V-N 2011/29.23
In de zaak van Don Bosco moet een verwijzingshof onderzoeken of het na de sloop van het oude gebouw opgeleverde terrein op dat moment als een bouwterrein is aan te merken (art. 15 lid 1 onderdeel a WBR; art. 11 lid 4 Wet OB 1968)
HR 10-06-2011, ECLI:NL:HR:2011:BN0646, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
10 juni 2011
- Magistraten
Van Vliet, Lourens, Bavinck, Leemreis, Punt
- Zaaknummer
41510bis
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
BN0646
- JCDI
JCDI:ADS178310:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Belastingen van rechtsverkeer / Algemeen
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2011:BN0646, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2011
ECLI:NL:HR:2011:BN0646, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑06‑2011
- Wetingang
art. 15 lid 1 onderdeel a WBR; art. 11 lid 4 Wet OB 1968
Essentie
In de zaak van Don Bosco moet een verwijzingshof onderzoeken of het na de sloop van het oude gebouw opgeleverde terrein op dat moment als een bouwterrein is aan te merken (art. 15 lid 1 onderdeel a WBR; art. 11 lid 4 Wet OB 1968)
Samenvatting
Vervolgbeslissing in de Nederlandse prejudiciële zaak van “Don Bosco”
Belanghebbende, Don Bosco Onroerend Goed BV, koopt in 1998 een perceel met daarop twee oudere panden, die voorheen als school met internaat in gebruik waren. Zij was voornemens de bebouwing volledig te laten slopen en vervolgens één of meer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.