ABRvS, 27-07-2011, nr. 201011589/1/H2
ECLI:NL:RVS:2011:BR3264
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27-07-2011
- Zaaknummer
201011589/1/H2
- LJN
BR3264
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BR3264, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑07‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 22 september 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en voor dat jaar een voorschot toegekend van € 8.173,00.
Partij(en)
201011589/1/H2.
Datum uitspraak: 27 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 november 2010 in zaak nr. 10/1856 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en voor dat jaar een voorschot toegekend van € 8.173,00.
Bij besluit van 23 april 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 november 2010, verzonden op 26 november 2010, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 april 2010 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met zaken nrs. 201100716/1/H2, 201100791/1/H2, 201100797/1/H2, 201100803/1/H2 en 201104025/1/H2, ter zitting behandeld op 18 mei 2011, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schutz, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, zijn verschenen.
Na de zitting zijn de zaken van elkaar gesplitst.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko) zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, bevat de administratie van een kindercentrum afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2.2.
De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, zelf in de zaak voorziend overwogen dat gelet op artikel 52 van de Wko recht op kinderopvangtoeslag bestaat vanaf de datum waarop [appellante] een schriftelijke overeenkomst heeft gesloten met het gastouderbureau. In dit geval is dat 14 april 2008, zodat de Belastingdienst/Toeslagen naar het oordeel van de rechtbank terecht, zij het op andere gronden, per 1 april 2008 een voorschot kinderopvangtoeslag heeft toegekend. De rechtbank heeft gelet daarop aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het in beroep bestreden besluit in stand te laten.
2.3.
[appellante] betoogt dat de rechtbank, door op voormelde wijze zelf in de zaak te voorzien, er aan voorbij is gegaan dat zij al op 24 december 2007 met het gastouderbureau een voorovereenkomst heeft gesloten. Volgens haar bestaat gelet daarop vanaf 1 januari 2008 recht op kinderopvangtoeslag.
2.4.
Uit artikel 52 van de Wko, gelezen in samenhang met artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, volgt dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 52 van de Wko, in elk geval de gegevens, genoemd in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling moet bevatten. De door [appellante] overgelegde voorovereenkomst van 24 december 2007 vermeldt, naar de Belastingdienst/Toeslagen ter zitting terecht heeft opgemerkt, niet de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren gastouderopvang per jaar per kind en de duur van de overeenkomst. Gelet daarop is geen sprake van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko die de basis vormt voor de kinderopvang en bestond derhalve reeds daarom niet vanaf 1 januari 2008 recht op een voorschot kinderopvangtoeslag. Dat, naar [appellante] ter zitting uiteengezet heeft, vanaf 1 januari 2008 feitelijk kinderopvang plaatsgevonden heeft, is gelet op artikel 52 van de Wko niet relevant en maakt het vorenstaande derhalve niet anders. Het betoog faalt.
2.5.
Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
- 502.