Vgl. bijvoorbeeld HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787, NJ 2010/456, r.o. 2.5 en HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1197, r.o. 3.3.
HR, 07-03-2017, nr. 15/02971
ECLI:NL:HR:2017:379
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-03-2017
- Zaaknummer
15/02971
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:379, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑03‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:126, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:126, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:379, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht (medeplegen van) witwassen van door gemeente Tiel overgeboekte geldbedragen, art. 420bis.1.b Sr. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 15/02894, 15/03319, 15/03321 en 15/03322.
Partij(en)
7 maart 2017
Strafkamer
nr. S 15/02971
LBS/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 17 juni 2015, nummer 21/001765-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017.
Conclusie 17‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht (medeplegen van) witwassen van door gemeente Tiel overgeboekte geldbedragen, art. 420bis.1.b Sr. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 15/02894, 15/03319, 15/03321 en 15/03322.
Nr. 15/02971 Zitting: 17 januari 2017 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 17 juni 2015 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een taakstraf van 160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte betalingsverplichtingen opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld
Er bestaat samenhang met de zaken 15/02894, 15/03319, 15/03321 en 15/03322. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel, een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel komt met deelklachten op tegen de bewijsmotivering.
Ten laste van de verdachte is onder primair bewezenverklaard dat:
“zij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2011 tot en met 3 oktober 2011 te Amsterdam en/of Diemen en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Tiel, tezamen en in vereniging met anderen, telkens geldbedragen, te weten meer geldbedragen (van in totaal ongeveer 32.811 EURO) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet, terwijl zij telkens wist, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf”.
6. Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 2460-2463 van het proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2011079316, onderzoek 08TIFRA) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Vorig jaar in de tijd dat dit speelde, had ik een Blackberry Torch met het nummer 06- [0001] , dit is ook het nummer waarop [betrokkene 6] contact met mij heeft gehad.
Ik kwam [betrokkene 6] tegen op een feestje bij iemand, het was een soort bbq-feestje. Hij wist dat ik het krap had. Veel mensen wisten dat ik vast had gezeten. Ik werkte en deed mijn ding, maar ik redde het financieel niet. Hij begon een gesprek, het ging eerst over van alles. Uiteindelijk vroeg hij of ik geld nodig had. Hij wist iets wat ik kon gaan doen, wat niet illegaal was en waar ik een extra centje aan kon verdienen. Hij vertelde dat een vriend van hem een bedrijf had en het geld ergens anders wilde laten storten. Het enige wat ik hoefde te doen was naar de Kamer van Koophandel te gaan en een bedrijf te kiezen wat ik leuk vond. Bijvoorbeeld iets met nagels omdat ik dat leuk vind. En ik moest een bedrijfsrekening openen. Ik zou daar een zakcentje mee kunnen verdienen. Ik heb er over nagedacht. Op dat moment waren er alleen maar plussen. Ik geloofde dat er voor mij geen gevolgen zouden zijn. Ik ben zelf naar de Kamer van Koophandel gegaan en heb [F] opgericht. Daarna ben ik naar de ING bank gegaan en heb daar een bedrijfsrekening geopend [0002] op naam van [F] . Ik heb toen een BTW nummer meegekregen.
Ik gaf [betrokkene 6] het uittreksel van de Kamer van Koophandel, eigenlijk alles wat ik kreeg van de KvK en alles van de bank. Dat was dezelfde dag dat ik naar de Kamer van Koophandel en naar de bank was geweest. Ik denk dat het die avond was, 12 mei 2011.
De eerste keer dat [betrokkene 6] contact met mij opnam was op een vrijdag toen ik aan het werk was. Hij zei dat ik moest gaan pinnen, omdat er geld gestort was. Ik vertelde hem dat ik niet kon, omdat ik moest werken. Dat zou heel goed op vrijdag 17 juni geweest kunnen zijn, de dag dat het eerste bedrag van de Gem. Tiel binnen kwam.
Die avond heb ik mijn pinpas afgegeven met de code. Ze zeiden dat ze zouden gaan pinnen en dat ik de rest zelf zou moeten doen. Met ze bedoel ik [betrokkene 7] en [betrokkene 6] . Ze kwamen die pas ophalen bij de parkeerplaats van het winkelcentrum Kraaiennest.
De volgende dag toen ik zelf in de bank geld ging opnemen heb ik het pasje weer terug gekregen van hen. Ik kreeg meteen het geld wat ik met die transactie verdiend had. Ik kreeg dat contant. Ze waren elke keer met z’n tweeën.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (pag. 2457-2459 van het proces-verbaal met OPS-dossiernummer 2011079316, onderzoek 08TIFRA) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
[betrokkene 6] kende een zekere [betrokkene 7] , dat is een Afrikaanse jongen. Hij is donker van huidskleur, behoorlijk donker. [betrokkene 7] heeft een bedrijf, ik weet niet wat voor bedrijf, en hij wilde geld wegsluizen. Hij wilde het geld op mijn rekening storten wat ik dan zou moeten pinnen.
Ik had een bedrijfsrekening op mijn bedrijfje. De naam van het bedrijf was [F] . Ik heb met het bedrijf nooit iets gedaan.
Op deze bedrijfsrekening is één keer studiefinanciering gestort. Ik kreeg meerdere keren geld gestort op deze bank. Toen ik een keer op internet op mijn rekening keek, zag ik dat het geld van GM Tiel afkwam. Nu ik hier zit en nadenk ben ik bang dat het geld van de gemeente Tiel afkomt.
Ik weet de achternaam van [betrokkene 6] niet en die van [betrokkene 7] ken ik ook niet. Ik heb niet eens gevraagd wat voor bedrijf hij had. Ik had het idee dat [betrokkene 7] iets van omzetbelasting wilde ontduiken, iets wilde wegsluizen of witwassen. Ik had wel door dat het niet klopte waar hij mee bezig was.
Ik denk dat het hoogste bedrag wat ik pinde € 5.000,- was. Ik pinde meestal bij de ING bank in Diemen. Ik werkte hier aan mee omdat ik per keer € 100,- kreeg. Voor € 3.000,- pinnen kreeg ik € 100,- en voor € 5.000,- pinnen kreeg ik € 150.
7. Het hof heeft voorts ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen:
“Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij [F] heeft opgericht, nadat zij op een feest was benaderd door [betrokkene 8] . Voorts heeft zij tegenover de politie verklaard dat [betrokkene 9] geld wilde wegsluizen via haar bankrekening. Zij had het idee dat [betrokkene 9] iets van omzetbelasting wilde ontduiken, iets wilde wegsluizen of witwassen en dat het niet klopte waar hij mee bezig was. Nu het bedrijf, zoals verdachte tegenover de politie heeft verklaard, is opgericht nadat verdachte door [betrokkene 8] was benaderd, gaat het hof ervan uit dat het bedrijf kennelijk is opgericht met de bedoeling de ten laste gelegde handelingen te plegen.
Verdachte heeft papieren afgestaan, haar pinpas en pincode ter beschikking gesteld en toegestaan dat grote geldbedragen op haar rekening werden overgemaakt. Ook heeft zij in Amsterdam en/of Diemen zelf geldbedragen contant opgenomen, waarvan zij een deel mocht houden en een deel moest afstaan. Verdachte heeft verklaard dat zij het geld goed kon gebruiken. Nu de geldbedragen op de rekening van verdachte zijn gestort, zij het geld heeft gepind en een deel van het bedrag contant heeft afgedragen en het andere deel zelf heeft gehouden, heeft zij zich schuldig gemaakt aan de witwashandelingen ‘verwerven’, ‘voorhanden hebben’, ‘overdragen’ en ‘omzetten’. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij in dit verband contact heeft gehad met [betrokkene 8] en [betrokkene 9] . Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gezien dat het geld afkomstig was van o.a. de Gemeente Tiel. Nu verdachte al bij de politie heeft verklaard dat zij doorhad dat het niet klopte waar [betrokkene 9] mee bezig was en zij het idee had dat [betrokkene 9] ‘iets van omzetbelasting wilde ontduiken, iets wilde wegsluizen of witwassen’ en de handelingen die verdachte desondanks heeft verricht, is het hof anders dan de verdediging van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Gelet op de verklaring van verdachte omtrent de samenwerking met [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en het telefonische contact tussen het op haar naam staande telefoonnummer en een telefoonnummer op naam van [betrokkene 8] , acht het hof bewezen dat zij het primair ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. Dat [betrokkene 8] en [betrokkene 9] in eerste aanleg zijn vrijgesproken doet daar niet aan af; het hof heeft in deze op zichzelf staande strafzaak te onderzoeken, of de beschikbare bewijsmiddelen kunnen leiden tot een bewezenverklaring, waarbij vonnissen in andere zaken er niet toe doen.”
8. De eerste deelklacht bestrijdt de motivering van het medeplegen, omdat niet kan blijken dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het ontstaan en de uitvoering van het plan geldbedragen weg te nemen bij de gemeente Tiel, zij slechts een faciliterende en ondergeschikte rol heeft vervuld en zij op het relatief geringe persoonlijke profijt geen enkele invloed heeft gehad.
9. Deze klacht miskent dat niet ten laste van verdachte het gronddelict (oplichting van de gemeente Tiel of het gebruik van valse facturen) is bewezen verklaard, maar de begunstiging daarvan door middel van witwassen. Daarvoor is geen wetenschap, laat staan medeplegen, vereist van het concrete gronddelict,1.maar ‘slechts’ (tezamen en in vereniging met anderen) verwerven, voorhanden hebben, overdragen en omzetten van geldbedragen, terwijl zij telkens wist, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Nu de klacht geen betrekking heeft op de witwashandelingen zelf en de motivering in het arrest van de bewezenverklaring bij het medeplegen daarvan gelet op de vooraanstaande rol bij de uitvoering door verdachte niet ontoereikend of onbegrijpelijk is, ga ik daarop niet verder in. De deelklacht faalt.
10. De tweede deelklacht houdt in dat de volgende zin niet zonder nadere motivering in de bewijsoverweging kan worden opgenomen: “Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gezien dat het geld afkomstig was van o.a. de Gemeente Tiel.” Gelet op de daaraan in de bewijsoverweging voorafgaande zin (“Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij in dit verband contact heeft gehad met [betrokkene 8] en [betrokkene 9] ”) kan worden aangenomen dat deze zin is ontleend aan het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 3 juni 2015. Blijkens dat proces-verbaal heeft verdachte ten overstaan van het hof verklaard: “Het klopt dat ik op mijn rekening heb gezien dat er geld van de gemeente Tiel binnenkwam”. Gelet op de vrijheid van de rechter bij de selectie en waardering van bewijsmiddelen ontgaat het mij waarom nadere motivering is aangewezen en dat geldt ook voor zover de steller van het middel - al dan niet op goede grond - meent dat verdachte zich (elders) eveneens in andere (beperktere) zin heeft uitgelaten. Ook deze deelklacht faalt.
11. Het middel faalt in al zijn onderdelen en kan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan. Ook afdoening met toepassing van art. 80a RO laat zich goed denken.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑01‑2017