Besluit elektronisch procederen
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
15-10-2020, Stb. 2020, 410 (uitgifte: 30-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2020, Stb. 2020, 410 (uitgifte: 30-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
Tenzij de wet anders bepaalt, ondertekent degene die op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of de Algemene wet bestuursrecht een stuk dient te ondertekenen, het stuk voorafgaand aan de indiening, verzending of plaatsing in het aangewezen systeem. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een gewone elektronische handtekening, tenzij bij procesreglement een gekwalificeerde of geavanceerde elektronische handtekening is voorgeschreven. Artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
2.
In afwijking van het eerste lid, geldt een stuk dat langs elektronische weg is ingediend in een daartoe aangewezen digitaal systeem voor gegevensverwerking door een op persoonsniveau geauthenticeerde procespartij, procesvertegenwoordiger of bij de procedure betrokken derde, als ondertekend door die persoon. Dit is niet van toepassing op de ondertekening van akten als bedoeld in artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van documenten in een arbitrageprocedure ingevolge het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.