Einde inhoudsopgave
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel 35 [Naheffing bij schorsing]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2017, Stb. 2017, 518 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34786)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2017, Stb. 2017, 518 (uitgifte: 28-12-2017, kamerstukken: 34786)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
1.
Wanneer de schorsing eindigt omdat met het motorrijtuig gebruik van de weg wordt gemaakt als bedoeld in artikel 68, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de belasting worden nageheven.
2.
De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin gebruik van de weg is gemaakt.
3.
Indien blijkt dat het motorrijtuig over een gedeelte van de tijdsduur van de vier tijdvakken niet op naam heeft gestaan van degene die het motorrijtuig houdt, wordt over dat gedeelte de belasting niet nageheven.
4.
Artikel 33, vierde lid, is van toepassing.
5.
De na te heffen belasting wordt verminderd met de belasting die over de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald en voorzover voor de belasting over die periode geen aanspraak op teruggaaf van belasting bestaat.
6.
Voor de heffing van de belasting wordt de schorsing als beëindigd beschouwd met ingang van de laatste dag van het tijdvak waarin het gebruik van de weg met het motorrijtuig is gemaakt.