Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.5.9 (bevel tot inbeslagneming)
Geldend
Geldend vanaf 19-12-2020
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 291 (uitgifte: 27-07-2020, kamerstukken: 35402)
- Inwerkingtreding
19-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2020, Stb. 2020, 411 (uitgifte: 30-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Deze afdeling is van toepassing op een bevel als bedoeld in het tweede lid aan een autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie die niet is gebonden door Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1).
2.
De officier van justitie kan een bevel uitvaardigen strekkende tot inbeslagneming als bedoeld in artikel 94, eerste of tweede lid, of artikel 94a, tweede lid, van voorwerpen welke zich bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie, en dit bevel zenden aan de autoriteiten van die andere lidstaat met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging ervan in die lidstaat.
3.
Het tweede lid is tevens van toepassing op een bevel tot inbeslagneming van voorwerpen als bedoeld in artikel 94a, vierde en vijfde lid, voor zover het bevel ziet op voorwerpen die toebehoren aan een ander dan degene aan wie, in het in artikel 94a, tweede lid, bedoelde geval, het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen.