Rb. Amsterdam, 18-02-2010, nr. 436584 / HA RK 09-634
ECLI:NL:RBAMS:2010:BL5405
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
18-02-2010
- Zaaknummer
436584 / HA RK 09-634
- LJN
BL5405
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2010:BL5405, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 18‑02‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 18‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Beslissing op verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 436584 / HA RK 09-634
Beschikking van 18 februari 2010
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van Isle of Man
LLANOS OIL EXPLORATION LTD.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. F.H.J. van Schoonhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. J.W. van Rijswijk.
Partijen zullen hierna respectievelijk Llanos Oil en ABN genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2009;
- -
de fax namens ABN van 2 oktober 2009, waarin ABN aangeeft dat zij verweer wenst te voeren;
- -
de tussenbeschikking van 12 november 2009, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- -
de brief namens Llanos Oil van 7 december 2009, met bijlagen;
- -
het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 december 2009;
- -
de mondelinge behandeling, gehouden op 9 december 2009, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.
2. Het verzoek
2.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank, op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen. Llanos Oil legt, voor zover van belang, het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
2.2.
Eind 2002 heeft Llanos Oil met het Colombiaanse staatsbedrijf Ecopetrol S.A. (hierna: Ecopetrol) een concessieovereenkomst gesloten met een duur van 28 jaar, teneinde exploratiewerkzaamheden uit te voeren in een gebied genaamd Guatapuri in Colombia. Deze overeenkomst is door Ecopetrol beëindigd op 23 juni 2003, volgens Llanos Oil zonder enige rechtsgrond en op onrechtmatige wijze, ten gevolge waarvan Llanos Oil stelt schade te hebben geleden.
2.3.
Op 17 oktober 2008 heeft Llanos Oil van de voorzieningenrechter te
’s-Gravenhage verlof gekregen om conservatoir beslag te leggen onder ABN, ter verzekering van haar vordering op Ecopetrol. Dit conservatoir derdenbeslag ten laste van Ecopetrol is vervolgens gelegd op 22 oktober 2008.
2.4.
Op 19 november 2008 verklaart ABN naar aanleiding van voornoemde beslaglegging het volgende:
(…)
Tussen ondergetekende en de schuldenaar bestaat een rechtsverhouding of heeft een rechtsverhouding bestaan. Deze rechtsverhouding betreft een rekening-courant overeenkomst (bankrekening en spaarrekening e.d.).
Ten tijde van de beslaglegging waren er uitsluitend rekeningen met een debetpositie in onze boeken. Derhalve resteert er niets onder het beslag en beschouwen wij deze zaak als afgehandeld.
(…)
2.5.
Op verzoek van Llanos Oil van 8 december 2008 om nadere gegevens en bescheiden ten aanzien van de rechtsverhouding tussen ABN en Ecopetrol, heeft ABN op 9 december 2008 een tweede verklaring gestuurd met gelijke inhoud als de verklaring van 19 november 2008, met als bijlage een rekeningoverzicht die uitsluitend melding maakt van één garantierekening met een negatief saldo van US$ 51.401.700,00.
2.6.
Op 30 december 2008 is door Llanos Oil opnieuw conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN, ten laste van Ecopetrol. Op 27 januari 2009 verklaart ABN:
(…)
Tussen ondergetekende en de schuldenaar(s) bestaat geen enkele rechtsverhouding of heeft geen enkele rechtsverhouding bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar(s) op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.
Derhalve beschouwen wij het derdenbeslag als afgehandeld.
(…)
2.7.
Op 10 juli 2009 verklaart ABN ter rectificatie van haar verklaring van 9 december 2008 als volgt:
(…)
Tussen Ecopetrol S.A. an ABN AMRO Bank N.V. bestond ten tijde van voormelde beslaglegging geen rechtsverhouding uit hoofde waarvan Ecopetrol S.A. op dat tijdstip (nog) iets te vorderen had of te vorderen zou krijgen van ABN AMRO Bank N.V.
De verklaring dat er op dat moment tussen Ecopetrol S.A. en ABN AMRO Bank N.V. een rekening-courant verhouding bestond (bankrekening en spaarrekening e.d.) berust op een misverstand althans miscommunicatie binnen de bank: op dat punt herroept de bank hierbij haar verklaring.
(…)
2.8.
Op 17 juli 2009 vraagt Llanos Oil per brief aan ABN of zij de derdenverklaring van ABN van 27 januari 2009 ook zo dient te lezen dat tussen ABN inclusief haar branchekantoren waar ook ter wereld en Ecopetrol geen rechtsverhouding bestond ten tijde van de beslaglegging uit hoofde waarvan Ecopetrol op dat tijdstip iets te vorderen zou krijgen, welke vraag bij brief van 31 juli 2009 door ABN bevestigend wordt beantwoord.
2.9.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft in haar vonnis d.d. 26 november 2009 geoordeeld dat de voornoemde beslagen zijn vervallen. Tegen dit oordeel is door Llanos Oil hoger beroep ingesteld dat thans nog loopt.
2.10.
Op 20 november 2009 heeft Llanos Oil opnieuw ten laste van Ecopetrol conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN. In dit beslag heeft de ABN nog geen verklaring opgesteld.
2.11.
Volgens Llanos Oil zijn er redenen om aan te nemen dat de door ABN afgelegde derdenverklaringen onjuist althans onvolledig zijn, mede gelet op de onderlinge tegenstrijdigheid van deze verklaringen. Zij wijst daartoe tevens op de door haar overgelegde verklaring van de heer [naam 6], die werkzaam is als Senior Financial Specialist voor de ABN, die – kort samengevat – verklaart dat het naar zijn mening niet anders kan zijn dan dat bij ABN, althans bij haar buitenlandse filialen gelden en/of geldwaarden door het beslag zijn getroffen. Hij verwijst daarbij tevens naar een Letter of Credit die namens Ecopetrol door ABN zou zijn afgegeven, waaruit opgemaakt kan worden dat er gesecureerde gelden van Ecopetrol bij ABN voor handen waren ten tijde van de beslagen, aldus [naam 6].
2.12.
Het voorlopig getuigenverhoor strekt ertoe te bewijzen dat ABN jegens Llanos Oil onrechtmatig heeft gehandeld respectievelijk dat zij bedrog heeft gepleegd tengevolge van het bewust en opzettelijk foutief verklaren naar aanleiding van de door Llanos Oil gelegde conservatoire beslagen. Llanos Oil stelt daartoe dat zij, ten gevolge van de onjuiste verklaringen van ABN, schade heeft geleden. De schade bestaat uit het (nog) niet aanhangig kunnen maken van een bodemprocedure in Nederland, waardoor Llanos Oil in een juridisch vacuüm terecht is gekomen, nu zij, gelet op de betrokkenheid van de Colombiaanse overheid bij Ecopetrol, niet in Colombia kan procederen. Hierdoor is Llanos Oil op de Nederlandse rechter aangewezen, want het beslag heeft doel getroffen, hetgeen blijkt uit de tegenstrijdige en/of onjuiste verklaringen van ABN en uit het feit dat de investeerders deels Nederlands zijn. Op grond van het voorgaande bestaat er voor Llanos Oil belang bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor, aldus nog steeds Llanos Oil.
2.13.
Tot slot wenst Llanos Oil met het voorlopig getuigenverhoor de waarheidsgetrouwheid te onderzoeken van de nog aankomende verklaring van de ABN naar aanleiding van het door Llanos Oil gelegde conservatoire derdenbeslag onder de ABN d.d. 20 november 2009.
2.14.
Llanos Oil wenst de volgende getuigen te horen: [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5], allen werkzaam bij de ABN, welke volgens Llanos Oil kunnen verklaren over de derdenverklaringen van ABN en de rechtsverhoudingen tussen ABN en Ecopetrol ten tijde van de beslagleggingen.
3. Het verweer
3.1.
ABN verzet zich tegen inwilliging van het verzoek tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor en voert daartoe, voor zover van belang, het volgende aan.
3.2.
ABN betwist dat de door haar afgegeven derdenverklaringen onjuist zijn en daarmee dat zij onrechtmatig jegens Llanos Oil zou hebben gehandeld dan wel bedrog zou hebben gepleegd.
3.3.
Daarnaast voert ABN tot haar verweer aan dat de beslagen die Llanois Oil onder ABN heeft gelegd op 22 oktober 2008 respectievelijk 30 december 2008 beiden zijn vervallen. Llanos Oil heeft verzuimd op straffe van nietigheid de formaliteiten in acht te nemen in de zin dat Llanos Oil de verlenging van de termijn om de hoofdzaak aanhangig te maken niet aan ABN heeft medegedeeld. Dit rechtsgevolg is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 26 november 2009 bevestigd. Omdat de beslagen zijn vervallen, zal Llanos Oil nimmer een executoriale titel in de hoofdzaak krijgen, wat tevens, gelet op het bepaalde in artikel 723 Rv in samenhang met artikel 477a Rv tot gevolg heeft dat er ook nimmer een verklaringsprocedure zal volgen waar de inhoud van de door ABN afgelegde verklaringen aan de orde had kunnen komen. Llanos Oil heeft om die reden geen belang als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijke Wetboek (hierna: BW) bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor over de afgelegde verklaringen. Het verzoek dient dan ook te worden geweigerd.
3.4.
Tot slot stelt ABN dat het verzoek, voor zover het strekt tot het doen van onderzoek naar de waarheidsgetrouwheid van de toekomstige verklaring van ABN, in strijd is met de goede procesorde. Deze verklaring is immers thans nog niet afgelegd, waardoor het verzoek prematuur is en ook op die grond afgewezen dient te worden.
4. De beoordeling
4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor als het onderhavige is dat de rechter in beginsel op de voet van artikel 187 Rv, gelezen in samenhang met artikel 166 Rv, een getuigenverhoor beveelt zo vaak één der partijen dit verzoekt, indien de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en de te bewijzen feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden. Dit houdt op grond van artikel 187 lid 3 Rv tevens in dat het verzoekschrift dat ertoe strekt dat een voorlopig getuigenverhoor wordt gehouden de feiten of rechten inhoudt die men wil bewijzen.
4.2.
Llanos Oil heeft in haar verzoekschrift voldoende duidelijk omschreven welke stellingen en de daaraan ten grondslag liggende feiten zij wenst te bewijzen en de door haar gestelde feiten zijn betwist door ABN.
4.3.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan evenwel, ook als het overigens aan de eisen voor toewijzing voldoet, onder andere worden afgewezen op een ander, door de rechter zwaarwichtig beoordeeld bezwaar. Voorts is ook de in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van toepassing.
4.4.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat het voorlopig getuigenverhoor zich richt op de gestelde onrechtmatigheid van de verklaringen die de ABN heeft afgelegd in het kader van de conservatoire derdenbeslagen d.d. 22 oktober 2008 respectievelijk 30 december 2008. Deze beslagen zijn door omstandigheden welke aan Llanos Oil zijn toe te rekenen komen te vervallen. Dit rechtsgevolg is in het kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van 26 november 2009 bevestigd. Tegen dit oordeel is door Llanos Oil weliswaar hoger beroep ingesteld, echter hier is nog geen beslissing in genomen.
4.5.
In het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2001, JOR 2002, 23 is onder andere beslist dat onder omstandigheden het afleggen van een onjuiste of onvolledige verklaring door de derde-beslagene onrechtmatig kan zijn jegens de beslaglegger. Het feit dat de beslagen waarin ABN de verklaringen heeft afgelegd zijn vervallen door het niet in acht nemen door Llanos Oil van de formele vereisten staat daar niet aan in de weg, nu dit mogelijk onrechtmatig handelen door ABN een mogelijk zelfstandig vorderingsrecht aan Llanos Oil kan geven. Llanos Oil stelt ter onderbouwing van haar verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor dat de door ABN afgelegde verklaringen onjuist of onvolledig zijn en verwijst daartoe onder andere naar de verschillende afgelegde verklaringen van ABN, welke met elkaar in tegenspraak zijn. Voorts verwijst Llanos Oil naar een door haar overgelegde verklaring van de heer [naam 7], werkzaam bij ABN als “senior Financial specialist” die stelt dat het niet anders kan zijn dan dat bij ABN, althans bij haar buitenlandse filialen, gelden en/of geldwaarden door het beslag zijn getroffen. Over die rekeningen heeft ABN niets verklaard, hetgeen haar verklaringen onjuist of onvolledig zou maken.
4.6.
Het enkele feit dat ABN de door haar afgelegde verklaringen heeft gewijzigd is op zichzelf beschouwd toegestaan; zie in dat kader hetgeen daarover in het in 4.5. aangehaalde arrest is beslist. Indien echter de afgelegde verklaringen onvolledig of onjuist zijn, zoals door Llanos Oil gemotiveerd wordt gesteld, kan dit onrechtmatig zijn. Door ABN is ten aanzien van de stelling over de reikwijdte van het gelegde beslag slechts gewezen op bestaande jurisprudentie waaruit zou volgen dat de door de ABN afgelegde verklaringen ex artikel 476a Rv juist waren. Dit verweer is, gelet op hetgeen door Llanos Oil gemotiveerd is gesteld, onvoldoende.
4.7.
Waar het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor zich mede zou moeten uitstrekken tot de nog door ABN af te leggen verklaring in het nieuw gelegde conservatoir beslag, is de rechtbank van oordeel dat dit afstuit op gebrek aan belang aan de zijde van Llanos Oil nu ABN nog geen verklaring heeft afgelegd en dus evenmin thans over de juistheid dan wel onjuistheid daarvan getuigen kunnen worden gehoord.
4.8.
Op grond van het voorgaande wordt het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voorzover het betrekking heeft op de door ABN afgelegde verklaringen d.d. 19 november 2008, 9 december 2008, 27 januari 2009 en 31 juli 2009 toegewezen.
4.9.
Aangezien de advocaat van ABN een afschrift van deze beschikking ontvangt, is Llanos Oil niet gehouden om ABN op de voet van artikel 190 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
5.2.
bepaalt dat de zaak zal worden aangehouden tot 25 februari 2010 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata en die van de op te roepen getuigen door te geven aan de griffier van deze rechtbank (ter attentie van de rekestenadministratie van de sector civiel), waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald;
5.3.
bepaalt dat op de voor het verhoor te bepalen dagdelen niet meer dan drie getuigen per dagdeel mogen worden opgeroepen en dat de voortzetting van het voorlopig getuigenverhoor nader zal worden bepaald door de rechter-commissaris;
5.4.
bepaalt dat Llanos Oil uiterlijk een week voor het verhoor aan de rechtbank, ter attentie van de rekestenadministratie van de sector civiel, zal mededelen welke getuigen hij wenst te horen en tegen welke tijdstippen;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Schoorl en in het openbaar uitgesproken op
- 18.
februari 2010.?