gemeenschap gehanteerde definities van kleine en middelgrote ondernemingen te beperken. Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (1) berustte op de gedachte dat het bestaan van uiteenlopende definities op zowel gemeenschappelijk als nationaal niveau tot incoherentie kon leiden. In de context van een interne markt zonder binnengrenzen ging men er reeds van uit dat de behandeling van de ondernemingen op een sokkel van gemeenschappelijke regels moet zijn gebaseerd. De voortzetting van een dergelijke aanpak is des te noodzakelijker, omdat er tal van wisselwerkingen tussen de nationale en de communautaire steunmaatregelen ten behoeve van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO's) bestaan, bijvoorbeeld wat structuurfondsen en onderzoek betreft, en situaties moeten worden vermeden waarin de Gemeenschap haar acties op de ene categorie van KMO's toespitst en de lidstaten op een andere categorie ervan. Bovendien was men van oordeel dat de inachtneming van eenzelfde definitie door de Commissie, de lidstaten, de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) de samenhang en de doeltreffendheid van het op KMO's gerichte beleid zou versterken en zo de risico's van mededingingsvervalsing zou beperken.
- (2)
Aanbeveling 96/280/EG is op ruime schaal door de lidstaten toegepast en de definitie in de bijlage is met name overgenomen in Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (2). Behalve de noodzakelijke aanpassing aan de economische ontwikkelingen, zoals bepaald in artikel 2 van de bijlage bij de genoemde aanbeveling, dient rekening te worden gehouden met een aantal interpretatieproblemen die zich bij de toepassing ervan hebben voorgedaan, alsmede met de opmerkingen van ondernemingen. Gezien het aantal wijzigingen dat in Aanbeveling 96/280/EG moet worden aangebracht en ter wille van de duidelijkheid dient genoemde aanbeveling te worden vervangen.
- (3)
Er zij ook op gewezen dat, overeenkomstig de artikelen 48, 81 en 82 van het Verdrag, zoals deze door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden uitgelegd, iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm, als onderneming moet worden beschouwd. Hieronder zijn met name begrepen eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die geregeld een economische activiteit uitoefenen.
- (4)
Het criterium van het aantal werkzame personen blijft zeker een van de belangrijkste en moet als hoofdcriterium worden beschouwd, maar de hantering van een financieel criterium vormt een noodzakelijke aanvulling om het werkelijke belang van een onderneming, haar prestaties en haar positie ten opzichte van haar concurrenten te kunnen afmeten. Het zou echter evenmin wenselijk zijn de omzet als het enige financiële criterium te hanteren, met name omdat ondernemingen uit de handels- en distributiesector vanwege hun aard een hogere omzet hebben dan die uit de be- en verwerkende nijverheid. Het omzetcriterium moet derhalve worden gecombineerd met dat van het balanstotaal, dat de totale waarde van een onderneming aangeeft, waarbij een van beide criteria mag worden overschreden.
- (5)
De omzetdrempels betreffen ondernemingen met zeer uiteenlopende economische activiteiten. Om het nut van de definitie niet onnodig te beperken, moet bij een aanpassing rekening worden gehouden met de prijs- en de productiviteitsontwikkeling.
- (6)
Omdat er ten aanzien van de drempels voor het balanstotaal geen nieuwe elementen naar voren zijn gekomen, is het redelijk de aanpak niet te veranderen en dus op de omzetdrempels een coëfficiënt toe te passen, die gebaseerd is op de huidige statistische verhouding tussen deze twee variabelen. De vastgestelde statistische ontwikkeling geeft aanleiding tot een sterkere stijging van de omzetdrempel. Omdat deze ontwikkeling volgens de grootte van ondernemingen gedifferentieerd is, dient om de economische ontwikkeling zo getrouw mogelijk te vertalen en kleine en micro-ondernemingen niet ten opzichte van middelgrote ondernemingen te benadelen, deze coëfficiënt te worden aangepast. Deze coëfficiënt ligt voor kleine en micro-ondernemingen zeer dicht bij 1. Daarom moet eenvoudigheidshalve voor de drempels voor de omzet en het balanstotaal van deze categorieën dezelfde waarde worden gehanteerd.
- (7)
Zoals in Aanbeveling 96/280/EG zijn de drempels betreffende de financiën en het aantal werkzame personen maxima. De lidstaten, de EIB en het EIF kunnen echter lagere drempels vaststellen om acties op een bepaalde categorie KMO's toe te spitsen. Terwille van de administratieve vereenvoudiging is het hun voor de tenuitvoerlegging van sommige beleidsmaatregelen eveneens toegestaan slechts één criterium te gebruiken, namelijk dat van het aantal werkzame personen, met uitzondering van terreinen waarop uiteenlopende mededingingsregels gelden, die ook verlangen dat financiële criteria in acht worden genomen.
- (8)
Ingevolge de goedkeuring van het Europees Handvest voor kleine bedrijven door de Europese Raad van Santa Maria da Feira in juni 2000 moeten bovendien micro-ondernemingen, een bijzonder belangrijke categorie kleine ondernemingen voor de ontwikkeling van het ondernemerschap en het scheppen van arbeidsplaatsen, beter worden gedefinieerd.
- (9)
Om de definitie beter op de economische realiteit van de KMO's af te stemmen en om groepen ondernemingen waarvan de economische macht die van een KMO overschrijdt, van deze definitie uit te sluiten, dient te worden onderscheiden tussen de verschillende soorten ondernemingen naargelang zij zelfstandig zijn, deelnemingen hebben die geen zeggenschapspositie impliceren (partnerondernemingen), of met andere ondernemingen zijn verbonden. De in Aanbeveling 96/280/EG aangegeven deelnemingsdrempel van 25 %, waaronder een onderneming als zelfstandig wordt beschouwd, wordt gehandhaafd.
- (10)
Om de oprichting van ondernemingen, de financiering van KMO's met eigen middelen en de plattelands- en lokale ontwikkeling aan te moedigen, mogen ondernemingen als zelfstandig worden beschouwd ondanks een deelneming van 25 % of meer door bepaalde groepen investeerders, die voor deze financieringen en oprichtingen een positieve rol spelen. Evenwel moet worden gepreciseerd welke voorwaarden voor deze investeerders gelden. Het geval van natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen, (‘business angels’) wordt in het bijzonder vermeld omdat, in vergelijking tot andere beleggers van risicokapitaal, hun vermogen nieuwe ondernemers op relevante wijze te adviseren een waardevolle bijdrage levert. Hun investering met eigen kapitaal vormt ook een aanvulling op de activiteit van de risicokapitaalmaatschappijen, doordat kleinere bedragen in vroege levensstadia van de onderneming worden verstrekt.
- (11)
Ter vereenvoudiging van de situatie voor met name de lidstaten en de ondernemingen is het wenselijk voor de definitie van verbonden ondernemingen de voorwaarden te hanteren, mits deze aan de inhoud van de onderhavige aanbeveling zijn aangepast, die zijn vastgesteld in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Ter versterking van stimuleringsmaatregelen voor het investeren van eigen middelen in KMO's, wordt de afwezigheid van een overheersende invloed op de betrokken onderneming verondersteld, waarbij de criteria worden gehanteerd van artikel 5, lid 3, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG.
- (12)
Om de voordelen van regelingen en maatregelen ten behoeve van KMO's voor te behouden aan ondernemingen die deze echt nodig hebben, is het ook wenselijk, indien van toepassing, rekening te houden met de via natuurlijke personen tussen de ondernemingen bestaande banden. Om het onderzoek naar dergelijke situaties tot het strikt noodzakelijke te beperken, dienen deze banden alleen in aanmerking te worden genomen wanneer ondernemingen activiteiten op dezelfde relevante markt, of op verwante markten uitoefenen, door zo nodig te verwijzen naar de bepaling van de relevante markt in de mededeling van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (6).
- (13)
Ter vermijding van willekeurige onderscheidingen tussen de verschillende overheidsinstanties binnen een lidstaat en in het belang van de rechtszekerheid, blijkt het noodzakelijk te verklaren dat een onderneming waarbij 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten onder zeggenschap staat van een overheidsinstantie of een openbaar lichaam, geen KMO is.
- (14)
Om de administratieve lasten voor de ondernemingen te verlichten en de afhandeling van dossiers waarvoor de hoedanigheid van KMO vereist is, te vergemakkelijken en te bespoedigen, is het wenselijk in de mogelijkheid te voorzien van verklaringen op erewoord inzake bepaalde kenmerken van de betrokken onderneming.
- (15)
Het verdient aanbeveling de samenstelling te preciseren van het aantal werkzame personen dat voor de definitie van KMO's relevant is. Om de ontwikkeling van de beroepsopleiding en alternerende opleidingen te stimuleren, is het wenselijk leerlingen en studenten met een beroepsopleidingscontract voor de berekening van het aantal werkzame personen niet mee te tellen. Zwangerschaps- en ouderschapsverlof moeten evenmin worden meegerekend.
- (16)
De verschillende soorten ondernemingen, gedefinieerd volgens hun banden met andere ondernemingen, beantwoorden aan objectief verschillende integratieniveaus. Het is daarom passend voor elk van deze soorten ondernemingen verschillende criteria toe te passen ter berekening van de grootheden die hun activiteit en hun economische macht aangeven,
BEVEELT AAN: