NJB 2017/862
Proeftijd van tien jaren in de zin van art. 14b lid 2 Sr en de in deze bepaling daarvoor genoemde voorwaarde dat ‘er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’. In casu kon hof oordelen dat niet aan de voorwaarde is voldaan in relatie tot de veroordeling wegens grootschalig bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat de bewezenverklaring in casu geen gedragingen bevat die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van art. 14b lid 2 Sr, terwijl de misdrijven waaronder het bewezenverklaarde is gekwalificeerd – kort gezegd: het verwerven en zich toegang verschaffen tot, alsmede het in bezit en voorraad hebben van, kinderporno – ook niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten
HR 28-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:524
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 maart 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
15/05931
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:524, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:195, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑05‑2016
- Wetingang
(art. 14b Sr)
Essentie
Proeftijd van tien jaren in de zin van art. 14b lid 2 Sr en de in deze bepaling daarvoor genoemde voorwaarde dat ‘er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’. In casu kon hof oordelen dat niet aan de voorwaarde is voldaan in relatie tot de veroordeling wegens grootschalig bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat de bewezenverklaring in casu geen gedragingen bevat die onmiskenbaar zijn gericht tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.