Hof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2018, nr. 200.202.930/01
ECLI:NL:GHARL:2018:11006
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
18-12-2018
- Zaaknummer
200.202.930/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:11006, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑12‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 18‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Huur. Bevrijdend verweer. Gezag van gewijsde. Ongerechtvaardigde verrijking. Meerwerk. Eiser stelt huurovereenkomst. Verweer dat gebruik gratis was is niet een bevrijdend verweer, maar gemotiveerde betwisting van het bestaan van een huurovereenkomst. Bewijs huurovereenkomst rust dus op eiser. Voor het bestaan van die overeenkomst is te weinig gesteld. Daarom geen bewijsopdracht. Aan verstekvonnis komt geen gezag van gewijsde toe nu daarin niet is geoordeeld over “de rechtsbetrekking in geschil”. Ook beroep op ongerechtvaardigde verrijking is onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende onderbouwd is ook de stelling dat sprake was van meerwerk en dat eiser gerechtigd was tot het in tekening brengen van meerwerk.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.202.930/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4440511)
arrest van 18 december 2018
in de zaak van
JPB Logistics BV,
gevestigd te Farmsum,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: JPB,
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
1. Eco Fuels Netherlands B.V.,
gevestigd te Eemshaven,
hierna: Eco Fuels,
2. mr. M.J. Ubbens, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de surseance van Eco Fuels Netherlands B.V.,
wonende te Groningen,
hierna: de bewindvoerder,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: Eco Fuels c.s.,
advocaat: mr. A. Middel, kantoorhoudend te Groningen.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 24 april 2018 hier over. Ter uitvoering daarvan heeft op 4 december 2018 een comparitie van partijen plaats gevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens hebben partijen arrest verzocht op het comparitiedossier.
1.2
JPB heeft in hoger beroep gevorderd het vonnis van de kantonrechter van 16 augustus 2016 te vernietigen en alsnog:
- Eco Fuels te veroordelen tot betaling van € 17.810,70, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
- de bewindvoerder te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan die betaling,
met veroordeling van Eco Fuels c.s. in de kosten van de procedure.
2. De vaststaande feiten
2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 1.2 tot en met 1.15 van het bestreden vonnis, voor zover van belang, nu daartegen geen bezwaren zijn aangevoerd, aangevuld met hetgeen overigens nog in hoger beroep is gebleken.
2.2
JPB exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de opslag van ontvlambare en milieugevaarlijke stoffen in speciaal daartoe ingerichte opslagvoorzieningen en het uitvoeren van gespecialiseerde reinigingswerkzaamheden met betrekking tot septic tanks, listerine tanks, olietanks en tanks met overige inhoud. Eco Fuels produceert biobrandstoffen.
2.3
JPB en Eco Fuels deden al lang zaken met elkaar. Eco Fuels huurde voor de opslag van de door haar geproduceerde stoffen tanks van JPB en ook heeft zij JPB opdrachten verstrekt met betrekking tot het uitvoeren van de reiniging en het leegzuigen van tanks en het laden en lossen van biobrandstoffen en grondstoffen.
2.4
Op basis van een door JPB begin 2014 aan Eco Fuels gestuurde offerte voor de (ver)huur van twee RVS tanks met een opslagcapaciteit van respectievelijk 300 m³ en 500 m³, zijn partijen voor die tanks een huurovereenkomst aangegaan. De huurovereenkomst van de 300 m³ tank (de B12 tank) is geëindigd per mei 2014. De huur voor de andere tank van 500 m³ (de B2 tank) is voortgezet tot februari 2015.
2.5
JPB heeft in het voorjaar van 2014 op het terrein van Eco Fuels twee door Eco Fuels te gebruiken tanks geplaatst met een opslagcapaciteit van 10 m³ en 18 m³.
2.6
JPB heeft Eco Fuels op 30 juni 2014 een tweetal facturen gestuurd, factuurnummers 14701087 en 14701088, onder vermelding van huur 18 m³ RVS tank week 19 tot en met week 22 en huur week 23 tot en met week 26. Per factuur is Eco Fuels een bedrag in rekening gebracht van € 2.170,30 inclusief btw.
2.7
Bij e-mail van 7 juli 2014 is door de heer [A] van Eco Fuels aan de heer [B] van JPB onder meer medegedeeld dat overeengekomen is dat weer € 10.000,- zal worden overgemaakt en dat Eco Fuels daarvan een betalingsbewijs zal sturen. Verder is medegedeeld: "De door u recent gestuurde facturen 14701087/ 14701088/14000354 en 14701100 betreffende huur en handelingskosten Biodiesel zijn akkoord en proberen we ook met alle goede wil binnen de betalingstermijn te voldoen."
2.8
Bij e-mail van 25 juli 2014 heeft [A] van Eco Fuels aan de incassogemachtigde van JPB ( [C] van Bureau Mercuur) in reactie op een ontvangen herinnering namens de directie onder meer aangegeven dat de facturen 14701087 en 14701088, elk voor een bedrag van € 2.170,30, "betrekking hebben op de huur van een container, die bij ons geplaatst is en waarvan de heer [D] ons meerdere malen heeft verzekerd dat deze vrij van huur is. Dit heeft hij voor het laatst nog op 6 maart jl. aan de heer [E] bevestigd. Daarom is het hoogst merkwaardig waarom deze nu ineens voor de weken 19 tot en met 22 en 23 t/m 26 gefactureerd wordt. Indien uw cliënte toch tot facturering over wil gaan, verwachten we dat we eerst daarover van tevoren geïnformeerd worden, waarom men daartoe komt en wat het gaat kosten en dan pas tot eventuele facturering overgaat. Nu vinden we dit disputabel."
Voorts is aangegeven dat Eco Fuels op dat moment niet in staat is enige betaling te doen.
2.9
In reactie daarop is bij e-mail van 29 juli 2014 door de heer [C] medegedeeld dat de facturen betrekking hebben op "de huur van een mobiele 18 m³ tankcontainer die destijds door JPB bij Eco Fuels is geplaatst als deel van een project waarvoor prijsafspraken waren gemaakt tussen JPB en Eco Fuels. Toen na afloop van het project JPB de tankcontainer wilde ophalen bleek deze in gebruik te zijn genomen door Eco Fuels zonder dat deze hierover JPB had geïnformeerd. Uiteraard brengt JPB huurkosten in rekening nu de tank door Eco Fuels wordt gebruikt voor andere doeleinden dan het overeengekomen project."
2.10
JPB heeft bij op 20 augustus 2014 uitgebrachte dagvaarding gevorderd Eco Fuels te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 38.940,57, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Die vordering is toegewezen bij verstekvonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 oktober 2014.
2.11
Bij beschikking van 31 oktober 2014 is Eco Fuels in (voorlopige) staat van surseance van betaling verklaard met benoeming van mr. M.J. Ubbens tot bewindvoerder. Bij beschikking van 30 januari 2015 is de voorlopige surseance omgezet in een definitieve surseance van betaling. (De incassogemachtigde van) JPB heeft de vorderingen van JPB ter verificatie bij de bewindvoerder ingediend.
2.12
JPB heeft Eco Fuels nadien facturen gezonden ter zake van de huur van de 18 m³ RVS tank. Het betreft de thans in geding zijnde facturen, factuurnummer 14702396 over de weken 41 tot en met 44, factuurnummer 14702397 over de weken 45 tot en met 48, beide gedateerd 11 december 2014, en de facturen 15700146 over de weken 49 tot en met 52 en 15700147 over de weken 1 tot en met 5, beide gedateerd 26 januari 2015. Met de drie eerste facturen is aan Eco Fuels per factuur een bedrag in rekening gebracht van € 2.170,30, met de laatste factuur een bedrag van € 2.712,88.
2.13
JPB heeft bij factuur van 1 april 2015, factuurnummer 15700969 voor de bezinkcontainer van 10 m³ over de weken 45 tot en met 09 Eco Fuels een bedrag aan huur in rekening gebracht van € 1.771,08.
2.14
JPB heeft bij factuur van 21 januari 2015, factuurnummer 15700120, Eco Fuels een bedrag in rekening gebracht van € 5.445,00 met als omschrijving: "Reinigingskosten. Tank B2". Dat bedrag is door Eco Fuels betaald. De B2 tank is eind februari 2015 leeggemaakt en schoongemaakt. In een e-mail van 26 februari 2015 van [F] van JPB aan Eco Fuels is onder meer medegedeeld: "Bij deze bevestig ik dat de huur van opslagtank-B2 eind van deze week eindigt. Het leeghalen van de laatste circa 12 m³ is door de firma Oude Lenferink niet gelukt doordat de vrachtwagen geen vacuümpomp had. Momenteel is het reinigingsbedrijf bezig met een vacuümwagen om de restant op te zuigen. Deze extra kosten zullen apart doorberekend worden."
2.15
Bij factuur van 15 juni 2015, factuurnummer 15700965 heeft JPB Eco Fuels een bedrag in rekening gebracht van € 7.103,84 met als omschrijving: "Tank B2 product vrijmaken/leegzuigen zie specificatie".
3. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1.
JPB heeft in eerste aanleg, samengevat en voor zover van belang in hoger beroep, gevorderd van de betaling van:
Facturen A:
14702396, 14702397, 15700146, 15700147 en 15700969, totaal € 10.454,86;
Factuur B:
15700965 ad € 7.103,84,
vermeerderd met de wettelijke handelsrente en proceskosten.
3.2
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en JPB in de kosten van de procedure veroordeeld. Wat betreft de facturen A is dat gedaan op grond van de overweging dat als grondslag voor de verschuldigdheid gesteld wordt een huurovereenkomst, maar dat onvoldoende is gesteld wanneer en tussen wie afspraken over de gestelde huur zijn gemaakt. Wat betreft factuur B geldt dat onvoldoende is onderbouwd waarom de in die factuur extra in rekening gebrachte schoonmaakkosten voor rekening van Eco Fuels zouden moeten komen.
4. De beoordeling van de grieven en de vordering
Omvang beroep
4.1
JPB heeft een drietal grieven ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep. In die grieven worden de volgende thema's aan de orde gesteld:
- de verschuldigdheid van de facturen A (grief 1);
- de verschuldigdheid van factuur B (grief 2)
- de proceskostenveroordeling (grief 3)
De thema's zullen hierna in deze volgorde worden besproken.
4.2
In eerste aanleg was ook nog betaling gevorderd van een (btw-)bedrag van € 251,70. Dat bedrag is, na erkenning van verschuldigdheid door Eco Fuels, toegewezen. Tegen die toewijzing is het hoger beroep niet gericht en in zoverre is het vonnis van de kantonrechter dus niet aan hoger beroep onderworpen.
Facturen A
4.3
JPB voert in hoger beroep het volgende aan:
a. In de facturen A is aan Eco Fuels de huur van opslagtanks in rekening gebracht. Eco Fuels verweert zich tegen die vordering van JPB met de stelling dat tussen partijen is overeengekomen dat het gebruik van die tanks gratis was. Dat is een bevrijdend verweer waarvan de juistheid door JPB wordt betwist. Bij die stand van zaken is het niet JPB dat het bestaan van de huurovereenkomst moet bewijzen, maar Eco Fuels dat de juistheid van het gevoerde bevrijdende verweer moet bewijzen.
b. Voor het geval het hof daarover anders oordeelt, geldt dat de kantonrechter in Groningen in het verstekvonnis van 1 oktober 2014 al over de rechtsverhouding tussen partijen heeft beslist, te weten dat sprake is van huur. Op grond van artikel 236 lid 1 Rv komt aan dat vonnis gezag van gewijsde toe.
c. Voor het geval het hof ook daarover anders oordeelt, geldt dat de feiten aantonen dat partijen zijn overeengekomen dat de tanks in kwestie gehuurd werden.
d. Voor het geval het bestaan van een huurovereenkomst niet kan worden vastgesteld, geldt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking door Eco Fuels ter hoogte van de gefactureerde bedragen.
ad a: bewijslast
4.4
JPB stelt dat sprake is van een huurovereenkomst met betrekking tot de tanks in kwestie. Eco Fuels heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het bestaan van die gestelde huurovereenkomst, onder andere door aan te voeren dat zij die tanks gratis in gebruik had.
4.5
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op JPB, gegeven de gemotiveerde betwisting door Eco Fuels, de bewijslast van die feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat tussen partijen een huurovereenkomst is gesloten. Het verweer van Eco Fuels houdt niet in dat zij weliswaar erkent dat sprake was van huur, maar dat zij de verschuldigdheid van huurpenningen betwist omdat de afspraak is gemaakt dat het gebruik van de tanks gratis zou zijn. Het wel gevoerde verweer - een huurovereenkomst is nooit gesloten - is dan ook niet aan te merken als een bevrijdend verweer, maar als een gemotiveerde betwisting van de stellingen van JPB. De bewijslast van het bestaan van de huurovereenkomst rust dus op JPB.
gezag van gewijsde
4.6
In artikel 236 lid 1 Rv is bepaald:
"Beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht."
4.7
In essentie strekt het leerstuk van het gezag van gewijsde er toe een einde te maken aan geschillen omtrent dezelfde rechtsbetrekking (HR 18 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0683, NJ 1992, 747). Gezag van gewijsde komt toe aan die beslissingen in een vonnis, waarin de rechter aan bepaalde feiten bepaalde rechtsgevolgen heeft verbonden, ongeacht of deze beslissingen zijn neergelegd in het dictum, dan wel uitsluitend deel uitmaken van de overwegingen. Het moet daarbij wel gaan om geschilbeslissingen, dat wil zeggen die proces- en materieelrechtelijke beslissingen die noodzakelijk zijn ter bepaling van de concrete rechtsverhouding tussen partijen en het dictum dragen. Dit betekent dat niet aan alle vonnissen gezag van gewijsde kan toekomen. Vaste rechtspraak is dat geen gezag van gewijsde kan worden toegekend aan beslissingen ten overvloede, omdat deze het oordeel van de rechter omtrent de concrete rechtsverhouding tussen partijen niet hebben beïnvloed. Voorts betekent dit dat evenmin gezag van gewijsde toekomt aan beslissingen die weliswaar het geding beëindigen maar de rechtsbetrekking als zodanig niet raken. Hiervan is onder meer sprake indien de vordering wordt ontzegd of een verweer wordt gepasseerd, omdat niet is voldaan aan de stelplicht ten aanzien van de grondslag daarvan. Gezegd kan dan immers worden dat de rechter in dat geval niet in staat is gesteld de rechtsbetrekking in geschil inhoudelijk te beoordelen en vast te stellen of het ingeroepen rechtsgevolg uit de gestelde feiten of rechten voortvloeit. Om deze reden komt ook aan een verstekvonnis geen gezag van gewijsde toe.
4.8
Het vonnis van 1 oktober 2014 is bij verstek gewezen. Het beperkt zich om die reden tot de overweging dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Enig oordeel over de gestelde huurovereenkomst valt in dat vonnis niet te lezen. Indien het al zo is, gelijk JPB stelt, dat de kantonrechter uit de hem destijds aangeleverde stukken heeft kunnen opmaken dat een van de onderdelen van de ingestelde vordering was gebaseerd op een door JPB gestelde huurovereenkomst inzake de 18 m³-tank, geldt dat de kantonrechter over die gestelde rechtsbetrekking in zijn beslissing niet materieel heeft geoordeeld, beperkt als hij zich heeft tot niet gebleken ongegrondheid of onrechtmatigheid van de vordering.
ad c: bewijs huurovereenkomst
4.9
Niet in geschil is dat JPB zowel de tank van 18 m³ als die van 10 m³ in het voorjaar van 2014 in het kader van een tussen partijen afgesproken project om niet ter beschikking heeft gesteld. De stelling van JPB is dat zij na afloop van dat project het aanbod aan Eco Fuels heeft gedaan de beide tanks verder te huren en dat dit aanbod door Eco Fuels is aanvaard. JPB onderbouwt die stellingname als volgt. Toen het project was afgelopen bleek dat de beide tanks nog steeds bij Eco Fuels in gebruik waren. JPB kon deze dus niet weer zelf in gebruik nemen. Eco Fuels moest, als zakelijk dienstverlener, begrijpen dat voortgezet gebruik niet gratis kon zijn. Het niet leeg maken en leeg aan JPB ter beschikking stellen van de tanks "maakt dat Eco Fuels vanaf dat moment (einde van het project) dus huur in de primaire variant en in de subsidiaire variant een gebruikers vergoeding aan JPB Logistics moet betalen" (memorie van grieven sub 71). Dat Eco Fuels akkoord was met het betalen van huur blijkt uit het feit dat zij in het mailbericht van 7 juli 2014 (zie hiervoor onder 2.7) meedeelde dat de eerdere facturen (14701087 en 14701088) inzake huur voor de tank van 18 m³ akkoord waren.
4.10
Deze stellingname van JPB, uitdrukkelijk gebaseerd op de wettelijke (artikel 6:217 BW) figuur van aanbod en aanvaarding, komt in essentie erop neer dat zij het voortgezet gebruik van de tanks aanmerkt als een aanbod van haar kant tot het aangaan van een huurovereenkomst met Eco Fuels. Het doen van een aanbod is vormvrij en kan dan ook besloten liggen in gedragingen (artikel 3:37 lid 1 BW), zoals voortgezet gebruik van de tanks. Dat enkele voortgezette gebruik kan echter zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld, bezwaarlijk worden aangemerkt als een voor Eco Fuels voldoende duidelijk aanbod van JPB tot het aangaan van een huurovereenkomst. Het mailbericht van 7 juli 2014 is geen reden daarover anders te oordelen omdat met dat mailbericht niet wordt bevestigd dat (voortaan) sprake is van een huurovereenkomst maar slechts dat de op de twee toegezonden facturen in rekening gebrachte bedragen zullen worden betaald. Uit het latere mailbericht van Eco Fuels van 25 juli 2014 (zie hiervoor onder 2.8) blijkt ook dat Eco Fuels het bestaan van een huurovereenkomst uitdrukkelijk betwist en zich op het standpunt stelt dat, kort gezegd, nadere uitleg en/of overleg nodig is, wil het tot het (voortaan) betalen van huur kunnen komen. De stellingen van JPB zijn dan ook onvoldoende onderbouwd ten aanzien van het doen van een duidelijk aanbod aan Eco Fuels. Bij die stand van zaken wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
ad d: ongerechtvaardigde verrijking
4.11
JPB stelt het volgende. Eco Fuels heeft de tanks in kwestie gedurende lange tijd na afloop van het project in gebruik gehouden. Als gevolg daarvan kon JPB deze niet aan derden verhuren. Het gevolg daarvan is dat Eco Fuels ongerechtvaardigd is verrijkt. Eco Fuels bespaart immers opslagkosten die ze anders aan JPB had moeten betalen. JPB is verarmd omdat zij de tanks niet aan derden heeft kunnen verhuren (en dus geen inkomsten daarvoor heeft kunnen ontvangen) als gevolg van het "onrechtmatig in gebruik nemen/houden" van de tanks.
4.12
In artikel 6:212 BW is bepaald:
"Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking".
4.13
JPB heeft, om in de terminologie van de branche te blijven, na het door haar gestelde einde van het project een vacuüm laten ontstaan. Zij heeft niet gesteld geprotesteerd te hebben tegen het voortgezet gebruik van de tanks of gesommeerd te hebben tot lege oplevering. Zij heeft volstaan met het eind 2014/begin 2015 sturen van facturen. Ook het e-mailbericht van Eco Fuels van 25 juli 2014 heeft zij niet aangegrepen om met Eco Fuels in overleg te treden voor het nader overeenkomen van voorwaarden waaronder Eco Fuels het gebruik van de tanks kon voortzetten. Onder die omstandigheden vormt het enkele voortgezet gebruik - en meer is door JPB aan haar vordering niet ten grondslag gelegd - niet voldoende grond voor een vordering op Eco Fuels wegens het ongerechtvaardigd zijn van het voordeel dat Eco Fuels ontegenzeggelijk heeft gehad door de tanks te blijven gebruiken zonder voor dat gebruik te betalen.
Tussenconclusie
4.14
De argumenten die JPB in hoger beroep heeft aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vordering tot betaling van de facturen A moet worden afgewezen zijn hiervoor gewogen maar te licht bevonden. Grief 1 faalt.
Factuur B
4.15
De stellingen van JPB, zoals verwoord in de memorie van grieven onder nummer 118 e.v., laten zich als volgt samenvatten. JPB heeft met Eco Fuels een overeenkomst gesloten die haar verplichtte tot het reinigen van de zogenaamde B2-tank. Die overeenkomst verplichtte Eco Fuels die tank vrij van sediment op te leveren. De werkzaamheden in kwestie zijn op twee facturen in rekening gebracht. Factuur 15700120 (€ 5.445,-) ziet op de door Eco Fuels bij wege van vaste prijsafspraak verschuldigde vergoeding voor het reinigen van de tank. Factuur 15700965 (€ 7.103,84) betreft meerwerk in de vorm van het verwijderen van sediment uit de tank, welk meerwerk noodzakelijk was omdat Eco Fuels in gebreke was gebleven de tank vrij van sediment op te leveren.
4.16
Eco Fuels heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer komt erop neer dat niet meer en niet minder is afgesproken dan dat JPB de tank zou reinigen voor het op factuur 15700120 in rekening gebrachte bedrag van € 5.445,-. Bij die stand van zaken is geen sprake van een bevrijdend verweer van Eco Fuels en rust op JPB de last te bewijzen dat de overeenkomst Eco Fuels verplichtte tot het sedimentvrij opleveren van de tank en/of dat JPB, indien Eco Fuels op dat punt in gebreke bleef, gehouden, althans gerechtigd was over te gaan tot verwijdering van het sediment tegen het in rekening brengen van de kosten daarvan als meerwerk.
4.17
Dat noodzakelijke bewijs is niet geleverd, ook niet voorshands. JPB heeft gewezen op haar e-mailbericht aan Eco Fuels van 26 februari 2015 (zie hiervoor sub 2.14). Daarin staat echter niet meer dan een aankondiging dat extra kosten apart zullen worden doorberekend. Het feit dat Eco Fuels daartegen niet onmiddellijk heeft geprotesteerd, zoals JPB stelt, maakt niet dat Eco Fuels geacht moet worden daarmee te hebben ingestemd. Dat Eco Fuels in gebreke was met het sedimentvrij opleveren en/of dat de tussen partijen gesloten overeenkomst JPB het recht gaf dit meerwerk in rekening te brengen blijkt niet uit dat e-mailbericht. De vraag is dan nog of JPB tot bewijslevering moet worden toegelaten. Bewijs is wel aangeboden, maar het bewijsaanbod is niet specifiek gericht op wat hiervoor als gestelde inhoud van de overeenkomst is vermeld en daarom ontoereikend. Ook grief 2 faalt.
Proceskosten
4.18
De derde grief ziet op de proceskostenveroordeling, maar kan niet slagen nu de grieven 1 en 2 falen.
5. De slotsom
5.1.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof JPB in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Eco Fuels c.s. zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.952,-
- salaris advocaat € 2.148,- (2 punten x tarief II à € 1.074,- per punt)
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 augustus 2016, voor zover aan hoger beroep onderworpen;
veroordeelt JPB in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eco Fuels c.s. vastgesteld op € 1.952,- voor verschotten en op € 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. O.E. Mulder en mr. W.F. Boele en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.