Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Sint Maarten
Artikel 33 EU-spaarrenterichtlijn
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Voor de toepassing van dit artikel en artikel 21, tiende lid:
- a.
wordt verstaan onder:
- 1°
Richtlijn 2003/48/EG:Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen (PbEU 2003, L 157);
- 2°
uiteindelijk gerechtigde: een uiteindelijk gerechtigde als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2003/48/EG;
- 3°
uitbetalende instantie: een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2003/48/EG;
- 4°
rentebetaling: een rentebetaling als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2003/48/EG, met inachtneming van artikel 15 van Richtlijn 2003/48/EG;
- b.
wordt onder termen die niet anderszins in dit artikel zijn omschreven verstaan: de betekenis die in Richtlijn 2003/48/EG daaraan wordt gegeven;
- c.
wordt in de bepalingen in Richtlijn 2003/48/EG waarnaar in dit artikel en in artikel 21, tiende lid, wordt verwezen in plaats van ‘lidstaten’ gelezen: Nederland of Sint Maarten, al naargelang de context vereist.
2.
Indien de uiteindelijk gerechtigde van rente woonachtig is in Nederland en de uitbetalende instantie in Sint Maarten is gevestigd, heft Sint Maarten gedurende de in artikel 10 van Richtlijn 2003/48/EG bedoelde overgangsperiode bronbelasting tegen een tarief van 35 percent. De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op een wijze als omschreven in artikel 11, tweede en derde lid, van Richtlijn 2003/48/EG.
3.
Het opleggen van bronbelasting door Sint Maarten op grond van dit artikel belet Nederland niet de inkomsten te belasten overeenkomstig het nationale recht met inachtneming van de overige bepalingen in deze rijkswet.
4.
Tijdens de in het tweede lid bedoelde overgangsperiode kan Sint Maarten bepalen dat een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in Nederland gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2003/48/EG, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de entiteit, en heft Sint Maarten de bronbelasting op die rente, tenzij die entiteit formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, worden meegedeeld overeenkomstig de laatste alinea van dat lid.
5.
Sint Maarten behoudt 25 percent van de opbrengsten van de bronheffing, bedoeld in het tweede lid, en draagt 75 percent van de opbrengsten af aan Nederland. Indien Sint Maarten overeenkomstig het vierde lid bronbelasting heft, behoudt Sint Maarten 25 percent van de opbrengsten geheven op rentebetalingen aan in Nederland gevestigde entiteiten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2003/48/EG en draagt Sint Maarten 75 percent af aan Nederland. Die overdrachten vinden plaats uiterlijk in de zes maanden volgende op het eind van het belastingjaar van Sint Maarten. Sint Maarten treft de maatregelen die nodig zijn om het systeem voor de verdeling van de belastingopbrengsten correct te doen functioneren.
6.
Sint Maarten voorziet in één van beide of beide procedures, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van Richtlijn 2003/48/EG. Op verzoek van de uiteindelijk gerechtigde geeft de bevoegde autoriteit van Nederland een verklaring af in overeenstemming met artikel 13, tweede lid, van Richtlijn 2003/48/EG.
7.
Voor de toepassing van dit artikel bepaalt Sint Maarten de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde vast te stellen en draagt zorg voor de toepassing van deze procedures in Sint Maarten. Deze procedures voldoen aan de minimumnormen van artikel 3, tweede en derde lid, van Richtlijn 2003/48/EG, met dien verstande dat met betrekking tot het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, en in het derde lid, onderdeel a, de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde worden vastgesteld op grond van de informatie waarover de uitbetalende instantie krachtens de toepassing van de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Sint Maarten beschikt. De bestaande vrijstellingen of ontheffingen die in voorkomend geval op verzoek aan uiteindelijk gerechtigden met woonplaats in Nederland zijn verleend, zijn evenwel niet langer van toepassing en aan die uiteindelijk gerechtigden worden geen verdere vrijstellingen of ontheffingen van dien aard verleend.
8.
Aan het einde van de overgangsperiode, bedoeld in het tweede lid, vindt artikel 10, derde lid, van Richtlijn 2003/48/EG overeenkomstige toepassing.