Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/7.1
7.1 Art. 6 EVRM als niet aflatende inspiratiebron
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS301334:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Dommering (1983), p. 234.
Zie hiervoor par. 5.2. Ondertussen is het de vraag hoe het met het functioneren van het Europees Hof zelf staat, want dat kampt al enige tijd met een sterke overbelasting en grote achterstanden. De invoering van het veertiende protocol behorend bij het EHRM - waarin diverse maatregelen staan om een efficiëntere procesvoering mogelijk te maken - is eind december 2006 nog geblokkeerd door Rusland, dat als enige (1) van de 45 aangesloten staten tegen ratificatie heeft gestemd (zie NJ B 2007, 64, p. 66). Op deze manier wordt het er voor het Europees Hof uiteraard niet gemakkelijker op om andere landen op het terrein van de redelijke termijn de les te lezen.
Laat staan dat het als een Europees constitutioneel Hof gezien zou kunnen worden; zie Kuijer(2004), p. 76-77.
Zie Jak en Vermont (2007), p. 125-140.
Jak en Vermont, a.w., p. 133.
Aanvankelijk gaf het Comité de aanbevelingen onder de naamgeving van Resolutions. Vanaf 1 januari 1979 heten zij Recommendations.
Het heeft er de schijn van dat twee gesloten Straatsburgse circuits functioneren. Afzonderlijke interpretatie van art. 6 EVRM door rechtsprekende gremia aan de ene kant en een verordenend orgaan aan de andere komt de coherente uitleg van het verdragsartikel uiteraard niet ten goede. Uit de Straatsburgse jurisprudentie blijkt mij niet dat de aanbevelingen van het Comité van Ministers een grote rol spelen.
Gelijk ik dat ook in 1996 opmerkte.
In 1996 sloot ik mijn dissertatie af met de woorden: 'Tekenen dat de ontwikkeling van art. 6 EVRM ten einde is, zijn niet te bespeuren.' Dat (voorlopig) slotakkoord bleek maar al te juist. De verfijningen en nuanceringen waartoe art. 6 EVRM het afgelopen decennium - wederom - aanleiding heeft gegeven, zijn talrijk en gevarieerd. En dat terwijl art. 6 EVRM van een betrekkelijke eenvoud is. De bepaling biedt in zijn bondigheid het toetsingskader voor tal van uiteenlopende procedures. 'Het is de niet geringe verdienste van art. 6 EV dat het het wezen van de rechtspraak in één synthese samenvat en in twee volzinnen tot een wettekst samenperst', stelde Dommering treffend.1 Uiteraard komt het op de uitleg en ontwikkeling van die tekst aan.
De Europese Commissie (tot begin jaren negentig van de vorige eeuw) en het Europees Hof hebben hierbij een wezenlijke rol vervuld, en dat in toenemende mate gezien de gestage groei van de Straatsburgse rechtspraak. Eén karaktertrek van die rechtspraak moet echter wel vermeld worden: 'Straatsburg' laat niet na erop te wijzen dat telkens een beoordeling in concreto plaatsvindt; het voorliggende geval wordt immer op zichzelf beschouwd. Uitdrukkelijk wordt een ruime plaats ingeruimd voor de specifieke omstandigheden. Zeer pregnant komt dit naar voren in de casuïstische rechtspraak betreffende de redelijke termijn. Maar het zijn tegelijkertijd de misstanden op dat laatste terrein in bepaalde landen (met name Italië en zekere Oost-Europese landen) die het EHRM ertoe gebracht hebben toch ook tot 'wetgevings-rechtspraak' over te gaan: in het Ferrari-arrest is het trage Italiaanse burgerlijk procesrecht als zodanig, geabstraheerd van het individuele geval, veroordeeld - hetgeen heeft geleid tot maatregelen van de Italiaanse wetgever om daar wat aan te doen (middels de 'wet Pinto').2
Toch is dat een uitzondering. In het algemeen ziet het Europees Hof niet een rol voor zichzelf weggelegd als een supranationale cassatierechter,3 maar hanteert zij de zogenaamde margin of appreciation-doctrine. Op grond van deze doctrine laat het EHRM de nationale autoriteiten ten aanzien van een groot aantal bepalingen van het EVRM, waaronder art. 6 EVRM, een zekere beoordelingsvrijheid. De margin of appreciation-doctrine berust op een tweetal gronden:
het subsidiaire karakter van het Straatsburgse toezicht, of ook wel de constitutionele positie van het EHRM ten opzichte van de nationale instanties (waarmee bedoeld wordt dat het EHRM buiten en boven de nationale rechtsorde staat);
b. de omstandigheid dat nationale autoriteiten vaak in een betere beoordelingspositie verkeren dan het Hof (ook wel het better position-argument genoemd.4 De Nederlandse jurisprudentie laat volgens Jak en Vermont zien dat op de terreinen waar het EHRM de verdragsstaten een margin of appreciation gunt, de Nederlandse rechter meent dat hij op zijn beurt een beoordelingsvrijheid moet gunnen aan wetgever en bestuur. De auteurs menen dat de rechter de margin of appreciation echter niet een-op-een mag transponeren naar de nationale interne verhoudingen.5 Wat daarvan zij, men kan stellen dat het Europees Hof door zijn jurisprudentie precedenten schept waarmee de Nederlandse rechter in ieder geval in enigerlei mate rekening heeft te houden, al was het maar dat dit een logisch uitvloeisel is van de in hoofdstuk 1 (par. 1.2) geconstateerde rechtstreekse werking van 's Hofs uitspraken: de gezaghebbende interpretaties van het Hof worden geacht deel uit te maken van, geïncorporeerd te zijn in, de een ieder verbindende verdragsbepalingen (vgl. art. 93 Gw) waarop zij betrekking hebben.
De Straatsburgse rechtspraak als interpretatiebron van art. 6 EVRM is aldus een voor de hand liggende, zo niet een - voor de Nederlandse civiele rechter - dwingende. Voor de interpretatie van art. 6 EVRM wordt daarentegen veel minder acht geslagen op de door het Comité van Ministers van de Raad van Europa opgestelde aanbevelingen. Wellicht dat de status van die aanbevelingen daar debet aan is.
De bevoegdheid tot het doen van aanbevelingen komt het Comité van Ministers toe op grond van art. 15 van het Statuut van de Raad van Europa. Dit artikel bepaalt:
'(a) On the recommendation of the Consultative Assembly or on its own initiative, the Committee of Ministers shall consider the action required to further the aim of the Council of Europe, including the conclusion of conventions or agreements and the adoption by Governments of a common policy withe regard to particular matters. Its conclusions shall be communicated to Members by the Secretary-General.
(b) In appropriate cases, the conclusions of the Committee may take the form of recommendations to the Governments of Members, and the Committee may request the Governments of Members to inform it of the action taken by them with regard to such recommendations.'6
Men mag gevoeglijk uit deze tekst opmaken dat de aanbevelingen niet meer zijn dan raadgevingen die de regeringen van de lidstaten naast zich neer kunnen leggen. De vergelijking met bijvoorbeeld EG-richtlijnen, welke aan de lidstaten de vrijheid laten ten aanzien van vorm en middelen doch bindend zijn ten aanzien van het resultaat (art. 189 EG-Verdrag), gaat mank. Toch hebben op verschillende plaatsen in dit boek aanbevelingen van het Comité van Ministers met betrekking tot of gelieerd aan art. 6 EVRM gefigureerd en zijn de belangrijkste daarvan hierachter als bijlage opgenomen. De reden waarom ik ze onder de aandacht heb gebracht, is dat zij op onderdelen zonder meer een aanvulling betekenen op de door (de Europese Commissie en) het Europees Hof gevormde rechtspraak, en meer dan dat, soms een eigen invalshoek vertonen (men denke bijvoorbeeld aan het recht op hoger beroep dat in aanbeveling R(95)5 tot uitgangspunt wordt genomen, terwijl de Straatsburgse rechters daarentegen een principieel recht op een hogere instantie niet toekennen; zie par. 2.5.2).7
Een incorporatie-constructie met betrekking tot de aanbevelingen, net als voor de Straatsburgse rechtspraak, zal echter niet gehanteerd kunnen worden. De door het Comité van Ministers gegeven richtlijnen zijn weliswaar een belangrijke bron van uitleg van art. 6 EVRM door een orgaan van de Raad van Europa, maar authentiek is die uitleg niet. De richtlijnen verwoorden immers niet meer dan de gezamenlijke opvatting van de diverse regeringsvertegenwoordigers. Hoe dit ook zij, de aanbevelingen verdienen, gezien de importantie van hun inhoud, - nog immer8 - zonder meer aandacht.