Procestaal: Nederlands.
HvJ EU, 16-06-2011, nr. C-462/09
ECLI:EU:C:2011:397
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
16-06-2011
- Magistraten
K. Lenaerts, R. Silva de Lapuerta, G. Arestis, J. Malenovský, T. von Danwitz
- Zaaknummer
C-462/09
- LJN
BQ9325
- Roepnaam
Stichting Thuiskopie/Opus Supplies Deutschland
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2011:397, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 16‑06‑2011
Uitspraak 16‑06‑2011
K. Lenaerts, R. Silva de Lapuerta, G. Arestis, J. Malenovský, T. von Danwitz
Partij(en)
In zaak C-462/09,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing van 20 november 2009, ingekomen bij het Hof op 25 november 2009, in de procedure
Stichting de Thuiskopie
tegen
Opus Supplies Deutschland GmbH,
Mijndert van der Lee,
Hananja van der Lee,
wijst
HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, G. Arestis, J. Malenovský (rapporteur) en T. von Danwitz, rechters,
advocaat-generaal: N. Jääskinen,
griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 december 2010,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Stichting de Thuiskopie, vertegenwoordigd door T. Cohen Jehoram en V. Rörsch, advocaten,
- —
Opus Supplies Deutschland GmbH, M. van der Lee en H. van der Lee, vertegenwoordigd door D. Visser en A. Quaedvlieg, advocaten,
- —
de Belgische regering, vertegenwoordigd door T. Materne en J.-C. Halleux als gemachtigden,
- —
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door N. Díaz Abad als gemachtigde,
- —
de Litouwse regering, vertegenwoordigd door D. Kriaučiūnas en L. Liubertaitė als gemachtigden,
- —
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door E. Riedl en G. Kunnert als gemachtigden,
- —
de Finse regering, vertegenwoordigd door J. Heliskoski als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Nijenhuis en J. Samnadda als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 maart 2011,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, leden 2, sub b, en 5, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschapp? (PB L 167, blz. 10).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Stichting de Thuiskopie (hierna: ‘Stichting’), enerzijds, en Opus Supplies Deutschland GmbH (hierna: ‘Opus’) en M. en H. van der Lee, twee bestuurders van die vennootschap, anderzijds, betreffende de betaling door de vennootschap van de vergoeding ter financiering van de billijke compensatie die op grond van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik wordt betaald aan de auteursrechthebbenden (hierna: ‘vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik’).
Toepasselijke bepalingen
Richtlijn 2001/29
3
De punten 9, 10, 31, 32, 35 en 38 van de considerans van richtlijn 2001/29 luiden als volgt:
- ‘(9)
Bij een harmonisatie van het auteursrecht en de naburige rechten moet steeds van een hoog beschermingsniveau worden uitgegaan, omdat die rechten van wezenlijk belang zijn voor scheppend werk. De bescherming van deze rechten draagt bij tot de instandhouding en ontwikkeling van de creativiteit in het belang van auteurs, uitvoerend kunstenaars, producenten, consumenten, cultuur, industrie en het publiek in het algemeen. De intellectuele eigendom is dan ook als een geïntegreerd deel van de eigendom erkend.
- (10)
Auteurs en uitvoerend kunstenaars moeten, willen zij hun scheppende en artistieke arbeid kunnen voortzetten, een passende beloning voor het gebruik van hun werk ontvangen, evenals de producenten om dat werk te kunnen financieren. […]
[…]
- (31)
Er moet een rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen worden gewaarborgd tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. […]
- (32)
Deze richtlijn bevat een uitputtende opsomming van de beperkingen en restricties op het reproductierecht en het recht van mededeling aan het publiek. Sommige beperkingen en restricties zijn enkel van toepassing op het reproductierecht, wanneer dit passend is. Bij het opstellen van deze lijst is zowel rekening gehouden met de verschillende rechtstradities in de lidstaten als met het vereiste van een goed functionerende interne markt. De lidstaten passen deze beperkingen en restricties op coherente wijze toe. Dit zal worden beoordeeld bij het onderzoek van de uitvoeringswetgeving in de toekomst.
[…]
- (35)
Rechthebbenden dienen, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, een billijke compensatie te ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bij de bepaling van de vorm, de modaliteiten en het mogelijke niveau van die billijke compensatie moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval. Bij de beoordeling van deze omstandigheden zou een zinvol criterium worden gevormd door het mogelijke nadeel voor de rechthebbenden als resultaat van de betreffende handeling. In gevallen waarin de rechthebbenden reeds betaling in een andere vorm hebben ontvangen, bijvoorbeeld als onderdeel van een licentierecht, is eventueel geen specifieke of afzonderlijke betaling nodig. Bij de bepaling van het niveau van de billijke compensatie dient ten volle rekening te worden gehouden met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de in deze richtlijn bedoelde technische voorzieningen. In bepaalde situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn, is het mogelijk dat geen betalingsverplichting ontstaat.
[…]
- (38)
Het moet de lidstaten worden toegestaan om ten aanzien van bepaalde vormen van reproductie van geluidsmateriaal, beeldmateriaal en audiovisueel materiaal voor privégebruik, in een beperking of restrictie op het reproductierecht te voorzien, welke gepaard gaat met een billijke compensatie. Dit kan de invoering of verdere toepassing omvatten van vergoedingsstelsels om het nadeel voor de rechthebbenden te compenseren. […]’
4
Artikel 2 van richtlijn 2001/29, met het opschrift ‘Reproductierecht’, bepaalt:
‘De lidstaten voorzien ten behoeve van:
- a)
auteurs, met betrekking tot hun werken,
- b)
uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen,
- c)
producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen,
- d)
producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en
- e)
omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen,
in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.’
5
Artikel 5 van richtlijn 2001/29, met het opschrift ‘Beperkingen en restricties’, bepaalt in lid 2, sub b:
‘De lidstaten kunnen beperkingen of restricties op het in artikel 2 bedoelde reproductierecht stellen ten aanzien van:
[…]
- b)
de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 6 bedoelde technische voorzieningen op het betrokken werk of het betrokken materiaal.’
6
In artikel 5, lid 5, van die richtlijn heet het:
‘De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.’
Nationale regeling
7
Artikel 16 c, leden 1 tot en met 3, van de Auteurswet (Stb. 2008, 538) bepaalt:
- ‘1.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het reproduceren van het werk of een gedeelte ervan op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt.
- 2.
Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd. De verplichting tot betaling van de vergoeding rust op de fabrikant of de importeur van de voorwerpen, bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Voor de fabrikant ontstaat de verplichting tot betaling van de vergoeding op het tijdstip dat de door hem vervaardigde voorwerpen in het verkeer kunnen worden gebracht. Voor de importeur ontstaat deze verplichting op het tijdstip van invoer.’
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
8
Zoals volgt uit artikel 16 c, lid 1, van de Auteurswet heeft het Koninkrijk der Nederlanden in zijn nationale recht de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik ingevoerd. Volgens lid 2 van datzelfde artikel moet de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik worden betaald door de fabrikant of de importeur van de informatiedrager.
9
De Stichting is het Nederlandse orgaan dat belast is met het incasseren van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik.
10
Opus is een in Duitsland gevestigde vennootschap die via internet blanco informatiedragers, dat wil zeggen dragers waarop niets is opgenomen, verkoopt. Haar activiteiten zijn met name gericht op Nederland, via internetsites in de Nederlandse taal die de Nederlandse afnemers als doelgroep hebben.
11
In het door Opus opgestelde koopcontract wordt bepaald dat wanneer een Nederlandse afnemer online een bestelling plaatst, deze in Duitsland wordt verwerkt en de goederen vanuit Duitsland naar Nederland worden vervoerd door een postvervoerbedrijf, dat, hoewel het vervoer geschiedt voor rekening en op naam van de afnemer, feitelijk wordt ingeschakeld door Opus.
12
Opus betaalt voor de aan haar Nederlandse afnemers geleverde informatiedragers geen vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik, noch in Nederland, noch in Duitsland. Bovendien merkt de verwijzende rechter op dat in de prijs van de aldus door Opus verkochte informatiedragers geen vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik is inbegrepen.
13
De Stichting, die stelt dat Opus als ‘importeur’ in de zin van de Auteurswet en dientengevolge als schuldenaar van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik moet worden aangemerkt, heeft Opus voor de Nederlandse rechter gedagvaard teneinde betaling van die vergoeding te verkrijgen.
14
Onder verwijzing naar de bepalingen in het koopcontract heeft Opus betwist dat zij moet worden aangemerkt als importeur in Nederland van de door haar verkochte informatiedragers. Zij betoogt dat het de Nederlandse kopers, dat wil zeggen, de individuele afnemers, zijn die als importeurs moeten worden gekwalificeerd.
15
Dat door Opus als verweer aangevoerde argument werd door de Nederlandse rechter in eerste aanleg aanvaard en vervolgens bekrachtigd door de rechter in hoger beroep, die de door de Stichting ingestelde vordering tot betaling verwierp. De Stichting heeft beroep in cassatie ingesteld bij de verwijzende rechter.
16
De verwijzende rechter vraagt zich af of de vonnissen van de rechters in het hoofdgeding in overeenstemming zijn met richtlijn 2001/29. De aanname dat de koper, en dus de individuele afnemer, moet worden aangemerkt als importeur, en bijgevolg als schuldenaar van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik, komt er volgens hem namelijk op neer dat die vergoeding feitelijk oninbaar is, aangezien de individuele afnemer in de praktijk moeilijk te identificeren is. Hij vraagt zich dan ook af of van het begrip ‘importeur’ geen ruimere definitie moet worden gegeven dan die welke zich beperkt tot de strikt taalkundige betekenis van die term, door tevens rekening te houden met de eindbestemming van de informatiedragers, welke bestemming ook voor de bedrijfsmatig handelende verkoper duidelijk is.
17
In deze omstandigheden heeft de Hoge Raad der Nederlanden de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
- ‘1)
Biedt richtlijn [2001/29] in het bijzonder in artikel 5, lid 2, sub b, en lid 5, aanknopingspunten voor de beantwoording van de vraag wie in de nationale wetgeving behoort te worden aangemerkt als de schuldenaar van de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‘billijke [compensatie]’? Zo ja, welke?
- 2)
Indien sprake is van een koop op afstand waarbij de koper in een andere lidstaat is gevestigd dan de verkoper, noopt artikel 5, lid 5, van […] richtlijn [2001/29] dan tot een zo ruime uitleg van het nationale recht dat ten minste in één van de bij de koop op afstand betrokken landen de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‘billijke compensatie’ is verschuldigd door een bedrijfsmatig handelende schuldenaar?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
18
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of de bepalingen van richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, aldus moeten worden uitgelegd dat zij criteria bevatten op grond waarvan kan worden vastgesteld wie moet worden aangemerkt als schuldenaar van de billijke compensatie op grond van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik.
19
Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens artikel 2 van richtlijn 2001/29 de lidstaten in beginsel aan auteurs met betrekking tot hun werken het uitsluitende recht toekennen, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.
20
Krachtens artikel 5, lid 2, sub b, van diezelfde richtlijn kunnen de lidstaten evenwel een beperking stellen op het exclusieve reproductierecht van de auteur met betrekking tot zijn werk ten aanzien van de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk (de zogeheten uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik).
21
Artikel 5, lid 5, van voornoemde richtlijn stelt de invoering van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik evenwel afhankelijk van drie voorwaarden. Ten eerste mag die uitzondering slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast. Ten tweede mag zij geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van werken. Ten derde mag zij de wettige belangen van de auteursrechtrechthebbende niet onredelijk schaden.
22
Gelet op laatstgenoemde voorwaarde dienen de lidstaten die de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik in hun nationale recht invoeren volgens artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 te voorzien in de betaling van een ‘billijke compensatie’ aan de rechthebbenden (zie ook arrest van 21 oktober 2010, Padawan, C-467/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 30).
23
Wat het antwoord betreft op de vraag wie als schuldenaar van de billijke compensatie dient te worden aangemerkt, moet worden vastgesteld dat de bepalingen van richtlijn 2001/29 niet uitdrukkelijk regelen wie die compensatie moet betalen, zodat de lidstaten een grote mate van vrijheid hebben om te bepalen wie die billijke compensatie moet betalen.
24
Er zij aan herinnerd dat het Hof reeds heeft geoordeeld dat de conceptie en het niveau van de billijke compensatie verband houden met de schade die voor de auteur resulteert uit de reproductie van zijn beschermd werk die zonder zijn toestemming voor privégebruik wordt gemaakt. Vanuit die invalshoek bezien, moet de billijke compensatie worden beschouwd als de vergoeding van de door de auteur geleden schade (arrest Padawan, reeds aangehaald, punt 40).
25
Bovendien is, zoals volgt uit punt 31 van de considerans van richtlijn 2001/29 en punt 43 van het reeds aangehaalde arrest Padawan, het van belang dat er een ‘rechtvaardig evenwicht’ wordt gewaarborgd tussen de rechten en belangen van de auteurs, de ontvangers van de billijke compensatie, enerzijds, en de rechten en belangen van de gebruikers van beschermd materiaal, anderzijds.
26
Aangezien degene die voor privégebruik een reproductie van een beschermd werk vervaardigt zonder vooraf toestemming te vragen aan de houder van het exclusieve reproductierecht, die houder benadeelt, is die vervaardiger in beginsel verplicht het met die reproductie gepaard gaande nadeel te vergoeden, door het bekostigen van de compensatie die aan die houder zal worden betaald (arrest Padawan, reeds aangehaald, punt 45).
27
Het Hof heeft evenwel aanvaard dat, gelet op de praktische moeilijkheden om de particuliere gebruikers te identificeren en om hen te verplichten de rechthebbenden te compenseren voor de schade die zij hun berokkenen, het de lidstaten vrijstaat om met het oog op de financiering van de billijke compensatie een ‘vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik’ in te voeren die niet door de betrokken particulieren dient te worden betaald, maar door de personen die over installaties, apparaten en dragers voor digitale reproductie beschikken en deze daartoe juridisch of feitelijk ter beschikking stellen van particulieren of aan hen reproductiediensten verlenen. In het kader van een dergelijk stelsel dienen de personen die over die installaties beschikken de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen (arrest Padawan, reeds aangehaald, punt 46).
28
Het Hof heeft voorts gepreciseerd dat, aangezien dat stelsel het de betalingsplichtigen mogelijk maakt het bedrag van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik door te berekenen in de prijs van de terbeschikkingstelling van die installaties, apparaten en informatiedragers of in de prijs voor de reproductiedienstverlening, de last van de vergoeding uiteindelijk zal worden gedragen door de privégebruiker die deze prijs betaalt, hetgeen voldoet aan het vereiste ‘rechtvaardige evenwicht’ tussen de belangen van de auteurs en die van de gebruikers van beschermd materiaal (arrest Padawan, reeds aangehaald, punten 48 en 49).
29
Gelet op voorgaande overwegingen moet op de eerste vraag worden geantwoord dat de bepalingen van richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, aldus moeten worden uitgelegd dat de eindgebruiker die voor privégebruik een reproductie vervaardigt van een beschermd werk, in beginsel moet worden aangemerkt als de schuldenaar van de in voornoemd lid 2, sub b, bedoelde billijke compensatie. Het staat de lidstaten evenwel vrij een vergoeding voor privégebruik in te voeren die dient te worden betaald door de personen die installaties, apparaten of informatiedragers ter beschikking stellen van die eindgebruiker, wanneer die personen beschikken over de mogelijkheid om het bedrag van die vergoeding door te berekenen in de door de eindgebruiker betaalde prijs van die terbeschikkingstelling.
Tweede vraag
30
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of, indien sprake is van een op afstand gesloten overeenkomst tussen een koper en een bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten of informatiedragers — waarbij de koper in een andere lidstaat is gevestigd dan de verkoper —, richtlijn 2001/29 noopt tot een uitlegging van nationaal recht in die zin dat de billijke compensatie kan worden geïncasseerd bij een schuldenaar die optreedt als handelaar.
31
In dit verband zij benadrukt dat artikel 5, lid 5, van richtlijn 2001/29, dat cumulatieve voorwaarden vaststelt voor de toepassing van, met name, de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik, als zodanig geen specifieke aanwijzingen bevat op grond waarvan een bepaalde uitlegging kan worden gegeven met betrekking tot de persoon die als schuldenaar moet worden aangemerkt van de billijke compensatie die verschuldigd is aan auteurs op grond van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik in het kader van een overeenkomst op afstand als die welke aan de orde is in het hoofdgeding.
32
Evenwel zij eraan herinnerd dat het volgens punt 9 van de considerans van richtlijn 2001/29 de wens van de wetgever van de Unie was dat er een hoog beschermingsniveau zou worden gegarandeerd voor auteursrechten en naburige rechten omdat die rechten van wezenlijk belang zijn voor scheppend werk. De bescherming van deze rechten draagt bij tot de instandhouding en ontwikkeling van de creativiteit in het belang van auteurs, uitvoerend kunstenaars, producenten, consumenten, cultuur, industrie en het publiek in het algemeen. Derhalve moeten auteurs en uitvoerend kunstenaars, willen zij hun scheppende en artistieke arbeid kunnen voortzetten, een passende beloning voor het gebruik van hun werk ontvangen.
33
Inzonderheid volgt uit artikel 5, lid 2, sub b, alsmede uit punt 35 van de considerans van die richtlijn dat in de lidstaten die de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik hebben ingevoerd, de rechthebbenden een billijke compensatie moeten ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik, zonder hun toestemming, van hun beschermde werken of ander beschermd materiaal. Bovendien mag overeenkomstig lid 5 van dat artikel de invoering van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik de wettige belangen van de auteursrechthebbende niet onredelijk schaden.
34
Hieruit volgt dat die bepalingen, opdat er niet elk nuttig effect aan wordt ontnomen, aan de lidstaat die de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik in zijn nationale recht heeft ingevoerd, een resultaatsverplichting opleggen die inhoudt dat die staat verplicht is om, binnen het kader van zijn bevoegdheden, te verzekeren dat de billijke compensatie die bedoeld is om de benadeelde auteurs te compenseren voor het nadeel dat zij ondervinden, met name wanneer dit is ontstaan op het grondgebied van die lidstaat, daadwerkelijk wordt geïncasseerd.
35
Aangezien, zoals reeds is gezegd in punt 26 van het onderhavige arrest, de eindgebruikers die voor hun privégebruik een reproductie van een beschermd werk vervaardigen zonder vooraf toestemming te vragen aan de rechthebbende, en bijgevolg die houder benadelen, in beginsel verplicht zijn om dat nadeel te vergoeden, kan worden aangenomen dat het te vergoeden nadeel is ontstaan op het grondgebied van de lidstaat waar die eindgebruikers wonen.
36
Uit het voorgaande volgt dat indien een lidstaat in zijn nationale recht de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik heeft ingevoerd en indien de eindgebruikers die voor privégebruik een reproductie vervaardigen van een beschermd werk, op het grondgebied van die staat wonen, die lidstaat in beginsel verplicht is om, overeenkomstig zijn territoriale bevoegdheid, te garanderen dat de billijke compensatie ter vergoeding van het door de auteurs geleden nadeel daadwerkelijk wordt geïncasseerd op het grondgebied van die staat.
37
Wat het hoofdgeding betreft staat vast dat het door de auteurs geleden nadeel op het Nederlandse grondgebied is ontstaan, aangezien de kopers, als eindgebruikers van beschermde werken voor privégebruik, daar zijn gevestigd. Ook staat vast dat het Koninkrijk der Nederlanden heeft gekozen voor het invoeren van een stelsel waarin de op grond van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik verschuldigde billijke compensatie wordt geïncasseerd bij de fabrikant of importeur van de dragers die zijn bestemd voor het reproduceren van beschermde werken.
38
Volgens de aanwijzingen in de verwijzingsbeslissing blijkt het, binnen de context van overeenkomsten als die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding, in de praktijk onmogelijk om een dergelijke compensatie bij de eindgebruikers, als importeurs van die dragers in Nederland, te incasseren.
39
Indien dat het geval is, en gelet op het feit dat het door de betrokken lidstaat gekozen incasseringsstelsel die lidstaat niet kan ontslaan van de op hem rustende resultaatsverplichting om de benadeelde auteurs de garantie te geven dat zij daadwerkelijk betaling ontvangen van een billijke compensatie ter vergoeding van het op zijn grondgebied ontstane nadeel, staat het aan de autoriteiten, en met name de rechterlijke instanties, van die lidstaat om te streven naar een uitlegging van het nationale recht overeenkomstig die resultaatverplichting, die garandeert dat die compensatie wordt geïncasseerd bij de verkoper die heeft meegewerkt aan de invoer van bovengenoemde dragers door deze ter beschikking te stellen van de eindgebruikers.
40
Dienaangaande is, in omstandigheden als die welke met name in herinnering zijn gebracht in punt 12 van het onderhavige arrest, het feit dat bij op afstand gesloten overeenkomsten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, de bedrijfsmatig handelende verkoper die installaties, apparaten en informatiedragers ter beschikking stelt van op het grondgebied van die lidstaat wonende kopers, die er de eindgebruikers van zijn, is gevestigd in een andere lidstaat, niet van invloed op de op eerstgenoemde lidstaat rustende verplichting.
41
Gelet op voorgaande overwegingen moet op de tweede vraag worden geantwoord dat richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de lidstaat die een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken moeten worden betaald door de fabrikant of importeur van informatiedragers, en op wiens grondgebied het nadeel ontstaat dat auteurs lijden als gevolg van het privégebruik van hun werken door de aldaar wonende kopers, verplicht is om te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk de billijke compensatie ontvangen die is bestemd om hen schadeloos te stellen voor dat nadeel. Dienaangaande is de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten en informatiedragers is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de kopers wonen, niet van invloed op die resultaatsverplichting. Het staat aan de nationale rechter om, wanneer het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, het nationale recht aldus uit te leggen dat die compensatie bij een schuldenaar die optreedt als handelaar kan worden geïncasseerd.
Kosten
42
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschapp?, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus moeten worden uitgelegd dat de eindgebruiker die voor privégebruik een reproductie vervaardigt van een beschermd werk, in beginsel moet worden aangemerkt als de schuldenaar van de in voornoemd lid 2, sub b, bedoelde billijke compensatie. Het staat de lidstaten evenwel vrij een vergoeding voor privégebruik in te voeren die dient te worden betaald door de personen die installaties, apparaten of informatiedragers ter beschikking stellen van de eindgebruiker, wanneer die personen beschikken over de mogelijkheid om het bedrag van die vergoeding door te berekenen in de door de eindgebruiker betaalde prijs van die terbeschikkingstelling.
- 2)
Richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken moeten worden betaald door de fabrikant of importeur van informatiedragers, en op wiens grondgebied het nadeel ontstaat dat auteurs lijden als gevolg van het privégebruik van hun werken door de aldaar wonende kopers, verplicht is om te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk de billijke compensatie ontvangen die is bestemd om hen schadeloos te stellen voor dat nadeel. Dienaangaande is de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten en informatiedragers is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de kopers wonen, niet van invloed op die resultaatsverplichting. Het staat aan de nationale rechter om, wanneer het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, het nationale recht aldus uit te leggen dat die compensatie bij een schuldenaar die optreedt als handelaar kan worden geïncasseerd.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑06‑2011