Zie het tapgesprek tussen verdachte en [naam 4] van 12 januari 2009, ZD Goud, p. 40 316: “[dat medeverdachte [medeverdachte 1]] vier partners heeft, twee in Venezuela, een in Isla Margerita en een Duitser […] en [dat medeverdachte [medeverdachte 1]] met zijn leven speelt, want hij gaat met criminelen om. Als er iets fout gaat is het voor [bedrijfsnaam 8]Aruba, alles wat daarvoor gebeurt kost [naam 5] zijn leven.”
GHvJ, 20-02-2020, nr. 500.01036/09 H177/2014
ECLI:NL:OGHACMB:2020:44
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
20-02-2020
- Zaaknummer
500.01036/09 H177/2014
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2020:44, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 20‑02‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 20‑02‑2020
Inhoudsindicatie
witwassen goud, terugwijzing HR
Partij(en)
Zaaknummer: H 177/2014
Parketnummer: 500.01036/09
Uitspraak: 20 februari 2020 Tegenspraak
Vonnis
gewezen, na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 13 maart 2018, op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht), van 6 juni 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ([land]),
wonende op [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13 en 14 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 9a en 15 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft in hoger beroep bij vonnis van 31 maart 2016 het vonnis vernietigd voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en, opnieuw recht doende, de verdachte ter zake van het onder 9a en 15 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 13 maart 2018 (S 16/02246 A) het bestreden vonnis van het Hof vernietigd en de zaak naar het Hof teruggewezen teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betreft de beslissing ten aanzien van het onder 9a, 9b en 15 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. D.G. Kock, advocaat te Aruba, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep – voor zover aan de orde – zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 9a en 15 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover thans nog aan de orde, kan niet in stand blijven, reeds omdat de bewijsmiddelen geen onderdeel uitmaakten van het gewezen vonnis.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijzigingen, en voor zover in hoger beroep aan de orde, ten laste gelegd:
9a.dat hij in de periode van 31 oktober 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, in elk geval op Curaçao en/of Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van één of meer voorwerpen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (onder meer):
één of meer baren en/of broodjes, althans één of meer hoeveelhe(i)d(en) goud (tot een totaal) van circa 1.258 kilogram verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
één of meer geldbedragen (tot een totaal) van $ 37.801.076 (Amerikaanse dollar), althans (tot een totaal) van $ 24.336.053 (Amerikaanse dollar) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
één of meer geldbedragen van (telkens) $ 600,= verworven en/of voorhanden gehad en/of
een vliegtuig, merk Cessna 335 met staartnummer [STAARTNUMMER] verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of begre(e)p(en) dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is/zijn en/of was/waren uit enig misdrijf.
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot enige veroordeling zou kunnen of mogen leiden:
9b.dat hij (op één of meer ogenblikken) in de periode van 31 oktober 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, in elk geval op Curaçao en/of Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van één of meer voorwerpen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (onder meer):
één of meer baren en/of broodjes, althans één of meer hoeveelhe(i)d (en) goud (tot een totaal) van circa 1.258 kilogram verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
één of meer geldbedragen (tot een totaal) van $ 37.801.076 (Amerikaanse dollar), althans (tot een totaal) van $ 24.336.053 (Amerikaanse dollar) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
één of meer geldbedragen van (telkens) $ 600,= verworven en/of voorhanden gehad en/of
een vliegtuig, merk Cessna 335 met staartnummer [STAARTNUMMER] verworven en/of voorhanden gehad,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijze moest vermoeden dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is/zijn en/of was/waren uit enig misdrijf.
15.dat hij in de periode van 01 januari 2003 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, in elk geval op Curaçao en/of Bonaire,
heeft deelgenomen aan één of meer vereniging(en) en/of één of meer organisatie(s) (bestaande uit (onder meer) [naam 1] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] één of meer andere natuurlijke personen en/of [bedrijfsnaam 1] en/of Bonaire [bedrijfsnaam 2] N.V. (i.o.) en/of [bedrijfsnaam 3] Bonaire N.V. en/of [bedrijfsnaam 4] (Limited) en/of [bedrijfsnaam 5] S.A. en/of [bedrijfsnaam 6] LTD (Limited) en/of [bedrijfsnaam 7] N.V. en/of één of meer (al dan niet in het buitenland gevestigde) rechtspersonen),
welke vereniging(en) en/of welke organisatie(s) tot oogmerk heeft/hebben het plegen van één of meer misdrijven (waaronder:
het opzettelijk handelen in strijd met één of meer verbodsbepalingen van de Opiumlandsverordening 1960 en/of;
het gewoontewitwassen en/of opzetwitwassen en/of schuldwitwassen van één of meer geldbedragen en/of geldswaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen en/of;
het gewoontewitwassen en/of opzetwitwassen en/of schuldwitwassen van één of meer voorwerpen en/of;
het plegen van valsheid in geschrift, en/of;
het gebruik maken van een vals en/of vervalst geschrift en/of;
het plegen van één of meer (andere) misdrijven), .
welke deelneming (telkens) bestond uit:
het deelnemen aan één of meer van bovengenoemde misdrijven en/of;
het (per telefoon en/of per e-mail en/of anderszins) onderhouden van contacten met één of meer (andere) deelnemers;
het geven van opdrachten aan één of meer mededader(s) in het kader van de
voorbereiding en/of de uitvoering van één of meer van bovengenoemde misdrijven en/of;
het oprichten en/of besturen en/of het gebruiken van (buitenlandse) rechtspersonen teneinde deel te nemen aan één of meer van bovengenoemde misdrijven en/of;
het feitelijk leiding geven aan en/of opdracht geven tot één of meer door [bedrijfsnaam 1] en/of Bonaire [bedrijfsnaam 2] N.V. (i.o.) en/of [bedrijfsnaam 3] Bonaire N.V. en/of [bedrijfsnaam 4] (Limited) en/of [bedrijfsnaam 5] S.A. en/of [bedrijfsnaam 6] LTD (Limited) en/of [bedrijfsnaam 7] N.V. en/of één of meer (al dan niet in het buitenland gevestigde) rechtspersonen) gepleegde verboden gedraging (en) en/of één of meer van bovengenoemde misdrijven en/of;
het (doen) openen van één of meer bankrekeningen (al dan niet in het buitenland) teneinde één of meer van de hierboven genoemde misdrijven (mede) te plegen en/of om het (mede)plegen daarvan te vergemakkelijken en/of;
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer geldbedragen en/of geldswaardige papieren en/of vorderingen en/of op geld waardeerbare goederen verkregen door misdrijf en/of;
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen van één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf en/of;
het verhullen en/of verbergen van de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing van één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf en/of;
het verhullen en/of verbergen wie de rechthebbende is/was op één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf en/of;
het verhullen en/of verbergen wie één of meer voorwerpen (middellijk of onmiddellijk) afkomstig uit misdrijf voorhanden heeft (gehad) en/of;
het valselijk opmaken en/of vervalsen van één of meer geschriften (al dan niet betrekking hebbende op één of meer rechtshandelingen van één of meer natuurlijke personen en/of van rechtspersonen) teneinde één of meer van de hierboven genoemde misdrijven (mede) te plegen en/of om het (mede)plegen daarvan te vergemakkelijken (waaronder briefpapier en/of facturen en/of leenovereenkomsten en/of notulen (van algemene en/of buitengewone vergaderingen van aandeelhouders) en/of administratie en/of boekhouding en/of volmachten en/of documenten (zoals Shipper's Letter(s) of Instruction en/of Commercial lnvoice(s) en/of Packing List (s) en/of (douane)documenten);
terwijl hij, verdachte, die organisatie(s) en/of die vereniging(en) (mede) heeft opgericht en/of heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 9a en 15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
9a.dat hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk witwassen van voorwerpen, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen en aldaar
- één of meer baren en/of broodjes goud voorhanden gehad en overgedragen
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
15.dat hij in de periode van 31 december 2008 tot en met 08 september 2009, in de Nederlandse Antillen heeft deelgenomen aan een vereniging bestaande uit onder meer [medeverdachte 1] en één of meer andere natuurlijke personen welke vereniging tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, waaronder:
het gewoontewitwassen van op geld waardeerbare goederen
welke deelneming bestond uit:
het deelnemen aan bovengenoemde misdrijven en
het per telefoon en/of per e-mail of anderszins onderhouden van contacten met één of meer deelnemers;
het voorhanden hebben en/of overdragen van op geld waardeerbare goederen verkregen door misdrijf.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten is laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Overneming van het door het Hof in zijn vonnis van 31 maart 2016 gebezigde bewijs
Het Hof verenigt zich met de door het Hof gemaakte selectie van de bewijsmiddelen, zoals die door het Hof in bijlage 1 aan het vonnis van 31 maart 2016 zijn gehecht. Het Hof neemt deze bewijsmiddelen dan ook over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn bewezenverklaring.
Het Hof vult deze bewijsmiddelen voorts aan met de bewijsmiddelen zoals deze volgen uit de hierna vermelde voetnoten.
Bewijsoverwegingen Het Hof heeft in het vonnis van 31 maart 2016 ten aanzien van het bewijs het navolgende overwogen:
“Met betrekking tot feit 9a heeft de verdachte het volgende verweer gevoerd.
De verdachte heeft ontkend dat hij wist dan wel redelijkerwijs moest weten dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat iedereen, waaronder [bedrijfsnaam 8], de douane, de douanerecherche en [AFKORTING VLIEGTUIGSNAAM], de transporten als normaal behandelde en dat ook [naam 4], die verstand had van goudhandel en aan wie de verdachte enkele documenten had toegestuurd, tegen hem had gezegd dat de goudhandel naar zijn gevoel legaal was. Dit betekende volgens de verdachte feitelijk dat de goudhandel kennelijk voor legaal kon worden gehouden, wat hem heeft doen besluiten ermee door te gaan.
Het Hof overweegt hieromtrent als volgt.
De wijze waarop het transport van het goud vanuit Venezuela heeft plaatsgevonden (het betalen van smeergeld, het vervoeren van het goud buiten het zicht van de autoriteiten om via een bootje dan wel een vliegtuigje) en het opmaken en gebruiken van vervalste documenten om de oorsprong van het goud te verhullen, kan niet anders worden begrepen dan zijnde erop gericht om de exportvergunning te omzeilen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zelf de handel in kwestie als ‘regelrechte smokkel’ aanduidde. Dat deed hij niet in vraagvorm. Integendeel: hij poneerde de stelling dat van regelrechte smokkel sprake was. Dit alles in combinatie met het door de verdachte erkende gebrek aan enig onderzoek naar de voorwaarden waaronder Venezolaans goud kan worden geëxporteerd, maakt dat het Hof tot het oordeel komt dat de verdachte wist en begreep dat het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning strafbaar is.
Ten aanzien van de deelname door verdachte aan de organisatie overweegt het Hof het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte negentien keer aanwezig is geweest bij aankomst van het goudtransport uit Venezuela. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij aankomst van het goud de airwaybill in ontvangst nam, dat hij erbij stond als het goud gewogen werd en dat hij meeliep naar de kluis waarin het goud werd opgeborgen en dat hij wachtte tot de kluis gesloten werd.
Met deze werkzaamheden leverde de verdachte een wezenlijk aandeel aan, dan wel ondersteunde hij in belangrijke mate gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 146 Wetboek van Strafrecht BES bedoelde oogmerk tot het plegen van misdrijven.”
Het Hof verenigt zich met deze bewijsoverwegingen, neemt deze over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn strafoplegging.
“Uit misdrijf afkomstig”
Ter terechtzitting van 30 januari 2020 heeft de raadsman ten verweer betoogd dat het goud niet uit misdrijf afkomstig is.
Daaromtrent overweegt het Hof als volgt.
Vanaf december 2008 zijn er door Bonaire [bedrijfsnaam 10] NV ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 10]) goudtransporten uitgevoerd via de route Venezuela-Curaçao-Nederland-België. Vaststaat dat het goud afkomstig is uit Venezuela en zonder exportvergunning uit Venezuela is geëxporteerd. Uit het dossier blijkt van de strafbaarheid en strafbaarstelling van het exporteren van Venezolaans goud zonder exportvergunning. Verder is bij het exporteren van Venezolaans goud gebruik gemaakt van strafbare feiten, te weten het plegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van vervalste geschriften. Deze drie misdrijven leveren evenwel nog niet zonder meer de conclusie op dat het goud zelf afkomstig is uit enig misdrijf.
Het eerste goudtransport
Ten aanzien van het eerste goudtransport is onvoldoende duidelijkheid gekregen omtrent de precieze afkomst van dat goud en over de vraag of die afkomst is gelegen in een specifiek misdrijf. Het Hof gaat er om die reden vanuit dat – in ieder geval met betrekking tot dat eerste goudtransport – het directe bewijs voor het gronddelict ontbreekt.
In een dergelijk geval dient de zittingsrechter ter toetsing de volgende stappen te doorlopen. (a) Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. (b) Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. (c) Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. (d) Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. (e) Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
a.Ervan uitgaande dat het directe bewijs voor het gronddelict ontbreekt, ziet het Hof zich geplaatst voor de vraag of de uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Naar het oordeel van het Hof is dit het geval. Hiertoe neemt het Hof de navolgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
Het bedoelde goud is afkomstig uit Venezuela en zonder exportvergunning uit Venezuela geëxporteerd.
Bij het exporteren van dat goud is gebruik gemaakt van strafbare feiten, te weten het plegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van vervalste geschriften.
Op het certificaat staat (telkens) vermeld dat het goud afkomstig is uit Colombia, terwijl is gebleken dat het goud afkomstig is uit Venezuela.
De verdachte en/of zijn medeverdachten onderhielden veel contacten met personen met criminele antecedenten.1.
- De verdachte en/of zijn medeverdachten deden geen onderzoek of stelden geen vragen naar de herkomst van het goud.2.3.
- Er werd gebruik gemaakt van ‘schimmige’ tussenpersonen, waardoor het zicht op de geldstromen werd belemmerd. Immers, een groot gedeelte van de verkoopopbrengst werd overgemaakt naar een zestal Panamese ‘money brokers’ met bankrekeningen in de Verenigde Staten van Amerika, waarna de verdere geldstroom naar de achterliggende en belanghebbende partijen financieel/bancair niet verder kon worden getraceerd.4.
- Het fysiek vervoeren van het goud vond niet plaats met behulp van zwaar beveiligde goudtransporten, zoals te doen gebruikelijk is, maar zonder veiligheidsmaatregelen, hetgeen een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich bracht.5.6.
- De afspraken rondom het vervoer van het goud vonden plaats op basis van vertrouwen en (dus) niet door middel van schriftelijke overeenkomsten.7.
b.Indien, zoals in casu, zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het goud. Daarover heeft de verdachte slechts gezegd dat het goud vanuit Venezuela werd getransporteerd naar Aruba en Curaçao. Onderzoek naar de herkomst van het goud heeft hij niet gedaan.
c.De door de verdachte gegeven verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Dat is echter niet het geval; de verklaring van de verdachte maakt de herkomst en financiering van het goud immers niet inzichtelijk. De verdachte heeft geen enkele legale bron aangedragen, waar dat, gezien het witwasvermoeden, wel op zijn weg had gelegen. Naar het oordeel van het Hof heeft de verdachte derhalve geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het goud gegeven.
d.Desalniettemin heeft het openbaar ministerie onderzoek verricht naar de herkomst van het goud. Blijkens hetgeen ter terechtzitting door de procureur-generaal naar voren is gebracht, is uit dat onderzoek eens te meer gebleken dat het goud niet uit Colombiaanse goudmijnen, maar uit Venezolaanse goudmijnen afkomstig is. De verdachte heeft daarnaar geen onderzoek verricht en wist dat in feite sprake was van smokkel van het goud.
e.Gelet op het vorenstaande kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het genoemde goud een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De vervolgtransporten
Het Hof stelt voorop dat de voorgaande redenering ook opgaat voor de goudtransporten die na het eerste transport zijn gevolgd. Ook hier kan derhalve met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het goud een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Echter, naar het oordeel van het Hof is ook zonder deze vaststelling voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat het goud uit deze transporten uit misdrijf afkomstig is.
De witwasbepalingen kunnen immers in zeer uiteenlopende gevallen toepassing vinden. Daarbij kan worden onderscheiden tussen (i) de situatie waarin het vermogen "gedeeltelijk" van misdrijf afkomstig is, aldus dat legaal vermogen is "besmet" doordat daaraan van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn toegevoegd (vermenging), en (ii) de situatie waarin het vermogen "middellijk" van misdrijf afkomstig is, dus bestaat uit vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen. Dit onderscheid sluit niet uit dat beide situaties zich ten opzichte van een bepaald vermogen voordoen. Denkbaar is dat in zulke situaties een vermogensbestanddeel met een criminele herkomst zich binnen het na vermenging gevormde vermogen niet meer laat individualiseren. In het bijzonder in die situatie kan zich het geval voordoen dat het vermogen – en nadien elke betaling daaruit – wordt aangemerkt als (middellijk) gedeeltelijk van misdrijf afkomstig in de zin van de witwasbepalingen.
Uit onder meer de verklaringen van [naam 6]8.en [naam 7]9.kan worden afgeleid dat het geld dat met de goudtransporten werd verdiend weer werd geherinvesteerd in vervolgtransporten. Dat betekent dat het in dergelijke vervolgtransporten betrokken goud werd aangeschaft met geld dat (geheel of gedeeltelijk) uit enig misdrijf afkomstig was, zodat dat goud zelf hierdoor ook middellijk afkomstig was uit misdrijf.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is het Hof van oordeel dat al het in de bewezenverklaring bedoelde goud afkomstig was uit misdrijf, zoals bewezen verklaard.
Hetgeen door de raadsman overigens is aangevoerd, leidt niet tot andere oordelen dan hier gegeven.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 9a bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2 van de Landsverordening strafbaarstelling witwassen van geld (oud), artikel 435b van het Wetboek van Strafrecht BES en artikel 49 Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Het medeplegen van gewoontewitwassen.
Het onder 15 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 146 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Deelneming aan een misdadige organisatie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van goud. Dit van misdrijf afkomstige goud werd vanuit Venezuela naar Aruba of Curaçao gesmokkeld en door de verdachte aldaar in ontvangst genomen. Ook is hij vervolgens betrokken geweest bij de doorvoer daarvan. De verdachte heeft deze feiten in georganiseerd verband gepleegd.
Het kwalijke van het handelen van de verdachte is er met name in gelegen dat de opbrengsten van crimineel gedrag mede door zijn toedoen een legaal aanzien konden krijgen. Dit maakt het plegen van strafbare feiten lucratief en brengt ondermijning met zich van de officiële economie.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Namens de verdachte is betoogd dat de redelijke termijn voor de afdoening van zijn strafzaak is overschreden. De eerste rechter heeft ten aanzien van dat punt het volgende overwogen.
“Gebleken is dat verdachte op 9 september 2009 in voorlopige hechtenis is gesteld. Eerst heden, 6 juni 2014, wordt vonnis gewezen. Daarmee is sprake van een totale behandelduur van de strafzaak van verdachte in eerste aanleg van vier jaar en bijna negen maanden. Uitgangspunt is dat de behandeling in eerste aanleg niet langer mag duren dan twee jaar. In dit geval is sprake van een ingewikkelde zaak waarin bovendien vele getuigen moesten worden gehoord. Dat levert grond op af te wijken van dit uitgangspunt en een maximale behandelduur van drie jaar nog aanvaardbaar te achten. Die termijn is met meer dan één jaar, immers met één jaar en negen maanden, overschreden. Volgens vaste jurisprudentie wordt het onvoorwaardelijk gedeelte van een vrijheidsstraf verminderd met 5% bij overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden of minder en met 10% bij overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden doch niet meer dan twaalf maanden. Bedraagt de overschrijding meer dan twaalf maanden dan dient te worden gehandeld naar bevind van zaken. Dit betekent in dit geval dat het Gerecht de omstandigheid dat de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden als één van de factoren zal betrekken bij de vaststelling van de strafmaat.”
Het Hof sluit zich hierbij aan. Niet is komen vast te staan dat de redelijke termijn voor berechting in hoger beroep, voorafgaande aan de cassatiefase, is overschreden.
Opmerking verdient dat naar het oordeel van het Hof de redelijke termijn sedert het instellen van beroep in cassatie niet opnieuw is geschonden, zodat voor verdere vermindering van de straf geen plaats is.
Evenals het Gerecht zou het Hof zonder bijzondere omstandigheden komen tot oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden. In het voordeel van de verdachte houdt het Hof echter rekening met de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten en de in het vorenstaande geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Beperking van de straf tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten is daarom aangewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 59 van het Wetboek van Strafrecht BES.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 6 juni 2014, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 9a en 15 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdvier (104) dagen;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
heft op het bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Radder, mr. M.C.B. Hubben en mr. S.A. Carmelia, leden van het Hof, bijgestaan door mr. R.J. Gras, (zittings)griffier, en op 20 februari 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier:
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑02‑2020
De formeel directeur van [AFKORTING BEDRIJFSNAAM 10], mr. [naam direkteur bedrijf 10], verklaarde niets te weten “van de regelgeving met betrekking tot de handel en export van goud vanuit Venezuela […] naar de Nederlandse Antillen, Aruba, Nederland en België” (ZD Goud, p.41705 e.v.).
Op de vraag welke documenten nodig zijn bij de legale goudhandel vanuit Venezuela, antwoordde de medeverdachte [medeverdachte 1] met “geen flauw idee.” (ZD Goud, p. 41277 e.v.).
Het proces-verbaal analyse van de bankrekening van [AFKORTING BEDRIJFSNAAM 10], ZD Goud, p. 41690.
Het goud werd in Venezuela in tassen in een eenmotorige boot geladen om over zee overgebracht te worden. (ZD Goud, p. 41367 e.v.).
[naam 6] verklaarde dat het goud, nadat het was afgeleverd, verder werd getransporteerd in anonieme voertuigen (verklaring van [naam 6], afgelegd bij de rechter-commissaris op 16 januari 2013).
Zie ZD Goud, p. 41277 e.v.
[naam 6] verklaarde dat “zolang de zaak draaide, namen we nooit geld op vanuit de handel, we investeerden weer opnieuw” (verklaring van [naam 6], afgelegd bij de rechter-commissaris op 16 januari 2013).
[naam 7] verklaarde: “Het geld van de inkomsten werd geherinvesteerd in de handel, […] de winst werd geherinvesteerd in de handel (ZD Goud, p. 41902).