Einde inhoudsopgave
Wet op de kansspelbelasting
Artikel 3 [Voorwerp van de belasting]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2021
- Bronpublicatie:
20-02-2019, Stb. 2019, 127 (uitgifte: 27-03-2019, kamerstukken: 33996)
19-12-2018, Stb. 2018, 509 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35031)
- Inwerkingtreding
01-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2021, Stb. 2021, 224 (uitgifte: 11-05-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
26-04-2021, Stb. 2021, 224 (uitgifte: 11-05-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Kansspelbelasting (V)
1.
De belasting wordt geheven:
- a.
in de gevallen waarin artikel 1, onderdeel a, b, c, d, e of f, van toepassing is, naar het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen en naar hetgeen in een tijdvak anders dan als inzet ontvangen is voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan kansspelen;
- b.
in de gevallen waarin artikel 1, onderdeel g of h, van toepassing is, naar de prijzen;
- c.
in de gevallen waarin artikel 1, onderdeel i, van toepassing is, naar het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten.
2.
Onder prijzen worden verstaan alle goederen waaraan in het economische verkeer waarde kan worden toegekend, welke aan de deelnemers van de kansspelen uit hoofde van hun deelneming toevallen.
3.
Voor zover de prijzen niet in geld bestaan, worden zij in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.