Einde inhoudsopgave
Remigratiebesluit
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
18-10-2018, Stb. 2018, 404 (uitgifte: 13-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2018, Stb. 2018, 425 (uitgifte: 22-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de artikelen VII, onderdeel D en XXXV van de Verzamelwet SZW 2019 (17-10-2018, Stb. 424).
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Het recht op de remigratievoorzieningen gaat in op de eerste dag na die van vertrek van de remigrant naar het bestemmingsland.
2.
Het recht op de remigratievoorzieningen, bedoeld in het eerste lid, gaat in ieder geval niet eerder in dan op de eerste dag van de maand na die waarop het besluit op de aanvraag is genomen.
3.
De Sociale verzekeringsbank kan het tweede lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de remigrant, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.
Indien de remigrant een aanvraag tot remigratievoorzieningen indient nadat hij uit Nederland is vertrokken, gaat het recht op de remigratievoorzieningen, bedoeld in de artikelen 4, derde lid, en 11, eerste lid, van de wet, in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag daarvoor is ingediend.
5.
Het recht op de remigratievoorzieningen van de remigrant en zijn partner, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, gaat in op de eerste dag van de maand waarin zij zijn opgehouden met elkaar een gezamenlijke huishouding te voeren of, indien zij zijn gehuwd of geregistreerd partners zijn, duurzaam gescheiden zijn gaan leven.
6.
Het recht op de remigratievoorzieningen van de remigrant of zijn partner, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, gaat in op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de maand waarin de remigrant of zijn partner is overleden.
7.
Het recht op de remigratievoorzieningen van de minderjarige kinderen, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet, gaat in op de eerste dag van de tweede maand, volgende op de maand waarin de remigrant en zijn partner niet meer in leven zijn.