Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/2162 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU
Artikel 22 Aan de bevoegde autoriteiten verleende bevoegdheden voor de uitoefening van overheidstoezicht op gedekte obligaties
Geldend
Geldend vanaf 07-01-2020
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2162)
- Inwerkingtreding
07-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2162)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten alle toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden te verlenen die nodig zijn om de taak van overheidstoezicht op gedekte obligaties uit te kunnen oefenen.
2.
De in lid 1 bedoelde bevoegdheden omvatten ten minste de volgende bevoegdheden:
- a)
de bevoegdheid om toestemming te verlenen of te weigeren in overeenstemming met artikel 19;
- b)
de bevoegdheid om het programma van gedekte obligaties op geregelde tijdstippen door te lichten, om de inachtneming van de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn te beoordelen;
- c)
de bevoegdheid om inspecties ter plaatse en op afstand uit te voeren;
- d)
de bevoegdheid om administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 23;
- e)
de bevoegdheid om toezichtsrichtsnoeren aan te nemen en toe te passen met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties.