Vgl. de conclusie voor HR 11 januari 2005, LJN AR4926.
HR, 12-11-2013, nr. 11/05589
ECLI:NL:HR:2013:1173
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-11-2013
- Zaaknummer
11/05589
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1173, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑11‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1169, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1169, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1173, Gevolgd
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0442
NbSr 2013/372
Uitspraak 12‑11‑2013
Inhoudsindicatie
1. Verbeurdverklaring (v.v.). 2. Onttrekking aan het verkeer (o.a.h.v.). Ad 1. De eerste klacht strekt kennelijk ten betoge dat de in het arrest genoemde inbeslaggenomen voorwerpen verdachte niet toebehoren. Daarvan uitgaande heeft verdachte bij zijn klacht over de motivering van de v.v. geen rechtens te respecteren belang. V.v. van voorwerpen die een verdachte niet (zouden) toebehoren als bedoeld in art. 33a Sr treft hem immers niet in zijn vermogen. In zoverre kan het middel niet tot cassatie leiden (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BZ 1897). Vzv. het middel ziet op de v.v. van de geldbedragen, is het terecht voorgesteld. ’s Hofs oordeel dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan m.b.v. die voorwerpen dan wel dat die voorwerpen geheel of grotendeels d.m.v. die feiten zijn verkregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Ad 2. Vzv. het middel betrekking heeft op de o.a.h.v. van de in het arrest genoemde inbeslaggenomen voorwerpen faalt het op de gronden als vermeld in de conclusie. T.a.v. de “Witte stickers” en de “Loonafrekening, kopie id en bankpas” is ’s Hofs oordeel dat de feiten zijn begaan of voorbereid m.b.v. deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang zonder nadere motivering, welke ontbreekt, niet begrijpelijk.
Partij(en)
12 november 2013
Strafkamer
nr. 11/05589
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 2 december 2011, nummer 21/001679-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. D.N. de Jonge, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de opgelegde maatregel tot onttrekking aan het verkeer van de witte stickers (bijlage II onder 15) en de loonafrekening, de kopie van het identiteitsbewijs en de bankpas (bijlage II onder 48) betreft en tot terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, tot vermindering van de hoogte van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde, en het zesde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1.
Het middel klaagt over de motivering van de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld in de aan het arrest gehechte bijlage II onder 4, 5, 6, 7, 10, 12, 37 en 46.
3.2.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van – kort gezegd - het medeplegen van een groot aantal diefstallen (of pogingen daartoe) met braak en/of verbreking in woningen en kantoorpanden.
3.3.
De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Tevens zijn er inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen. Zij zullen eveneens verbeurd worden verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de in de aan dit arrest gehechte bijlage II genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4, 5, 6, 7, 10, 12, 37 en 46."
3.4.
De aan het arrest gehechte bijlage II houdt, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, in:
"4. Categorie omschrijving : Film/foto mat/optiek
Object : Bril
Merk/type : Dolce & Gabbana Rechthoekig
(...)
Bijzonderheden : Zwart met witte pootjes/rechthoekig model
Eigenaar
Geen eigenaar bekend van het inbeslaggenomene
5. Categorie omschrijving : Geluid en beeldapp/drager
Object : Communicatieapp (Telefoon)
Merk/type : Nokia 2700
(...)
Bijzonderheden : zonder batterij
Eigenaar
Geen eigenaar bekend van het inbeslaggenomene
6. Categorie omschrijving : Kleding en schoeisel
Object : Kleding (Overige)
(...)
Bijzonderheden : Beige met zwarte tekentjes gelijken op een f
Eigenaar
Geen eigenaar bekend van het inbeslaggenomene
7. Categorie omschrijving : Geluid en beeldapp/drager
Object : Communicatieapp (Simkaart)
Aantal : 2
(...)
Bijzonderheden : zaten in Nokia telefoo
Eigenaar
Geen eigenaar bekend van het inbeslaggenomene
10. Categorie omschrijving : Kleding en schoeisel
Object : Schoeisel (Pantoffel)
Eigenaar
Geen eigenaar bekend van het inbeslaggenomene
12. Object : Bril
(...)
Merk : Cd
Kleur : Wit
(...)
37. Categorie omschrijving : Geld
Object : Nederlands
Bijzonderheden : 30 gld (3 x bankbiljet van 10 gld)
Eigenaar:
Achternaam : [verdachte]
46. Categorie omschrijving : Geld
Object : Buitenlands
(...)
Bijzonderheden : 5 pond (engels),23 pond (egypte),25 piastres
Eigenaar:
Achternaam : [verdachte]"
3.5.
Het middel klaagt onder meer dat, in aanmerking genomen dat uit de aan het arrest gehechte bijlage II waarnaar het Hof verwijst, blijkt dat van de inbeslaggenomen voorwerpen 4, 5, 6, 7, 10 en 12 (te weten: een bril, een telefoon, een kledingstuk, twee simkaarten, vier pantoffels en nog een bril) geen eigenaar bekend is, het oordeel van het Hof dat de verbeurd te verklaren voorwerpen aan de verdachte toebehoren niet zonder meer begrijpelijk is.
3.6.
Die klacht strekt kennelijk ten betoge dat de hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen de verdachte niet toebehoren. Daarvan uitgaande moet worden geoordeeld dat de verdachte bij zijn klacht over de motivering van de verbeurdverklaring geen rechtens te respecteren belang heeft. Verbeurdverklaring van voorwerpen die een verdachte niet (zouden) toebehoren als bedoeld in art. 33a Sr treft hem immers niet in zijn vermogen. Het middel kan voor zover het betrekking heeft op de verbeurdverklaring van de voorwerpen vermeld onder 4, 5, 6, 7, 10 en 12 van bijlage II dan ook niet tot cassatie leiden (vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1897).
3.7.
Voor zover het middel betrekking heeft op de verbeurdverklaring van de onder 37 en 46 van bijlage II vermelde geldbedragen, is het terecht voorgesteld. Het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van die voorwerpen dan wel dat die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van die feiten zijn verkregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
4. Beoordeling van het vijfde middel
4.1.
Het middel klaagt over de motivering van de onttrekking aan het verkeer van een aantal van de in de aan het arrest gehechte bijlage II genoemde inbeslagenomen voorwerpen.
4.2.
De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de in de aan dit arrest gehechte bijlage II genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 8, 9, 11, 14, 15, 35, 36, 38, 39 en 48."
4.3.
De aan het arrest gehechte bijlage II houdt, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, in:
"8. Categorie omschrijving : Zak/tas/koffer
Object : Tas
(...)
9. Categorie omschrijving : Gereedschap
Object : Gereedschapswa
(...)
11. Object : Handgereedschap Breekijzer)
(...)
14. Categorie omschrijving : Gereedschap
Object : Hand gereedschap
Inhoud : Zwarte knijptang
15. Categorie omschrijving : kantoorartikelen
Object : Sticker
(...)
Inhoud : Witte stickers
Bijzonderheden : aangetroffen in dashboardkastje peugeot [AA-00-BB]
Eigenaar
Achternaam : [verdachte]
35. Categorie omschrijving : Gereedschap
Object : Overige
(...)
Bijzonderheden : Bahco maat 150 mm
(...)
36. Categorie omschrijving : Gereedschap
Object : Overige
(...)
Bijzonderheden : Bahco maat 200 mm
(...)
38. Categorie omschrijving : Geluid en beeldapp/drager
Object : communicatieap (Portofoon)
39. Categorie omschrijving : Geluid en beeldapp/drager
Object : Communicatieap (Zendapparatuur)
(...)
Bijzonderheden : Jammer
(...)
48. Categorie omschrijving : Boel/drukwerk/document
Object : Papier
8 (...)
Bijzonderheden : Loonafrekening, kopie id en bankpas [...]
Eigenaar
Achternaam : [verdachte]"
4.4.
Voor zover het middel betrekking heeft op de onttrekking aan het verkeer van de in de aan het bestreden arrest gehechte bijlage II genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 8, 9, 11, 14, 35, 36, 38, en 39, faalt het op de in conclusie van de Advocaat-Generaal onder 36 vermelde gronden.
4.5.
Ten aanzien van de "Witte stickers" (genummerd 15 in de bijlage) en de "Loonafrekening, kopie id en bankpas [...]" (genummerd 48 in de bijlage) is 's Hofs oordeel dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang zonder nadere motivering, welke ontbreekt, niet begrijpelijk. In zoverre slaagt het middel.
5. Beoordeling van het zevende middel
5.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
5.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden.
6. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de in de aan het bestreden arrest gehechte bijlage II genoemde voorwerpen, genummerd 37 en 46 en de onttrekking aan het verkeer van de in de aan het bestreden arrest gehechte bijlage II genoemde voorwerpen, genummerd 15 en 48, alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze drie jaren en een maand beloopt;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2013.
Conclusie 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
1. Verbeurdverklaring (v.v.). 2. Onttrekking aan het verkeer (o.a.h.v.). Ad 1. De eerste klacht strekt kennelijk ten betoge dat de in het arrest genoemde inbeslaggenomen voorwerpen verdachte niet toebehoren. Daarvan uitgaande heeft verdachte bij zijn klacht over de motivering van de v.v. geen rechtens te respecteren belang. V.v. van voorwerpen die een verdachte niet (zouden) toebehoren als bedoeld in art. 33a Sr treft hem immers niet in zijn vermogen. In zoverre kan het middel niet tot cassatie leiden (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BZ 1897). Vzv. het middel ziet op de v.v. van de geldbedragen, is het terecht voorgesteld. ’s Hofs oordeel dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan m.b.v. die voorwerpen dan wel dat die voorwerpen geheel of grotendeels d.m.v. die feiten zijn verkregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Ad 2. Vzv. het middel betrekking heeft op de o.a.h.v. van de in het arrest genoemde inbeslaggenomen voorwerpen faalt het op de gronden als vermeld in de conclusie. T.a.v. de “Witte stickers” en de “Loonafrekening, kopie id en bankpas” is ’s Hofs oordeel dat de feiten zijn begaan of voorbereid m.b.v. deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang zonder nadere motivering, welke ontbreekt, niet begrijpelijk.
Partij(en)
Nr.11/05589
Mr. Aben
Zitting 10 september 2013
Conclusie inzake
[verdachte]
1. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 2 december 2011 de verdachte ter zake vijftien (pogingen tot) (het medeplegen van) gekwalificeerde diefstallen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts bevat het bestreden arrest een aantal beslissingen ten aanzien van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, één en ander zoals omschreven in het bestreden arrest.
2. Namens de verdachte heeft mr. J.G.T. Stapelbroek, advocaat te Arnhem, cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Arnhem, een schriftuur ingezonden houdende zeven middelen van cassatie.
3. Het eerste middel bevat de klacht dat het hof het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen.
4. De verklaring van [betrokkene 1] (bewijsmiddel 3) afgelegd bij de politie is tot het bewijs van de feiten 1 t/m 15 gebezigd. Bij appelschriftuur van 12 mei 2011 heeft de raadsman van de verdachte verzocht een aantal personen op te roepen als getuige, waaronder [betrokkene 1]. In de schriftuur is geen woonadres van de getuige vermeld. Dit verzoek is door de raadsman van de verdachte als volgt gemotiveerd:
“De verklaring van deze getuige vormt een onderdeel van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Deze getuige verklaart onder meer dat hij de betreffende auto heeft verhuurd vanaf 15 februari 2010 aan [betrokkene 2]. [verdachte] zou echter in het gezelschap van deze [betrokkene 2] hebben verkeerd en meerdere malen de huur contant betaald hebben (pag. 608 ev.).”
5. Blijkens de zich bij de stukken van het geding bevindende beslissing ex art. 411a Sr van de rechter-commissaris van 5 augustus 2011 is het verzoek van de raadsman toegewezen. De getuige is op het adres [a-straat 1] te Amsterdam gedagvaard om op 17 oktober 2011 als getuige in het kabinet van de rechter-commissaris te verschijnen, maar hij is op die datum niet verschenen. Vervolgens heeft de rechter-commissaris bevolen dat de getuige nogmaals zal worden gedagvaard om te verschijnen voor de rechter-commissaris, en wel op 15 november 2011. Daarbij is een bevel tot medebrenging van de getuige gegeven. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 15 november 2011 is het niet gelukt de dagvaarding aan de getuige uit te reiken, omdat er niemand op het adres ([a-straat 1] te Amsterdam) is aangetroffen. De brief is retour verzonden aan de griffier. Bij brief van 15 november 2011 heeft de raadsman van de verdachte verzocht de getuige ter terechtzitting te doen oproepen en heeft hij daarbij als adres van de getuige opgegeven: [b-straat 1] Amsterdam, te weten het door de getuige op 7 juli 2010 bij de politie opgegeven adres. Bovendien heeft de voorzitter bevolen dat de getuige ter terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2011 aanwezig zal zijn en heeft hij daarbij de medebrenging van de getuige gelast. Blijkens een mutatierapport van de politie van 18 november 2011 is op die dag getracht de getuige mede te brengen naar genoemde terechtzitting, maar werd op dat adres ([a-straat 1] te Amsterdam) niemand aangetroffen. De juistheid van het adres [a-straat 1] te Amsterdam wordt ter terechtzitting noch in cassatie betwist.
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2011 houdt voor wat betreft het niet verschijnen van de getuige [betrokkene 1] en diens oproeping voor genoemde zitting, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“(…)
De raadsman heeft verder verzocht tot het horen van getuige [betrokkene 1]. De rechter-commissaris heeft [betrokkene 1] een aantal keren aangeschreven, maar hij is niet verschenen. Het was de bedoeling dat [betrokkene 1] ter terechtzitting van heden zou worden gehoord, maar hij is vanmorgen niet aangetroffen door de politie.
De raadsman merkt op – zakelijk weergegeven –:
Ik denk dat het niet gaat lukken om [betrokkene 1] te horen. Ik doe geen afstand tot het horen van deze getuige, maar de zaak kan wat mij betreft wel worden afgewikkeld. De verklaring van [betrokkene 1] is belangrijk, maar de rechter-commissaris heeft tweemaal geprobeerd om de getuige te horen en er is een bevel medebrenging geweest en desondanks is het niet gelukt om de getuige te horen.
De oudste raadsheer merkt op dat alleen van een getuige die al is gehoord afstand kan worden gedaan.
De raadsman merkt op – zakelijk weergegeven –:
De verdachte geeft er de voorkeur aan om nu duidelijkheid te krijgen. Ik vraag nu niet om het horen van de getuige.
De voorzitter deelt vervolgens als beslissing van het hof mede dat met instemming van de advocaat-generaal en de verdediging wordt afgezien van de getuige [betrokkene 1] nu het niet aannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen.”
7. In de toelichting op het middel wordt ten eerste gesteld dat, gelet op het feit dat de raadsman van de verdachte heeft verklaard geen afstand te doen van deze getuige, het ervoor moet worden gehouden dat de verdediging niet heeft ingestemd met het afzien van de hernieuwde oproeping van de niet verschenen getuige [betrokkene 1] in de zin van art. 288, derde lid, Sv. Dit zou ook blijken uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2011, inhoudende dat hij wil dat de getuige wordt gehoord. Derhalve had het hof oproeping van de getuige opnieuw moeten bevelen. De beslissing tot het afzien van een hernieuwde oproeping ex art. 288, eerste lid, onder a, Sv is volgens de steller van het middel bovendien onbegrijpelijk en bevreemdend, gelet op ’s hofs eerdere overweging dat de verdediging heeft ingestemd met het afzien van het opnieuw oproepen van de getuige. Bovendien zou niet blijken op grond waarvan het hof het niet aannemelijk heeft geacht dat de getuige [betrokkene 1] binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zou verschijnen. Van de getuige was immers een woonadres bekend, evenals het werkadres, zodat de getuige gemakkelijk had kunnen worden bereikt, terwijl de getuige voorts op vlak bij elkaar liggende data is opgeroepen, waardoor hij misschien alleen in die periode niet kon worden gehoord, maar daarna wellicht wel.
8. Op de kwestie van de opgeroepen doch niet verschenen getuige [betrokkene 1] heeft het hof ter terechtzitting van 18 november 2011 (onder meer) de maatstaf van art. 288, eerste lid onder a, Sv toegepast, en geoordeeld dat - voor zover hier van belang - niet aannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. De toepassing van die maatstaf stuit op zichzelf niet op bezwaren van de zijde van de steller van het middel.
9. Wel komt de steller van het middel op tegen de uitkomst van die toets. Derhalve staat thans de begrijpelijkheid van ’s hofs oordeel ter discussie. Het komt erop neer dat het hof heeft onderzocht of de getuige binnen afzienbare tijd kon worden opgespoord en dat het hof zich de vraag heeft gesteld of het aannemelijk was dat de getuige binnen aanvaardbare termijn ter terechtzitting zou verschijnen.
Het oordeel dat dit niet aannemelijk is niet onbegrijpelijk. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte na daartoe meermalen te zijn opgeroepen niet is verschenen, noch met behulp van de sterke arm is meegebracht nadat zulks was bevolen. Uit de stukken blijkt namelijk onder meer het volgende. De oproeping voor het verhoor bij de rechter-commissaris op 17 oktober 2011 en 15 november 2011 alsmede ter terechtzitting in hoger beroep op 18 november 2011 is aan het door de raadsman opgegeven adres van de getuige gezonden ([a-straat 1] te Amsterdam). Voor de verhoren op zowel 15 november 2011 als 18 november 2011 is het bevel medebrenging gelast. Blijkens het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 15 november 2011 blijkt dat het niet lukte de dagvaarding aan de getuige uit te reiken omdat niemand op het adres ([a-straat 1] te Amsterdam) was aangetroffen. Voorts blijkt uit het mutatierapport van de politie van 18 november 2011 dat op het adres ([a-straat 1] te Amsterdam) niemand werd aangetroffen. De raadsman van de verdachte heeft weliswaar bij schrijven van 15 november 2011 als adres van de getuige opgegeven [b-straat 1] Amsterdam, maar vervolgens blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2011 niet dat de verdediging aldaar heeft aangevoerd dat de oproepingen niet op het juiste adres zijn betekend of dat de politie op het verkeerde adres heeft getracht de getuige te traceren. Nu niet duidelijk is waarom de getuige tot driemaal toe niet bereikbaar was op het adres [a-straat 1] te Amsterdam, lijkt het mij dat in dit soort gevallen ook enig initiatief van de verdediging verwacht mag worden.1.Voorts zijn de omstandigheden in onderhavige zaak ook anders dan in HR 15 februari 2004, LJN AR8904, waarin de Hoge Raad casseerde vanwege onvoldoende motivering van bedoelde afwijzing van hernieuwde oproeping van de getuige, nu in die zaak - anders dan in de onderhavige - het hof juist expliciet had overwogen geen termen aanwezig te achten een bevel tot medebrenging te gelasten.
10. Het hof heeft, ik meen ten overvloede, ook nog overwogen dat de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hebben ingestemd met het afzien van (naar ik begrijp) de hernieuwde oproeping van de getuige [betrokkene 1]. Wat betreft de vraag of de verdediging al of niet heeft ingestemd met het afzien van hernieuwde oproeping nog kort het volgende. Het hof heeft die instemming m.i. kunnen afleiden uit de opmerking van de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2011 dat “de zaak wat mij betreft wel [kan] worden afgewikkeld”. Daardoor heeft het hof m.i. ook op juiste wijze toepassing gegeven aan de maatstaf van artikel 288, derde lid Sv
11. Het middel faalt mitsdien.
12. Het tweede middel klaagt (blijkens de toelichting daarop) over de bewijsconstructie van de feiten 5 tot en met 15. Daaruit zou niet kunnen volgen dat de verdachte heeft gereden in de gehuurde Audi A3 met kenteken [AA-00-BB], laat staan dat hij betrokken is geweest bij het plegen van de strafbare feiten op de adressen alwaar de Audi in de buurt is geweest.
12. Ten laste van de verdachte heeft het hof onder meer de volgende feiten bewezenverklaard:
“feit 5:
hij op of omstreeks 26 maart te Nieuwerbrug, gemeente Bodegraven, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [c-straat 1]) heeft weggenomen bijouteriedozen en een grote hoeveelheid sieraden en een kluis en een hoeveelheid waardepapieren en spaarpotten en een portemonnee en een hoeveelheid briefpost en een bril en een sloop en een geldbedrag van in totaal ongeveer 2000 Euro, toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het openbreken van een raam van voornoemde woning.
feit 6:
hij op of omstreeks 26 maart 2010 te Woerden, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [d-straat 1]) heeft weggenomen een laptop en een filmcamera (Sony) en een geldbedrag van 300 euro toebehorende aan [betrokkene 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door hel forceren/verbreken van een deur van voornoemde woning.
feit 7:
hij op 26 maart 2010 te Harmelen, gemeente Woerden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uil een woning (gelegen aan de [e-straat 1]) weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [betrokkene 5] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat weg te nemen geld en/of die goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, een raam van die woning opengebroken zijnde de uitvoering van dal voorgenomen misdrijf te voltooien.
feit 8:
hij op 26 februari 2010 te Nieuwerbrug, gemeente Bodegraven, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uil een woning (gelegen aan de [f-straat 1]) heeft weggenomen een kluis en een zorgpas en een geldbedrag van 5000 euro toebehorende aan [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7], waarbij verdachte zich toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het openbreken van een raam en deur van die woning.
feit 9:
hij in de periode 26 februari tot en met 27 februari 20JO te Zegveld, gemeente Woerden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [g-straat 1]) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [betrokkene 8], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en dat weg te nemen geld en/of die goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, de verdachte, het slot van de (voor)deur van die woning geforceerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
feit 10:
hij op 26 februari 2010 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [h-straat 1]) heeft weggenomen een kluis (inhoudende een hoeveelheid munitie) toebehorende aan [betrokkene 9], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het forceren van de (voor)deur van die woning.
feit 11:
hij op 21 februari 2010 te Woerden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (waarin gevestigd [A] BV, gelegen aan de [i-straat 1]) weg te nemen goederen en/of geld toebehorende aan die [A] bv, en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of dat geld onder zijn bereik te nemen door middel van braak als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, een deur van dat pand opengebroken en een kluis (in dat pand) verschoven en op de rug gelegd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
feit 12:
hij op 19 februari 2010 te Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop, met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [j-straat 1]) heeft weggenomen een autosleutel en een hoeveelheid sieraden en horloges, toebehorende aan [betrokkene 10], waarbij verdachte zich toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door het openbreken van een raam van die woning.
feit 13:
hij op 19 februari 2010 te Harmelen, gemeente Woerden, met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [k-straat 1]) heeft weggenomen een portemonnee, ten dele toebehorende aan [betrokkene 11], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het openbreken van een deur van de woning.
feit 14:
hij op 19 februari 2010 te Harmelen, gemeente Woerden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening uit loodsen, te weten loods B en/of loods C en/of een kantoor (gelegen aan de [k-straat 1]) weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [B] BV en/of [betrokkene 12] en zich daarbij de toegang lot die loodsen en dat kantoor te verschaffen en dat weg te nemen geld en of die goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, een raam van loods B opengebroken en een deur van loods C geforceerd en een raam van het kantoor opengebroken zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
feit 15:
hij op 19 februari 2010 te Woerden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [l-straat 1]) weg te nemen goederen en/of geld toebehorende aan [C] en zich daarbij de toegang tot de woning te verschaffen en die weg te nemen goederen in hun bereik te brengen door middel van braak, hebbende hij, verdachte, en zijn mededader een deur van die woning opengebroken.
en
daarbij voormelde poging tot diefstal met braak te doen volgen van bedreiging met geweld tegen [betrokkene 13], te plegen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en mededader de vlucht mogelijk te maken die [betrokkene 13] een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond aan die [betrokkene 13], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
14. Daartoe heeft het hof de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
“Ten aanzien van de onder 1 tot en met 15 bewezenverklaarde
In de hierna te melden bewijsmiddelen (onder 1 t/m 6, 10 t/m 22, 24 t/m 30, 32 t/m 39 en 41 t/m 54) wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010J02998.EJND), gesloten en getekend op 17 februari 2011 door [verbalisant 1], brigadier van regiopolitie Utrecht.
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 348 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Melding inbraak en aantreffen Audi A3
Op woensdag 19 mei 2010, om 03.51 uur, kwam er bij de politie Twente de melding binnen van een inbraak bij Sauna Saré, aan de Oldenzaalsedijk 22 te Oldenzaal. Op het moment dat ter plaatse aanwezige politiemensen een onderzoek wilden instellen, kwam er een melding via getuige [betrokkene 14] dat een personenauto met de daders van deze inbraak in de nabijheid van de sauna tegen een boom was gereden. Ter plaatse bleek dat op een ongenaamde en onverharde rijweg, op ongeveer 600 meter van de sauna, een Audi A3 voorzien van het kenteken [AA-00-BB] tegen een boom was gereden. Op de plaats waar deze auto werd aangetroffen, werd een mobiele telefoon, merk Nokia, type 2700, kleur zwart aangetroffen. Tevens werd een petje, kleur wit met zwarte motieven, aangetroffen. Beide voorwerpen werden op 8 tot 10 meter afstand van de auto aangetroffen op de vermoedelijke vluchtroute van de daders.
Onderzoek technische recherche
In de auto werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
- Rechts voorin de auto één bril, merk Dolce Gabanna, donker montuur met witte pootjes.
- Rood/wit/blauw gekleurde tas, een plastic shopper met daarin de volgende inhoud: een rood breekijzer, een kleine bruine portemonnee met inhoud € 150,- aan briefgeld en €6,95 aan kleingeld en een kleine gekleurde portemonnee. Verder een hoeveelheid muntgeld los in de las, totaal voor € 74,34.
Rechts voorin bij de bijrijderstoel een rood breekijzer, Rechts voorin bij de bijrijderstoel een wille envelopje met daarop geschreven 'beauty pol'.
- Links voorin een klein flesje SPA blauw.
- Op de zitting links voor een aansteker.
- In het opbergvak linker voorportier een pakje sigaretten, merk Marlboro.
- In de middenconsole een pakje sigaretten, merk Camel.
Door de technische recherche werd een vingerafdruk gevonden op de binnenspiegel van deze auto, welke werd opgestuurd naar HAVANK. Op één van de pakjes sigaretten werd een vingerafdruk aangetroffen, welke werd opgestuurd naar HAVANK. Uit het dactyloscopisch onderzoek bleek dat beide vingerafdrukken afkomstig waren van de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1958 (naar het hof begrijpt 1985) te [geboorteplaats].
Onderzoek camerabeelden Sauna Saré
Door de aangever werd een DVD beschikbaar gesteld met beelden van enkele camera's die opgesteld zijn in de sauna. lk zag dat de camera nog ingesteld stond op wintertijd en dat de daadwerkelijke tijdstippen op de beelden ongeveer één uur vroeger vermeld staan. De beide daders zijn schuin van boven in beeld. Ik zie dal de daders een tas bij zich hebben en een breekijzer. Deze tas komt qua vorm, afmeting en motief overeen met de in de Audi A3 aangetroffen tas.
Ik zie dat één dader een petje op zijn hoofd heeft. Dit petje is een soortgelijk petje als het bij deze Audi A3 aangetroffen petje. Ik zie dat de andere dader lang haar en een soort krullen heeft. Ik zie dat deze dader een bril draagt met witte pootjes aan de zijkant zoals de in de Audi A3 aangetroffen D&G (naar het hof begrijpt: Dolce & Gabanna) bril.
Onderzoek gebruiker van de Audi A3
Het kenteken [AA-00-BB] is afgegeven voor een grijze Audi A3 en staat op naam van [D] te Tilburg. Op 19 mei 2010 belde ik, verbalisant [verbalisant 2], naar bovengenoemd autobedrijf [D] B. V. en sprak telefonisch met een man die mij meedeelde [betrokkene 15] te zijn. Hij deelde mij mee dat de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], sedert januari 2010 is verhuurd aan de firma [E] te Waalwijk. [betrokkene 15] deelde mede dal ik voor de afwikkeling kon bellen met [betrokkene 16] van de Firma [E].
Genoemde [betrokkene 16] deelde mij mede dat de personenauto Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], inderdaad van [E] was. De auto was op 2 januari 2010 doorverhuurd aan de firma [F] te Amsterdam, ik kon contact opnemen met [betrokkene 17] van dit bedrijf. Op 19 mei 2010 sprak ik niet een manspersoon die meedeelde [betrokkene 17] te zijn. [betrokkene 17] deelde mede dat deze auto werd verhuurd aan [betrokkene 2] te Utrecht. [betrokkene 17] deelde mede dat hij deze jongeman kende en hij zelf met hel huurcontract had geholpen. [betrokkene 17] deelde verder mede dal de auto in gebruik M>as bij een andere jongen met een bril uit Woerden, Deze knaap kwam wekelijks langs en betaalde de huur van de auto contant, [betrokkene 17] zei dat zijn boekhouder de gegevens van deze jongen had.
Op donderdag 20 mei 2010 belde genoemde [betrokkene 17] naar mij, verbalisant, en deelde mede dat de gebruiker van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] is: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985. Op 15 april 2010 was [verdachte] voor het laatst geweest.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten het verhuurcontract van [F] (als bijlage op p. 607 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL098J/2010102998.EIND), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gegevens contractant/bestuurder
Naam: [betrokkene 2]
Adres: [adres]
PC/Woonplaats: [woonplaats]
Gegevens voertuig
Merk/type: Audi A3
Kenteken: [AA-00-BB]
Specificatie huurbedrag/eindafrekening
Prijs per maand: € 1.600,- Huurprijs: €1.600,-
Datum uit 15-02-10 Betaalde borgsom €1.000,-
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 608 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1]:
Het bedrijf [F] is begonnen op 1 januari 2010. Eerst heette dit bedrijf [E]. [betrokkene 17] was bedrijfsleider van [F]. Wij verhuurden auto's die eigendom waren van het leasebedrijf [D] B. V. in Tilburg.
De auto's bleven altijd op naam slaan van [D]. Inmiddels hebben wij andere afspraken gemaakt. Wij betrekken nog steeds auto's van [D] maar deze auto's worden, zodra wij die gaan verhuren, op naam van ons bedrijf in Amsterdam gezet. Ook de auto waar u vragen over heeft, een Audi A3 met het kenteken [AA-00-BB] slaat sinds 25 juni 2010 op naam van [F]. Deze auto is vanaf 15 februari 2010 verhuurd aan [betrokkene 2] van [adres] in Utrecht, In principe werd deze Audi voor één maand aan [betrokkene 2] verhuurd. De huur werd steeds verlengd. De huurprijs voor deze auto is € 1.600,- in de maand en bij de huur moet er ook een borgsom van €1.000,- worden betaald. Toen de auto opgehaald werd op 15 februari 2010 is er een bedrag van € 900,- betaald.
Dit werd niet door [betrokkene 2] betaald maar door iemand die bij hem was en die later [verdachte], geboren op 26-06-1985 en wonende [adres] in Woerden bleek te zijn. Ik weet dat deze [verdachte] en [betrokkene 2] elkaar kennen uit de voetbalwereld in Utrecht. Deze [verdachte] heeft de volgende dag, 16 februari 2010, het resterende bedrag van e 1.700,- betaald. Deze bedragen zijn contant afgerekend. Vanaf de eerste dag dat de auto is gehuurd wordt deze al gebruikt door [verdachte]. Hij kwam steeds betalen voor de auto en hij verlengde ook steeds de huurperiode. Ik ben achter de gegevens en het telefoonnummer van deze [verdachte] gekomen omdat ik op een gegeven moment een schadeformulier kreeg toegezonden.
Met de gehuurde Audi had namelijk op 20 februari 2010 om 14.40 uur in Woerden een aanrijding plaatsgevonden. Op dit schadeformulier staan de gegevens van [verdachte] als bestuurder van één van de voertuigen die bij deze aanrijding betrokken was. Er stond ook een telefoonnummer van [verdachte] op dit formulier maar dit nummer was doorgestreept. Ik kon dit nummer nog wel lezen. [verdachte] heeft mij ook verteld dat alleen hij verantwoordelijk was voor alle bekeuringen en schade tijdens de huurperiode.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten het schadeformulier (als bijlage op p. 613 van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum aanrijding: 20-02-10 te 14.40 uur:
Voertuig B: [E]
Voornaam: [voornaam]
Merk, type: Audi A3
Kenteken: [AA-00-BB]
5. Het deskundigenrapport, genummerd 2010.06.04.071, opgemaakt door ing. F. van Gennip, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 22 juni 2010 (als bijlage op p. 707 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaal nummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
1. Te onderzoeken materiaal
AABM8080NL#01 : een bemonstering van het montuur van een bril
AABW4688NI-#01 : een bemonstering van de binnenrand van een petje, ter hoogte van het voorhoofd.
6. Interpretatie en conclusie
1. Van het DNA in de bemonstering [AABM8080NL1#01 van een bril is een (onvolledig) DNA-profiel verkregen van een man. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering [AABM8080NL]#01 van een bril afkomstig is van een man, onbekende man A.
2. Van het DNA in de bemonstering [AABW46881C1#01 van een petje is een DNA-profiel verkregen van een man. Het DNA-profiel van onbekende man A matcht niet met dit DNA-profiel, Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering [AABW4688N1.41401 van een petje niet afkomstig is van onbekende man A, maar afkomstig is van een andere man, onbekende man B.
7. DNA-databank
Het onvolledige DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering [AABM8080NL] #01 van een bril is op 21 juni 2010 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
Bij deze vergelijking is een match gevonden met de DNA-profielen in DNAprofielcluster 208. Het DNA-profiel van [verdachte] maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering [AABM8080NL]#01 afkomstig kan zijn van [verdachte]. De berekende frequentie van hel DNA-profiel van het eetmateriaal in de bemonstering [AA13148080NL]#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering [AABW4688NL]#01 is op 21 juni 2010 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
Bij deze vergelijking is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 5554. Het DNA-profiel van [betrokkene 18] maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dal het celmateriaal in de bemonstering [AABW4688NL]#01 afkomstig kan zijn van [betrokkene 18]. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering [AABW4688]NL#01 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 702 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Onderzoek DNA:
Het flesje water, Spa blauw, werd aangetroffen in de kaartenbak, annex opbergvak van het linkervoorportier van de Audi A3. Deze werd bemonsterd op de aanwezigheid van speeksel voor DNA-onderzoek. De bemonstering werd naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd in het kader van het High Volume Crime Traject. Het onderzoek toonde aan dat het biologisch celmateriaal mogelijk afkomstig was van de verdachte [verdachte].
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten de ID-staal SKDB d.d. 24 augustus 2011
10.32
uur, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Personalia:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam]
Geboortedatum: [geboortedatum]-1985
Geboorteplaats en - land: [geboorteplaats]
Huidig GBA-adres:
Datum ingang: 19-10-2009
Woonadres: [adres]
Postcode en woonplaats: [woonplaats]
Gemeente en land: […]
Historische GBA-adressen:
Vanaf 02-08-1989 wonende te [woonplaats].
Vanaf 17-10-2008 wonende op een onbekend adres in een onbekend land.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 18 november 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb wel gebruikgemaakt van de Audi A3.
U vraagt mij of ik voor het overige verklaar dat het materiaal dat is aangetroffen door anderen moet zijn gebruikt en dat mijn verblijfsadres zo nu en dan [m-straat] en [n-straat] was. Ik zeg daarop dat dit klopt, Ik sta ingeschreven bij mijn ouders (het hof begrijpt: het adres [n-straat] te Woerden).
9. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 18 april 2011 van de meervoudige kamer in de rechtbank Utrecht, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte:
Ik heb op het adres [m-straat] Ie Woerden misschien tien maal geslapen. Op dat adres woont een goede vriend van mij. Ik ken op het portiek [m-straat] 63 tot en met 123 nog 5 à 6 andere mensen die daar wonen. Ik ken [betrokkene 18].
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 811 e.v. (in het bijzonder 814) van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als
relaas van verbalisant:
• Uit analyse van de track en trace gegevens blijkt dat de Audi nagenoeg iedere dag tijdens de nachtelijke uren op of in de nabije omgeving van het [m-straat] te Woerden staat.
• Daar waar in de zaaksdossiers Hollandbaan als verblijfadres van [verdachte] wordt vermeld, heeft dat te maken met de plaats van parkeren van de Audi bij het [m-straat]. De Hollandbaan loopt parallel aan het [m-straat].
• Bij nagenoeg alle gepleegde woning- en bedrijfsinbraken en pogingen daartoe (zie de afzonderlijk opgemaakte zaakdossiers) waarvan het merendeel in serie gepleegd werd, waarbij volgens de track en trace gegevens de Audi A3 in de directe omgeving stond, bleek uit analyse van deze gegevens dat er een link was naar het [m-straat] of Hollandbaan te Woerden. Uit de analyse van de track en trace gegevens bleek namelijk dat de Audi kort voor de inbraken vertrok vanaf- en/of na de inbraken reed naar het [m-straat] of de Hollandbaan te Woerden.
Vaststellen verblijfplaats [betrokkene 18]
Uit onder andere opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken, telecomanalyse en analyse van track en trace gegevens werd in het onderzoek kort voor zijn aanhouding vastgesteld dal de verdachte [betrokkene 18] verbleef op het adres [o-straat 1] te Utrecht.
(...)
Ten aanzien van het onder 5 tot en met 7 bewezenverklaarde
24. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1087 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 5]:
Tussen vrijdag 26 maart 2010 te 07.15 uur en vrijdag 26 maart 2010 te 19.43 uur werd op de[e-straat 1], binnen de gemeente Woorden, een inbraak gepleegd.
Niemand had het recht of de toestemming om enig goed uit mijn woning weg te nemen en zich toe te eigenen.
Op vrijdag 26 maart 2010, omstreeks 07.15 uur, verliet ik mijn woning, zoals voornoemd, en sloot deze rondom af. Ik schakelde daarbij het alarm in.
Op diezelfde dag, datum en omstreeks 19.43 uur, is er een inbraakalarm in mijn woning afgegaan. Mijn buren, [buren], zijn sleutelhouder van mijn woning. Zij zijn korte tijd later op verzoek van de alarmcentrale naar de woning gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Toen zij in de woning waren, zagen zij dat de deur van de meterkast openstond en er een terrasdeur niet afgesloten was. De deur van de poort stond open.
Ikzelf ben om 21.15 uur, diezelfde dag, bij mijn woning aangekomen. Ik zag toen, dat men een (openslaand) raampje van de keuken had opengebroken. Op het moment dat men de deur van de meterkast in de hal opende, ging er een luid alarm in de woning af waardoor men vermoedelijk geschrokken is en men de woning verliet zonder iets weg te nemen. Ik mis geen goederen uit mijn woning.
25. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1094 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende vier routes naar voren:
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 18.46 uur vertrok de Audi A3 vanaf het [m-straat] te Utrecht (verblijfadres [verdachte]) en reed naar de Appellaan te Harmelen waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 19.37 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 19.39 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Appellaan te Harmelen en reed later die avond naar de Hoge Rijndijk te Woerden waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 20.37 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dal de Audi A3 op 26 maart 2010 van 19.37 uur tot 19.39 uur (totaal 2 minuten) op de Appellaan te Harmelen heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op vrijdag 26 maart 2010 tussen 19.37 uur en 19.39 uur op de Appellaan te Harmelen juist voorbij perceel 1 te Harmelen heeft gestaan.
26. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1069 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 19]:
Tussen vrijdag 26 maart 2010 te 18.00 uur en vrijdag 26 maart 2010 te 21.45 uur heb ik mijn woning, werd op de [d-straat 1], een inbraak gepleegd. Op vrijdag 26 maart 2010, omstreeks 18.00 uur heb ik mijn woning verlaten en in goede staat achtergelaten. Ik had de woning afgesloten. Op vrijdag 26 maart 2010 te 21.45 uur kwam ik weer thuis en zag ik dat de voordeur geforceerd was. Ik zag dat het kozijn ter hoogte van het slot kapot was. Ik ben vervolgens naar boven gelopen, naar de eerste etage en daar zag ik dat alle deuren openstonden. Ik ben toen naar de woonkamer gegaan. Ik zag vervolgens dat de laptop van de eettafel was weggenomen. Hierna ging ik naar de slaapkamer. Daar zag ik dat er geld uit het nachtkastje was weggenomen.
Bijlage goederen
Gestolen goed
- Computer, portable, merk Toshiba, kleur zwart.
- Geld, €300,-
- Filmcamera, merk Sony
27. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1074 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/20J0102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende vier routes naar voren:
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 18.46 uur vertrok de Audi A3 vanaf het [m-straat] te Utrecht (verblijfadres [verdachte]) en reed naar de Appel laan te Harmelen waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 19.37 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 19.39 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Appellaan te Harmelen en reed later die avond naar de Hoge Rijndijk te Woerden waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 20.37 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 20.47 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Hoge Rijndijk te Woerden en reed naar de Weijpoort te Nieuwerbrug waar de Audi A3 op 26 maart 2010 te 20.57 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 26 maart 2010 van 20.37 uur tot 20.47 uur (totaal 10 minuten) op de Hoge Rijndijk te Woerden heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op vrijdag 26 maart 2010 tussen 20.37 uur en 20.47 uur op de Hoge Rijndijk tegenover perceel 13A te Woerden heeft gestaan.
28. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1038 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 3]:
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning door middel van braak. Ik heb aan niemand het recht of de toestemming gegeven om bij me in te breken. Ik ben woonachtig op de [adres] te Nieuwerbrug, gemeente Bodegraven.
Vandaag, vrijdag 26 maart 2010, omstreeks 19.30 uur, heb ik mijn woning verlaten, ik heb de woning in afgesloten en onbeschadigde staat achtergelaten. Toen ik op dezelfde dag en datum, omstreeks 22.15 uur, weer bij mijn woning aankwam zag ik dat een bovenraam aan de voorzijde van de woning openstond en dat de vitrage naar buiten hing. Toen ik goed keek, zag ik dat de scharnieren van het uitzetijzer vernield waren.
Ik zag dat het kantoor van mijn vrouw [betrokkene 20] was doorzocht. Ik zag dat de kasten en de lades van het bureau open stonden en dat er allemaal spullen op de grond waren gegooid. Uit een van de kasten is een geldkistje met daarin ongeveer € 1.000,- en een plastic bakje met daarin ongeveer €10,- weggenomen. Ik ben vervolgens naar de linnenkast gelopen. Ik zag dat de plank waar de sieradendoosjes van mijn vrouw stonden, leeg was. Vervolgens ben ik naar de slaapkamer gelopen. Mijn vrouw heeft in de slaapkamer diverse blikjes staan met geld en een oranje spaarpot met geld. Ik zag dat deze allemaal weg waren. Ik denk dat hier ongeveer €500,- in zat, Uit de bovenste lade van het nachtkastje van mijn vrouw is € 110,-weggenomen. Ik zag dat een blauw blikje waarin ongeveer €300,- zal, was weggenomen.
Bijlage goederen
Gestolen goederen:
- Gouden set kett/armb met 14-12-1971 en 14-12-1996;
- Zilver set kett/arm in rode juw. doos;
- 1 ketting met grote hanger, 1 met 2 balt, en 1 met grote schakels;
- Ketting, goudkleurig;
- Ketting, div kett. met/van hout, plastic en geld. Stenen broches;
- 1 lange namaak parelketting, 1 ketting namaakparels pastel;
- 2 metalen ringen, midden stenen kralen, Ethiopisch handwerk;
- zilveren ketting in zwart stoffen zakje;
- dubbele zilveren ketting, 3-dubbele goudkleurige ketting; - gouden horloge met zwart bandje;
- hoedenspeld, met zwarte en grijze bewolkte stenen;
- lange en korte parelketting met zilveren slot (één stuks);
- bijouteriedoos mei inhoud: zilv. Ketting + breinaalddoppen, zilv. Ketting + bolvormige hanger, zilv. broche bloemmotief, zilv. bewerkte slavenarm, zilv. ketting, grof gedraaid;
- bijouteriedoos met inhoud: goud broche, bloemmodel + parel in blad, goud ring met granaat, goud ketting + robijnen hanger + bijpassende ring (18 knt goud);
- bijouteriedoos met inhoud: goud hanger rond van voren bewerkt + ketting, hanger met graniet + ketting;
- bijouteriedoos met inhoud: tinnen broche peervormig, broche goudkl randje, erin blauw bloemmotief, broche zilv rand erin licht plaatje bloemmotief;
- bijouteriedoos met inhoud: mancheknopen zilver met double, 2x zilveren bladclip dasspeld met gouden plaatje, goud zegelring + zwarte steen;
- brandkast (naar het hof begrijpt: kluis) met ongeveer € 1.000,-;
- 4 stuks waardepapieren;
-1 stuks spaarpot met ongeveer 50 euro;
- 1 stuks metalen sigarenblik met wat geld en kassabonnen;
- wit metalen blik met geld, blauw kartonnen doosje met 1 en 2 euro 's,
- plastic bakje met 3x5 eurobrieven
- 2 stuks portemonnee: groen beursmodel kleingeld, zwart kleingeld + 25 euro briefjes;
- 1 stuks waardepapieren;
- 1 stuks rode houten spaarpot, met geld;
- geld, €110,-, ong € 250, - en ong € 40,-;
- briefpost;
- 1 stuks beddegoed, een sloop, vanillekleur met cordonrand;
- een oude bril in een koker.
29. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1056 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981720'1'01'02998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de [adres] een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende vier routes naar voren:
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 18.46 uur vertrok de Audi A3 vanaf het [m-straat] te Utrecht (verblijfadres [verdachte]) en reed naar de Appellaan te Harmelen waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 1937 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 19.39 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Appellaan te Harmelen en reed later die avond naar de Hoge Rijndijk te Woerden waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 20.37 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 20.47 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Hoge Rijndijk te Woerden en reed naar de Weij poort te Nieuwerbrug waar de Audi A3 op 26 maart 2010 te 20.57 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 maart 2010 om 21.27 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Weijpoort te Nieuwerbrug en reed naar het [m-straat] te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) waar de Audi A3 op 26 maart 2010 om 21.35 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 26 maart 2010 van 20.57 uur tot 21.27 uur (totaal 30 minuten) op de Weijpoort te Nieuwerbrug heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op vrijdag 26 maart 2010 tussen 20.57 uur en 21.27 uur op de Weijpoort ter hoogte van perceel 20 te Nieuwerbrug heeft gestaan.
30. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1053 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/20Î0102998.E1ND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 27 maart 2010, om 08.06 uur, kreeg ik de opdracht van het personeel van de meldkamer regio Utrecht te gaan naar de [adres] te Woerden. Aldaar zou de melder vermoedelijk gestolen spullen uit het water hebben gevist.
Kort daarop kwam ik ter plaatse. Ik werd aangesproken door:
[betrokkene 21]
geboren [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
Hij overhandigde mij een vuilniszak met diverse spullen. Ik vroeg aan melder waar hij de spullen had gevonden. Hij liep met mij de Hollandbaan op richting de sloot, zijde Weidepad. Bij de loopbrug, Hollandbaan/Weidepad had hij de spullen uit het water gehaald. Dit was vanaf de Hollandbaan 14 gezien, links naast de brug.
Ik heb vervolgens deze spullen mee naar het bureau van politie te Woerden genomen. Daar bleek dat er enkele spullen waren aangetroffen die waren weggenomen bij een woninginbraak in Nieuwerbrug.
31. Het hof merkt als feit van algemene bekendheid aan dat uit informatie van Google rups en de ANWB-routeplanner (waarbij de afstand en gemiddelde reisduur zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen zijn te achterhalen zoals bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2007, LJN BB6374) blijkt dat de afstand tussen [e-straat 1] te Harmelen en de Hoge Rijndijk 13A te Woerden 10,3 kilometer bedraagt wanneer de snelste route wordt gekozen en dat deze afstand in 14 minuten kan worden gereden, terwijl de afstand tussen Hoge Rijndijk 13A te Woorden en [c-straat 1] de Nieuwerbrug 7,4 kilometer is (eveneens uitgaande van de snelste route) en binnen 10 minuten gereden kanworden.
Ten aanzien van het onder 8. 9 en 10 bewezenverklaarde
32. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1228 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2ol0102998.EIND, deel uitmakend van zaaksdossier 18, ordner 4), voor zover inhoudende zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 9]:
Tussen vrijdag 26 februari 2010 te 08.00 uur en vrijdag 26 februari 2010 te 22.15 uur werd op de [adres] Moerkapelle, binnen de gemeente Zuidplas, een inbraak gepleegd.
Op vrijdag 26 januari (het hof begrijpt: februari) 2010 omstreeks 08.00 uur heb ik mijn woning in goede en afgesloten staat achtergelaten.
Op vrijdag 26 februari 2010 omstreeks 22.15 uur werd ik gebeld door mijn buren van [adres], deze vertelde dat mijn voordeur open stond. Ik ben direct naar mijn woning gegaan en zag dat er schade aan de voordeur zat. Ik zag twee braaksporen van een breekvoorwerp en een soort voetafdruk op de buitenzijde van de deur. Verder zag ik dat vrijwel mijn gehele woning doorzocht was.
Bijlage goederen
Gestolen goed
- munitie, magnum .357
- munitie, magnum .45
- munitie, t.b.v. revolver
- kluis, merk Sisco, type 10873 met inhoud: diverse munitie tbv sportvuurwapens
33. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1234 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998. EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende twee routes naar voren:
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 17.32 uur vertrok de Audi A3 vanaf het [m-straat] te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) en reed naar de
Bredeweg te Moerkapelle waar de Audi A3 op 26 februari 2001 om 18.40 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 18.42 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Bredeweg te Moerkapelle en reed naar de Hollandbaan te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) waar de Audi A3 op 26 februari 2010 om 19.05 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 26 februari 2010 van 18.40 uur tot 18.42 uur (totaal 2 minuten) op de Bredeweg te Moerkapelle heeft gestaan. Uit een plattegrond van het track en track systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op vrijdag 26 februari 2010 tussen 18.40 uur en 18.42 uur op het erf van Brede weg 52 te Moerkapelle heeft gestaan.
34. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1211 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL,0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van[betrokkene 22]
:
Tussen vrijdag 26 februari 2010 te 16.00 uur en zaterdag 27 februari 2010 te 07,00 uur werd op de [adres] Zegveld, binnen de gemeente Woerden, een poging tol inbraak in een woning gepleegd. Tussen vrijdag 26 februari 2010 omstreeks 16.00 uur en zaterdag 27 februari 2010 omstreeks 07.00 uur heeft men de voordeur van mijn woning opengebroken. Men heeft met een preekvoorwerp het slot met slotplaat en het kozijn behoorlijk beschadigd. Ik werd afgelopen zaterdag gebeld dat er in mijn woning was ingebroken. Voor zover ik nu heb kunnen nagaan, mis ik niets uit mijn woning.
35. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1215 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende twee routes naar voren:
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 19.07 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Hollandbaan te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) en reed naar de Middenweg te Zegveld waar de Audi A3 op 26 februari 2010 om 19.22 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 19.30 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Middenweg te Zegveld en reed naar de Korte Waarder te Nieuwerbrug waar de Audi A3 op 26 februari 2010 om 19.59 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 26 februari van 19.22 uur tot 19.30 uur (totaal 8 minuten) op de Middenweg te Zegveld heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat Audi A3 op vrijdag 26 februari 2010 tussen 19.22 uur en 19.30 uur op de Middenweg ter hoogte van perceel 61 te Zegveld heeft gestaan.
36. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1181 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL0981/201'01'02998. EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 6]:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen vrijdag 26 februari 2010 te 13.30 uur en vrijdag 26 februari 2010 te 22.30 uur werd op [f-straat 1] Nieuwerburg, binnen de gemeente Bodegraven, diefstal door middel van braak gepleegd.
Ik woon met mijn vrouw [betrokkene 7] (het hof begrijpt: [betrokkene 7]) en twee kinderen in een vrijstaande koopwoning aan de [f-straat 1] in Nieuwerbrug. De woning is voorzien van een inbraakalarminstallatie. Links voorbij de voordeur bevindt zich de trap naar de bovenliggende etage. Aan het einde van de bal, lussen de ingang naar de woonkamer en keuken, stond tegen de wand een 80 jaar oude kluis op de grond opgesteld. De kluis is wit/groen van kleur en weegt om de nabij de 300 kilo. Het betrof een brandkluis waar diverse documenten van ons werden opgeslagen waaronder rapporten, papieren van het huwelijk etc.
Rechts van de keuken bevindt zich de witte toegangsdeur naar het washok. Voor dit washok lag een sporttas en een werktas van mij op de grond. In de werktas zat een laptop en 5000 euro contant aan briefgeld.
Ik heb samen met de politie mijn woning bekeken en gecontroleerd. Het rechter klapraam van de studeerkamer stond naar binnen toe geopend. Het raam was tevens ingeslagen en kapot. De deur aan de voorzijde van de keuken was niet meer afgesloten. De achterdeur was ook niet meer afgesloten. Deze was met grove kracht opengewrikt. De deur, het kozijn en het glas zijn hierdoor kapot gegaan. De oude kluis in de hal stond er niet meer, deze was weggenomen. In de hal en in de keuken zijn sleepsporen zichtbaar, hierdoor is de vloer beschadigd. In de keuken is een werktas met een laptop leeg gemaakt waar ook 5000 euro inzat. Ik had namelijk kort daarvoor een auto verkocht.
Op zaterdag 27 februari 2010 heeft een getuige gezien dat twee of drie Marokkaans uitziende jongens een groot wit ding uit een witte bestelbus in de
Oude Rijn gooiden. Dit was nabij een kleine parkeerplaats in Barwoulswaarder. Dit bleek mijn kluis te zijn na onderzoek door de politie. In de kluis werd nog een aantal goederen aangetroffen.
Ook op de Hollandbaan in Woerden werden in de vroegte omstreeks 07.40 uur door een voorbijganger goederen aangetroffen in een sloot nabij de flat Sleper. Ik heb de goederen later opgehaald. Ik heb samen met mijn vrouw de maandag daarop nog staan dreggen in deze sloot, We hebben zelf ook nog goederen teruggevonden.
Bijlage goederen
Gestolen goed
- kluis, wit, bouwjaar 1930
- Zorgpassen, 2 stuks, merk: Amersfoortse
37. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1193 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/20J0102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 23]:
Op zaterdag 27 februari 2010, omstreeks 17.30 uur, reed ik op mijn fiets over het fietspad tussen Woerden en Nieuwerbrug. Op een gegeven moment zag ik op het fietspad een witkleurig busje stilstaan met de achterklep geopend. Ik zag dat de bus met de achterzijde in de richting van het water van de Rijn gekeerd stond. Ik zag een tweetal manspersonen bij de bus. Ik zag dat deze mannen met een grote vuilniszak, aan het slepen waren en dat ze deze in het water gooiden nabij het busje. Toen de mannen mij zagen, zag ik duidelijk dat ze schrokken en haastig in het busje sprongen. In het busje zal ook nog een bestuurder. De mannen hadden kennelijk zo 'n haast dat zij wegreden zonder de klep van het busje te hebben dichtgedaan. Ik zag dat zij op de weg keerden en ongeveer naast mij even stopten. Ik zag dat één van de mannen uitstapte en snel de achterklep dicht deed en dat de bus vervolgens wegreed in de richting van Woerden.
38. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1195 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.E1ND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 2 maart 2010, omstreeks 14.00 uur, werd ik gebeld door garagehouder [betrokkene 24]. [betrokkene 24] vertelde mij dal hij diverse goederen had gevonden welke in de sloot lagen voor zijn bedrijf. Die dag, omstreeks 17.00 uur, ben ik naar genoemd garagebedrijf gegaan en heb daar een vuilniszak met goederen in ontvangst genomen van Cees [betrokkene 24]. Hij heeft mij toen ook de plek aangewezen waar hij de goederen had gevonden. Dit betrof een slootje aan de overkant van de Hollandbaan, tegenover zijn garagebedrijf. Ik zag dat deze goederen bestonden uit een grote hoeveelheid schriftelijke bescheiden, identiteitspapieren, sieraden en diverse kleine gebruiksvoorwerpen. Ik zag dat één van deze identiteitspapieren op naam stond van [betrokkene 6] te, geboren op [geboortedatum] 1963, wonende aan de [f-straat 1] te Nieuwerbrug.
39. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1198 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL0981/20101'02998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende drie routes naar voren:
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 19,07 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Holland baan te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) en reed naar de Middenweg te Zegveld waar de Audi A3 op 26 februari 2010 om 19.22 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 19.30 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Middenweg te Zegveld en reed naar de Korte Waarder te Nieuwerbrug waar de Audi A3 op 26 februari 2010 om 19.59 uur aankwam.
• Op vrijdag 26 februari 2010 om 20.43 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Korte Waarder te Nieuwerbrug en reed naar het [m-straat] te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) waar de Audi A3 op 26 februari 2010 om 20.58 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 26 februari 2010 van 19.59 uur tot
20.43
uur (totaal 44 minuten) op de Korte Waarder te Nieuwerbrug heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op vrijdag 26 februari 2010 tussen 19.59 uur en 20.43 uur in de nabijheid van perceel [f-straat 1] te Nieuwerbrug heeft gestaan.
40. Het hof merkt als feit van algemene bekendheid aan dat uit informatie van Google maps en de ANWB-routeplanner (waarbij de afstand en gemiddelde reisduur zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen zijn te achterhalen zoals bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2007, LIN BB6374) blijkt dat de adressen [h-straat 1] te Moerkapelle en [g-straat 1] te Zegveld op 29,6 kilometer van elkaar liggen en deze afstand, uitgaande van de snelste route, in 25 minuten kan worden afgelegd, terwijl de afstand tussen [g-straat 1] te Zegveld en [f-straat 1] te Nieuwerbrug 9,1 kilometer bedraagt en in 12 minuten kan worden afgelegd, uitgaande van de snelste route.
Ten aanzien van het onder 11 bewezenverklaarde
41. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1247 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 25]:
Ik ben namens de benadeelde, [A] B.V, gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam bij [A] als locatiemanager.
Tussen zondag 21 februari 2010 te 19.45 uur en zondag 21 februari 2010 te 20.15 uur werd op [i-straat 1] Woerden een poging tot inbraak gepleegd.
Ik kreeg op zondag 21 februari 2010, omstreeks 21.00 uur, het telefonische bericht van de politie Woerden dat er in het bedrijf [A] B.V. was ingebroken. Toen ik daar kwam zag ik dat een buitendeur op de begane grond, die toegang geeft tot de hal van het kantoorgebouw, was opengebroken. Ik zag toen ik binnen was dat een brandkast in een kantoorruimte op de begane grond was verschoven en met de achterzijde op de grond was gelegd.
42. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1260 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL098J/20J0J02998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Het onderzoek is verricht in een bedrijfspand te [i-straat 1] Woerden.
In de hal van het bedrijf waardoor de dader binnengekomen was en ook weer vertrokken was, werd na de inbraak op de vloer een bril aangetroffen, vermoedelijk verloren door de dader. Deze bril was metaalkleurig met witkleurige kunststof pootjes, merk CD. De bril werd door mij bemonsterd op biologische sporen.
Biologische sporen
Spoor 3077
SIN AACI5275NL
Soort huid
Plaats veiligstellen op aangetroffen bril
43. Het deskundigenrapport, genummerd 2010.11.10.091, opgemaakt door ing. H.M. van Beerendonk, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 3 december 2010 (als bijlage op p. 1269 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL09S1/2010102998 EIND), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
1. Te onderzoeken materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AACJ5275N1#01 een bemonstering
5. Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het DNA in de bemonstering AACJ5275NL#01 is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AACI5275NL#01 afkomstig is van een man, onbekende man A.
6. DNA-databank
Het onvolledige DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AACI5275NL#01 (in de resultaten, interpretatie en conclusie gekoppeld aan onbekende man A) is op 29 november 2010 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 208. Het DNA-profiel van [verdachte] maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AACJ5275NL#01 afkomstig kan zijn van [verdachte]. De berekende frequentie van het onvolledige DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AACJ5275NL#01 is kleiner dan één op één miljard.
Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit onvolledige DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
44. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1276 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace. De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende twee routes naar voren:
• Op zondag 21 februari 2010 om 19.55 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Hollandbaan te Woerden (verblijfplaats A, [verdachte]) en reed naar d Hobbemastraat te Woerden waar de Audi A3 op 21 februari 2010 om
20.01
uur aankwam.
• Op zondag 21 februari 2010 om 20.18 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Hobbemastraat en reed naar de Hollandbaan te Woerden (verblijfplaats [verdachte]) waar de Audi A3 op 21 februari 2010 om 20.22 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 21 februari 2010 van 20.01 uur toto 20.18 uur (totaal 17 minuten) op de Hobbemastraat te Woerden heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op zondag 21 februari 2010 tussen 20,01 uur en 20.18 uur op de Hobbemastraat te Woerden heeft gestaan. Dit is in de onmiddellijke omgeving van de plaats delict.
Ten aanzien van het onder 12 tot en met 15 bewezenverklaarde
45. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1374 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL0981/2010102998. EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van Fransen:
Tussen vrijdag 19 februari 2010 te 16.30 uur en vrijdag 19 februari 2010 te 20.15 uur werd op de [j-straat 1], binnen de gemeente Nieuwkoop, inbraak gepleegd.
Op vrijdag 19 februari 2010 heb ik omstreeks 15.30 uur mijn woning verlaten. De heer Schwemmer woont bij mij in en hij heeft de woning omstreeks 16.30 uur verlaten. De woning is afgesloten en in goede orde achtergelaten.
[betrokkene 26] is omstreeks 20.15 uur thuis gekomen en heeft de voordeur geopend met de sleutel.
Later die avond ben ik thuis gekomen, ik zag dat er aan de voorzijde van de woning bij het raam braaksporen stonden. Dit raam was opengebroken. Er waren schoensporen te zien op de grond. In de woonkamer staat een kast en deze kast stond open. Uit de ze kast is een bruine handtas weggenomen van hel merk Samsonite. Hierin zaten papieren, zoals paspoort, kentekenbewijs van mijn auto en mijn reserveautosleutel.
Vanuit de woonkamer kan je met de trap naar mijn slaapkamer. Voor het bed staat een dressoir en op dit dressoir staat een beeld van een haan. Om die haan hing een gouden schakel ketting. Hier stond ook een grijs doosje van Tessel juweliers. Het doosje is weg, de deksel lag er nog. In het doosje zat een trouwring, een zegelring, een zilveren ketting en een zilveren ketting met een weegschaal. Op het dressoir lagen ook nog en stuk of tien horloges van verschillende merken. Deze zijn allemaal weggenomen.
Omstreeks 23.30 uur werd ik gebeld door Renée Akkerman, hij was zijn hond aan het uitlaten en had mijn Samsonite tas gevonden op straat Dit was in Kamerik bij het oude gemeentehuis. Alle papieren zaten nog in mijn tas, alleen de sleutel van mijn auto zat er niet meer in. Ik heb een Audi A4 Avant V6, TDT, in de kleur blauw met kenteken [CC-00-DD].
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven lot het plegen van dit feit,
46. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1384 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL098I/20102998.EIND), voor zover inhoudende zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken 12-H5B-8 aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace.
De opgevraagde track en trace gegeven van de Audi A3 voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegeven kwam onder andere naar voren:
• Op vrijdag 19 februari 2010 om 18.16 uur kwam de Audi A3 aan op de Veenvliet te Wilnis.
• Op vrijdag 19 februari 2010 om 18.28 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Veenvliet te Wilnis.
Opmerking verbalisant:
De straat Veenvliet te Wilnis bestaat niet. Uit de track en trace gegeven van de Audi A3 bleek dat de Audi A3 daadwerkelijk op de Wilnisse Zuwe te Wilnis heef gestaan.
Bij onderzoek op de internetsite 'Google maps Nederland' bleek dat perceel [j-straat 1] te Woerdense Verlaat, gemeente Nieuwkoop in de onmiddellijke omgeving is gelegen van de Wilnisse Zuwe te Wilnis.
47. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1434 e.v. van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL098J/2010102998.ErND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 13]:
Tussen vrijdag 19 februari 2010 te 19.09 uur en vrijdag 19 februari 2010 te 22.16 uur werd op de [l-straat 1] Woerden, poging tot overval gepleegd.
Vanavond, vrijdag 19 februari 2010, was mijn 13-jarige dochter [betrokkene 27] even alleen thuis. Rond 19.00 uur ben ik door [betrokkene 27] opgebeld. Zij vertelde dat, terwijl zij thuis boven in haar slaapkamer was, de keukendeur van ons huis opengebroken was. Zij had twee mannen achter in de tuin zien staan. Toen deze mannen haar zagen, zou een van hen haar met een pistool bedreigd hebben waarna zij alle twee wegrenden.
Gebleken is dat de keukendeur van het huis met een breekvoorwerp is opengebroken.
48. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1437 e.v. van hel proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL098172010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 13]:
Ik ben 13 jaar oud en woon samen met mijn vader en moeder en mijn zussen op de [l-straat 1] te Woerden. Ik was vanavond boven in mijn slaapkamer. Om ongeveer 18.55 uur vertelde mijn moeder tegen mij dat zij even mijn zus en twee zusjes met de auto weg ging brengen. Ik bleef boven. Plotseling hoorde ik een paar hele harde bonken. Ik ben toen via de trap naar beneden gelopen en halverwege dacht ik aan inbrekers. Ik hoorde toen nog steeds geluiden maar nu leek het op getik of gehamer. Het was een ijzer op ijzer geluid. Ik ben toch verder de trap afgelopen en beneden de kamer ingegaan. Beneden in de kamer brandde toen geen licht maar de verlichting in de tuin achter en opzij van ons huis was wel aan. Toen ik bij de eettafel was, stopte ik. Ik zag door de ruiten van de tuindeuren heen, bij het konijnenhok buiten in de achtertuin, iemand staan met een glimmende zwarte jas aan. Ik ben toen naar de deur van de kamer naar de bijkeuken gelopen. Deze deur stond een stukje open en ik liep door de bijkeuken in. Ik zag toen dat ook de buitendeur van de bijkeuken open stond. Ik ging in de deuropening staan en zag toen opeens twee jongens gebukt in onze achtertuin staan. Plotseling renden die twee jongens over het gras weg het pad op dat naar de zijkant van ons huis loopt.
Volgens mij was het de jongen met de glimmende zwarte jas die tegen mij zoiets riep als 'rot op kleintje'. Ik zag toen dat die jongen stil ging staan en iets in zijn hand pakte. Dat ding was donker van kleur met aan de voorkant een rond gaatje.
Door de zijramen zag ik ze alle twee over het pad langs het huis wegrennen naar de voorkant en daarna voor het huis langs naar de straat.
49. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1455 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Het onderzoek is verricht in een vrijstaande woning, [l-straat 1] Woerden.
Ik zag op de stenen grond voor de achterdeur een zwarte joggingbroek liggen. De broek behoorde niet toe aan een van de bewoners.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Object: Kleding (broek)
Aantal: 1 stuks
Kleur: Zwart
SIN: AACJ5535NL
50. Het deskundigenrapport, genummerd 2010.03.12.048, opgemaakt door drs. C. van Kooien, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 6 april 2010 (als bijlage op p. 1462 van het proces-verbaal, proces-verhaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
1. Te onderzoeken materiaal
Identiteitszegel Omschrijving Afgesplitst van
AACI0427NL#01 een bemonstering van AACI5535NL
de binnenzijde (van de broekrand aan de voorkant) van een joggingbroek
Toelichting: Volgende uit het proces-verbaal Vooronderzoek forensische opsporing politie Utrecht met FO-zaaknummer PL098J2010045524 is de bemonstering van de joggingbroek veiliggesteld onder een ander identiteitszegel dan het oorspronkelijke identiteitszegel.
5. Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het DNA in de bemonstering [AACI0427NL] #01 van een joggingbroek is een DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van minimaal drie personen, waaronder minimaal één man. Uit het DNA-mengprofiel is een onvolledig DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man wiens celmateriaal prominent in de bemonstering aanwezig is.
6. DNA-databank
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel van het celmateriaal in de bemonstering [AACI0427NL]#01 van een joggingbroek (in de Resultaten, interpretatie en conclusie gekoppeld aan een onbekende man) is op 2 april 2010 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 208. Het DNA-profiel van [verdachte] maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dat de bemonstering [AACI0427NL]#01 van een joggingbroek een relatief grote hoeveelheid celmateriaal beval dat afkomstig kan zijn van [verdachte]. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-hoofdprofiel van het celmateriaal in de bemonstering [AACI0427NL]#01 van een joggingbroek is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
51. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1469 e.v. van hel proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace.
De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3 voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere naar voren:
• Op vrijdag 19 februari 2010 om 18.57 uur kwam de Audi A3 aan op de Kromwijkerkade te Woerden.
• Op vrijdag 19 februari 2010 om 19.15 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Kromwijkerkade te Woerden en reed via Harmelen naar de Hollandbaan te Woerden (verblijfadres [verdachte]) waar de Audi A3 op vrijdag 19 februari 2010 om 20.19 uur aankwam.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op 19 februari 2010 van 18.57 uur lot 19.15 uur (totaal 18 minuten) op de Kromwijkerkade te Woerden heeft gestaan.
Bij onderzoek op de internetsite ‘Google maps Nederland' bleek dat perceel [l-straat 1] in de onmiddellijke omgeving is gelegen van de Kromwijkerkade te Woerden.
52. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1395 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.E1ND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 11]:
Ik ben namens de benadeelde, [B] B.V., gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen vrijdag 19 februari 2010 te 19.40 uur en vrijdag 19 februari 2010 te 23.03 uur werd op de [k-straat 1], 3481 LB Harmelen, binnen de gemeente Woerden, een inbraak in een woning gepleegd.
Ik ben geen eigenaar van de woning. De woning is eigendom van [B] B. V. te Harmelen. De woning is een huurwoning. Op eerst genoemde dag, datum en tijdstip verliet ik de woning.
Op laatst genoemde dag, datum en tijdstip zag ik dat de verlichting op de eerste van dieping van de woning brandde, terwijl ik zeker wist dat ik deze uit had gemaakt. Ook zag ik dat de buitendeur op de eerste verdieping van de woning open stond.
De dader is kennelijk binnengekomen door middel van het openbreken van de deur.
Uit de woning is het volgende weggenomen:
- portemonnee (1). Dit goed behoort mij geheel in eigendom toe.
53. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1404 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL098112010102998.EIND, zaaksdossier 25, ordner 4), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van [betrokkene 12]:
Ik ben namens de benadeelde, [B] B. V, gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen vrijdag 19 februari 2010 te 19.00 uur en vrijdag 19 februari 2010 te 23.00 uur werd op [k-straat 1], 3481 LB Harmelen, inbraak in een bedrijf/kantoor gepleegd.
Ik ben directeur van [B] B. V. te Harmelen. Het pand gelegen aan de [k-straat 1] te Harmelen is mijn eigendom. Ik kan u vermelden dat alle panden op het terrein leeg staan. Alleen het woonhuis wordt bewoond.
Ik kan het terrein als volgt omschrijven:
Als men van de Harmelerwaard het terrein op rijdt is aan de rechterzijde de eerste loods gevestigd. Dit wordt loods 13 genoemd. Aan loods B zit het kantoor gevestigd. De voorzijde van hel kantoor is gelegen aan de zijde Harmelerwaard. De achterzijde van het kantoor ligt op het bedrijventerrein. Links naast de fabriek is een tweede loods gelegen. Dit betreft loods C. Aan de linkerzijde staat een woonhuis, de voorzijde van het woonhuis kijkt uit op kruising Dorpsstaat te Harmelen met de Utrechtsestraatweg te Harmelen.
Loods B is afgesloten middels een roldeur. Deze roldeur is voorzien van vijf ruitjes. Vanaf de buitenzijde gezien, zag ik dat het vierde ruitje was vernield. Ik zag dat er in zijn geheel geen glas meer in zat.
Vervolgens zag ik dat een raam van het kantoor was geforceerd. Ik zag dat het een raam betrof aan de achterzijde van het kantoor. Men heeft met een voorwerp gewrikt tussen het kozijn en het raam.
Loods C is afgesloten middels een roldeur met daarin een toegangsdeur. Ik zag dat men met een voorwerp heeft gewrikt tussen de deur en de roldeur. Ik zag dat er diverse beschadigingen zaten aan de buitenzijde van de deur en de roldeur.
Men heeft geen goederen weggenomen.
54. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op p. 1420 e.v. van het proces-verbaal, proces-verbaalnummer PL0981/2010102998.EIND), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 19 mei 2010 vond in de gemeente Oldenzaal, op de Oldenzaalsedijk 22 een bedrijfsinbraak plaats. Tijdens het onderzoek naar deze inbraak werd de door de daders gebruikte personenauto, Audi A3, kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze aangetroffen Audi bleek voorzien van track en trace.
De opgevraagde track en trace gegevens van de Audi A3 voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werden door mij onderzocht. Uit deze gegevens kwamen onder andere de volgende twee routes naar voren:
• Op vrijdag 19 februari 2010 om 20.36 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Hollandbaan te Woerden (verblijfadres [verdachte]) en reed naar de Harmelerwaard te Harmelen waar de Audi A3 op 19 februari 2010 om
20.55
uur aankwam.
• Op vrijdag 19 februari 2010 om 21.22 uur vertrok de Audi A3 vanaf de Harmelerwaard en reed naar hel Wederik-veld (opmerking hof in het arrest is per abuis vermeld: de Hollandlaan) te Woerden (verblijfadres [verdachte]) waar de Audi A3 op 19 februari 2010 om 21.39 uur aankwam.
Uit deze gegevens blijkt dat de Audi A3 op 19 februari 2010 van 20.55 uur tot 21.22 uur (totaal 27 minuten) op de Harmelerwaard te Harmelen heeft gestaan.
Uit een plattegrond van het track en trace systeem van de Audi A3 blijkt dat de Audi A3 op vrijdag 19 februari 2010 tussen 20.55 uur en 21.22 uur op het erf van perceel [k-straat 1] te Harmelen heeft gestaan.
55. Het hof merkt als feit van algemene bekendheid aan dat uit informatie van Google maps en de ANW B-routeplanner (waarbij de afstand en gemiddelde reisduur zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen zijn te achterhalen zoals bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2007, LJN BB6374) blijkt dat de afstand tussen Wilnisse Zuwe te Wilnis en Kromwijkerkade te Woerden 12,8 kilometer is en in 15 minuten kan worden afgelegd, terwijl de afstand tussen de Kromwijkerkade in Woerden en [k-straat 1] te Harmelen 9,1 kilometer is en in 13 minuten kan worden afgelegd.”
15. Voorts bevat het bestreden arrest de volgende uitvoerige nadere bewijsoverwegingen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 1 t/m 15 tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van deze feiten.
De raadsman heeft – kort gezegd – betoogd dat verdachte niet de zeer regelmatige of bestendige gebruiker is geweest van de in het dossier genoemde Audi A3 die volgens de gegevens van het track en trace systeem steeds op plaatsen is geweest waar de tenlastegelegde inbraken plaatsvonden. De auto reed vervolgens (veelal) terug naar het [m-straat] te Woerden. De rechtbank heeft volgens de raadsman te onrechte aangenomen dat de verdachte gedurende de tenlastegelegde periode op die plek heeft verbleven, Voorts heeft de raadsman betoogd dat de door verbalisant [verbalisant 3] afgelegde verklaring onbetrouwbaar is. De raadsman heeft vrijspraak verzocht.
De door de raadsman gevoerde verweren worden verworpen.
Voor wat betreft de betrouwbaarheid van de door verbalisant [verbalisant 3] afgelegde verklaringen stelt het hof voorop dat het hof deze betrouwbaar acht. Daarbij is gelet op de wijze waarop die verklaring is afgelegd en op de inhoud van deze verklaringen, waarvan is geconstateerd dat de verschillen tussen die verklaringen van ondergeschikte aard zijn en bovendien niet zodanig dat aan de betrouwbaarheid van de verklaringen dient te worden getwijfeld.
Nadat op 19 mei 2010 een inbraak bij Sauna Saré te Oldenzaal had plaatsgevonden (zoals onder 1 tenlastegelegd) is nabij die plaats delict een Audi A3 met kenteken [AA-00-BB] aangetroffen. Deze auto bleek te beschikken over een track en trace systeem,
waardoor exact kan worden nagegaan waar de auto op welke dag en tijdstip is geweest en hoe lang die auto op een plek is geweest. De betrouwbaarheid van dit systeem is in hoger beroep niet in twijfel getroffen. Het hof acht de gegevens die afkomstig zijn uit dit systeem dan ook betrouwbaar. Uit deze gegevens volgt dat de auto steeds nabij de plaatsen van de delicten genoemd in de tenlastelegging aanwezig is geweest op de tijdstippen waarop aldaar inbraken zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe hebben plaatsgevonden. Het hof acht op grond daarvan bewezen dat de inbraken steeds zijn gepleegd met gebruikmaking van die Audi A3 met kenteken [AA-00-BB].
Uit het dossier volgt dat de verdachte de beschikking had over deze auto in de tenlastegelegde periode. De auto bleek gehuurd te zijn bij een bedrijf in Amsterdam. Uit het verhuurcontract van de auto blijkt dat B. Noordhoff deze auto op 15 februari 2010 bij het bedrijf [F] te Amsterdam (voorheen [E]) heeft gehuurd. [F] verhuurde auto's voor het bedrijf [D] B. V. te Tilburg. Door [betrokkene 1], één van de bedrijfsleiders bij [F], is daarover verklaard dat Noordhoff de auto voor één maand heeft gehuurd, maar dat op 15 februari 2010 (toen de auto werd opgehaald) door de verdachte €900,- van de huurprijs contant werd betaald. De volgende dag, op 16 februari 2010, heeft de verdachte het resterende bedrag van €1.700,- contant betaald en het was ook de verdachte die de huurperiode steeds heeft verlengd. Bovendien is gebleken dat de gehuurde Audi op 20 februari 2010 om 14.40 uur betrokken is geweest bij een aanrijding te Woerden. Uit het schadeformulier volgt, hoewel de gegevens van de verdachte zijn doorgehaald en vervangen door de naam van [E], dat de verdachte toen de bestuurder is geweest van de Audi A3. Dat is door verdachte ter terechtzitting van het hof ook niet weersproken. Verdachte heeft overigens ontkend dat hij de huurder van de auto is geweest. Een zekere “Mo” zou de huurder van de auto zijn geweest en verdachte zou
indien de auto niet in gebruik was bij een ander, de auto hebben mogen gebruiken.
Gelet op onder andere de hierboven genoemde verklaring van [betrokkene 1], één van de bedrijfsleiders bij [F], in samenhang met het feit dat verdachte over die “Mo” niet meer kan verklaren dan dat hij “Mo” genoemd wordt zonder adresgegevens en andere identificerende gegevens, terwijl daarvan ook niet anderszins uit het dossier blijkt, acht het hof de verklaringen van verdachte op dit punt niet aannemelijk.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (p. 351 en 352) blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] op 19 mei 2010 heeft gebeld met [betrokkene 17], werkzaam bij [E]. [betrokkene 17] verklaarde dat voornoemde Audi A3 op papier werd gehuurd door [betrokkene 2], maar dat de auto feitelijk in gebruik was bij een jongen met een bril uit Woerden. Deze jongen betaalde de huur wekelijks contant. Uit het telefoongesprek dat een dag later plaatsvond blijkt dat de gebruiker van de Audi A3 de verdachte was en dat de verdachte op 15 april 2010 voor het laatst langs was geweest.
Ten slotte zijn in voornoemde auto, na de inbraak die op 19 mei 2010 bij Sauna Saré had plaatsgevonden, biologische sporen en vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen. Uit DNA-onderzoek dat door het NFI is verricht, blijkt dat op een bril die gevonden is nabij de Audi A3 DNA-sporen werden aangetroffen die van verdachte afkomstig kunnen zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Voorts werden in de auto op de binnenspiegel en op een daar aanwezig pakje sigaretten de vingerafdrukken van de verdachte gevonden, terwijl op een flesje Spa DNA-materiaal werd aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn. Bovendien werd een petje aangetroffen, waarop DNA-materiaal is aangetroffen dat blijkens een rapport van het NFI van de medeverdachte [betrokkene 18] afkomstig kan zijn.
Gelet op al het voorgaande is het hof anders dan de raadsman, van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als bestendige gebruiker van de Audi A3 voornoemd, Dit laat onverlet dat ook anderen van deze auto gebruik hebben gemaakt in de tenlastegelegde periode, zoals de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of het de verdachte was, die als gebruiker van de Audi A3 voornoemd, met gebruikmaking van deze auto de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 geldt dat deze feiten volgens de tenlastelegging allemaal op of omstreeks 5 mei 2010 zijn gepleegd. De Audi A3 is op 5 mei om 01.15 uur op de Weg der Verenigde Naties te Utrecht gecontroleerd door de regiopolitie Utrecht. De bestuurder van deze auto legitimeerde zich als [verdachte], geboren op 26 juni 1985 en droeg een bril en rode kleding. Uit de track en trace gegevens van de Audi A3 volgt dat de auto op woensdag 5 mei 2010 om 00.44 uur is vertrokken vanaf de Monnetlaan te Utrecht en dat deze tussen 02.58 uur en 03.32 uur
in de onmiddellijke omgeving van Tunnelweg 7F te Haarle heeft gestaan, alwaar in de
nacht van 4 op 5 mei is ingebroken bij Bungalowpark de Hellendoornseberg, onderdeel van Landal Greenparks (feit 4). Vervolgens volgt uit de track en trace gegevens dat de auto tussen 03.42 uur en 04.36 uur heeft gestaan te Haarle, Molenweg 25. In de nacht van 4 op 5 mei 2010 is bij het dorpshuis, gelegen aan de Molenweg 25 te Haarle, ingebroken (feit 3). Uit informatie van Google maps en de ANWB-routeplanner blijkt dat de Tunnelweg en de Molenweg te Haarle zeer dichtbij elkaar liggen en dat de afstand tussen deze plaatsen (2,7 kilometer) in 5 minuten kan worden afgelegd met de auto wanneer de snelste route wordt gevolgd.
De Audi A3 heeft volgens de track en trace gegevens vervolgens tussen 04.45 en 04.51 uur gestaan op de Schoonheetenseweg, ter hoogte van perceel Nijverdalseweg 10 te Mariënheem. Op de Nijverdalseweg is restaurant 'De Bagatelle' gevestigd. Op 5 mei 2010 omstreeks 04.50 uur werd eigenaar Huisken door de alarmcentrale op de hoogte gesteld van het feit dat het alarm in de ‘Bijvankzaal’ van voornoemd restaurant afging (feit 2). Geconstateerd werd dat een raam van deze zaal was opengebroken en dat door dit raam naar binnen was geklommen. Er werden geen goederen vermist. De
Nijverdalseweg in Mariënheem is eveneens gelegen nabij de Molenweg en de Tunnelweg te Haarle. De afstand tussen de Molenweg 25 te Haarle en de Nijverdalseweg 10 te Haarle bedraagt 6,8 kilometer en kan in 8 minuten worden afgelegd wanneer de snelste route wordt gevolgd.
De Audi A3 vertrok volgens de track en trace gegevens op 04.51 uur en reed naar de Hollandbaan te Woerden. Vlak bij de Hollandbaan is gelegen Wederikveld en IJsseloord. Op het Wederikveld heeft de verdachte in ieder geval nu en dan verbleven, zoals volgt uit zijn eigen ter terechtzitting afgelegde verklaring, terwijl aan IJsseloord het ouderlijk huis van de verdachte was gelegen.
Nu hiervóór is vastgesteld dat de auto gebruikt is bij het plegen van de tenlastegelegde feiten, de verdachte kan worden aangemerkt als bestendige gebruiker van deze auto en hij vlak voor het plaatsvinden van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde inbraken is gecontroleerd als bestuurder van deze auto acht het hof bewezen dat de verdachte bij het plegen van deze feiten betrokken is geweest. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat onaannemelijk is dat een ander dan de verdachte de feiten heeft gepleegd binnen de geringe tijdspanne waarbinnen de controle en de feiten 2, 3 en 4 hebben plaatsgevonden, terwijl verdachte ook niet heeft aangegeven wie er dan na de controle door de politie omstreeks 01:15 uur de auto ter beschikking heeft gehad. Het hof acht deze feiten bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde blijkt uit het dossier dat bij het bedrijf Sauna Saré, gelegen aan de Oldenzaalsedijk 22 te Oldenzaal is ingebroken op woensdag 19 mei 2010 te 03.51 uur. Getuige Meenhuys, beveiligingsmedewerker, heeft verklaard dat hij naar aanleiding van het afgaan van het alarm ter plaatse ging en zag dat een auto hem tegemoet kwam. Hij reed achter deze auto aan, waarna de auto tegen een boom tot stilstand kwam en twee personen de auto ontvluchtten. In de auto werden vervolgens de hiervoor genoemde goederen en DNA-sporen resp. vingerafdrukken aangetroffen. Ook werd hetgeen bij Sauna Saré werd vermist in de auto aangetroffen, alsook een tas en een breekijzer. Op camerabeelden van Sauna Saré zijn twee personen te zien, die een tas en een breekijzer bij zich hebben. De tas komt qua vorm, afmeting en motief overeen met de in de Audi A3 aangetroffen tas, Eén op de beelden zichtbare persoon draagt een petje en de andere persoon heeft krullen en draagt een bril met witte pootjes. Zowel het petje als de bril tonen sterke gelijkenissen met het petje en de bril die bij de Audi A3 zijn aangetroffen. Zoals hiervoor reeds opgemerkt, is op de aangetroffen bril DNA gevonden dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Gelet op voorgaande en gelet op het feit dat de verdachte is aangemerkt als bestendige gebruiker van de nabij de plaats delict aangetroffen Audi A3, acht het hof dit feit bewezen.
Met betrekking tot het onder 5, 6 en 7 tenlastegelegde volgt uit de track en trace gegevens dat de Audi A3 op 26 maart 2010 tussen 19.37 uur en 19.39 uur op de Appellaan, juist voorbij [e-straat 1] te Harmelen heeft gestaan. [betrokkene 5], bewoonster van dit perceel, deed aangifte van een poging tot inbraak gepleegd op voornoemde datum (feit 7). Zij verklaarde dat het alarm van haar woning om 19.43 uur afging en zij constateerde later dat de deur van de meterkast open stond, dat de terrasdeur niet was afgesloten, dat de deur van de poort open stond en dat het raam van de keuken was opengebroken.
Vervolgens volgt uit de track en trace gegevens dat deze auto op 26 maart 2010 tussen 20.37 en 20.47 uur op de Hoge Rijndijk tegenover perceel [d-straat 1] te Woerden heef gestaan. Door de bewoner van dat perceel, [betrokkene 4], is aangifte gedaan van diefstal met braak, gepleegd tussen 18.00 uur en 21.45 uur (feit 6). Hij miste zowel apparatuur als geld.
Ten slotte blijkt uit de track en trace gegevens dat de Audi op 26 maart 2010 tussen 20.57 en 21.27 uur is geweest aan de [c-straat 1] te Nieuwerbrug. [betrokkene 3], woonachtig op dit adres, deed aangifte van een inbraak gepleegd op 26 maart 2010 tussen 19.30 uur en 22.15 uur (feit 5). [betrokkene 3] miste - kort gezegd - geld en sieraden. Een aantal van deze goederen werd vervolgens op 27 maart 2010 aangetroffen in een sloot aan de overkant van de Hollandbaan. De Hollandbaan is gelegen in de directe omgeving van Wederikveld alsook in de omgeving van IJsseloord, plaatsen waar de verdachte met enige regelmaat heeft verbleven, zoals hiervoor reeds is overwogen. Van belang is geacht dat goederen die op 26 maart 2010 te Nieuwerbrug zijn ontvreemd, in de buurt van de woon- en leefomgeving van de verdachte zijn aangetroffen.
Voor wat betref de afstanden tussen de voornoemde plaatsen delict geldt dat deze plaatsen alle in elkaars nabijheid liggen. In het bijzonder is geconstateerd dat de afstand tussen Appellaan I te Harmelen en de Hoge Rijndijk 13A te Woerden 10,3 kilometer bedraagt wanneer de snelste route wordt gekozen en dat deze afstand in 14 minuten kan worden gereden, terwijl de afstand tussen Hoge Rijndijk 13A te Woerden en [c-straat 1] de Nieuwerbrug 7,4 kilometer is (eveneens uitgaande van de snelste route) en binnen 10 minuten gereden kan worden.
De Audi A3 reed daarna naar het Wederikveld te Woerden en kwam daar om 21.35 uur aan, hetgeen in de nabijheid is van twee plaatsen waar de verdachte met enige regelmaat heeft verbleven.
Het hof acht ook de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten bewezen.
Met betrekking tot de onder 8, 9 en 10 tenlastegelegde feiten geldt nagenoeg hetzelfde. Uit track en trace gegevens van de Audi A3 volgt dat de auto op 26 februari 2010 om 17.32 uur vertrok vanuit het Wederikveld te Woerden en dat deze tussen 18.40 en 18.42 uur op het erf van de [h-straat 1] te Moerkapelle heeft gestaan. [betrokkene 9] deed aangifte van diefstal gepleegd tussen 08.00 uur en 22.15 uur (feit 10). Vervolgens is de auto naar de Hollandbaan te Woerden gegaan waar deze om 19.05 uur aankwam.
Op 26 februari 2010 om 19.07 uur vertrok de Audi vanuit de Hollandbaan te Woerden en tussen 19.22 uur en 19.30 uur heeft deze gestaan op de [g-straat 1] te Zegveld. [betrokkene 8] deed aangifte van poging tot diefstal met braak gepleegd tussen 26 februari 2010 16.00 uur en 27 februari 2010 07.00 uur (feit 9).
Uit de track en trace gegevens van de Audi A3 bleek dat de auto op 26 februari 2010 tussen 19.59 en 20.43 uur op het adres Korte Waarder, nabij perceel 56, te Nieuwerbrug heeft gestaan. [betrokkene 6] deed aangifte van diefstal met braak gepleegd op voornoemde dag tussen 13.30 uur en 22.00 uur, waarbij diverse goederen werden weggenomen (feit 8). Goederen die afkomstig bleken te zijn van deze inbraak werden op 2 maart 2010, aangetroffen in een sloot aan de overkant van de Hollandbaan te Woerden. Getuige [betrokkene 28] had gezien dat goederen in het water van de Rijn werden gegooid. Ook op de Hollandbaan te Woerden werden goederen aangetroffendie afkomstig waren van deze inbraak.
De Audi A3 reed op 26 februari 2010 uiteindelijk naar Wederikveld te Woerden en kwam daar om 20.58 uur aan.
De adressen [h-straat 1] te Moerkapelle en [g-straat 1] te Zegveld liggen op 29,6 kilometer van elkaar en deze afstand kan, uitgaande van de snelste route, in 25 minuten worden afgelegd, terwijl de afstand tussen [g-straat 1] te Zegveld en [f-straat 1] te Nieuwerbrug 9,1 kilometer bedraagt en in 12 minuten kan worden afgelegd, uitgaande van de snelste route.
Gelet op al het voorgaande en het al vermelde feit dat het Wederikveld, waarvandaan de Audi A3 vertrok en weer arriveerde een plaats is in de omgeving waarvan de verdachte met enige regelmaat heeft verbleven, is het hof van oordeel dat de verdachte betrokken is geweest bij de onder 8, 9 en 10 tenlastegelegde feiten.
Het onder 11 tenlastegelegde feit betreft een poging tot diefstal met braak waarvan door dhr. Scheel, locatiemanager bij Manier B.V., aangifte is gedaan. Scheel hoorde van de inbraak op 21 februari 2010 omstreeks 21.00 uur. Ter plaatse werd een bril aangetroffen met witte pootjes, waarop DNA werd aangetroffen dat matchte met het DNA-profiel van de verdachte. Bovendien volgt uit de track en trace gegevens van de Audi A3 dat de auto die dag om 19.55 uur vertrok vanaf de Hollandbaan te Woerden en dat deze tussen 20.01 uur en 20.18 uur heeft gestaan op de Hobbemastraat te Woerden. [A] B.V. is gevestigd aan het adres [i-straat 1] te Woerden, hetgeen in de directe nabijheid is van de Hobbemastaat te Woerden. De Audi A3 reed daarna terug naar de Hollandbaan te Woerden en kwam aldaar aan om 20.22 uur.
Gelet op voorgaande, gelet op het feit dat de verdachte aangemerkt is als de bestendige gebruiker van de Audi A3 en het feit dat DNA-materiaal dat van verdachte afkomstig kan zijn op de plaats delict is aangetroffen, acht het hof eveneens bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij dit feit.
Voor wat betreft de onder 12 t/m 15 tenlastegelegde feiten geldt dat door [betrokkene 10] aangifte is gedaan van een inbraak op het adres [j-straat 1] te Woerdense Verlaat, gepleegd op 19 februari 2010 tussen 15,30 uur en 20.15 uur (feit 12). Een bij de diefstal ontvreemde tas van het merk Samsonite werd later teruggevonden door getuige [betrokkene 29] te Kamerik. Uit track en trace gegevens van de Audi A3 bleek dat deze auto tussen 18.16 uur en 18.28 uur op de Veenvliet te Wilnis (daadwerkelijk: Wilnisse Zuwe te Wilnis) heeft gestaan. Dit is zeer nabij de plaats delict.
Vervolgens stond de auto op deze datum tussen 18.57 uur en 19.15 uur op de Kromwijkerkade te Woerden. [betrokkene 13] deed aangifte van inbraak gepleegd aan de [l-straat 1] te Woerden (feit 15). Deze locatie waar de auto stond en de plaats delict te Woerden liggen zeer in elkaars nabijheid. Bovendien werd door getuige [betrokkene 13], dochter van aangever, verklaard dat zij omstreeks 19.00 uur harde bonken hoorde en dat zij twee mannen zag die buiten in de tuin stonden. Eén van de mannen had een voorwerp bij zich met aan de voorkant een rond gaatje en riep: ‘rot op kleintje’. De mannen renden daarna weg.
Op de plaats delict is een joggingbroek veiliggesteld die DNA-materiaal bleek te bevatten dat van de verdachte afkomstig kan zijn met een frequentie van één op één miljard. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij denkt dat een ander op deze plaats delict een broek heeft achtergelaten met het DNA van de verdachte daarin. Het Hof acht dit echter onaannemelijk, mede bezien in het licht van de overige bewijsmiddelen.
Ten slotte is door [betrokkene 11] aangifte is gedaan van diefstal met braak vanuit perceel [k-straat 1] te Harmelen, gepleegd op 19 februari 2010 tussen 19.40 uur en 23.03 uur (feit 13).
Tevens werd door [betrokkene 12], namens [B] B.V. (gelegen als bijgebouw op het terrein waar ook de woning lag die [betrokkene 11] huurde van [B] B.V.) aangifte gedaan van inbraak gepleegd op deze dag tussen 19.00 uur en 23.00 uur (feit 14). Uit de track en trace gegevens van de Audi A3 volgt dat de auto op deze dag tussen 20.55 uur en 21.22 uur op het erf van voornoemd perceel heeft gestaan. De auto reed daarna naar de Hollandbaan te Woerden en kwam aldaar om 21.39 uur aan, zijnde in de nabijheid van Wederikveld en IJsseloord, plaatsen waar de verdachte met enige regelmaat heeft verbleven. Voor wat betreft de afstanden tussen de hiervoor genoemde plaatsen delict geldt dat de afstand tussen Wilnisse Zuwe te Wilnis en Kromwijkerkade te Woerden 12,8 kilometer is en in 15 minuten kan worden afgelegd, terwijl de afstand tussen de Kromwijkerkade in Woerden en [k-straat 1] te Harmelen 9,1 kilometer is en in 13 minuten kan worden afgelegd.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht het hof de feiten 12 t/m 15 eveneens bewezen.”
16. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het hof de bewijsconstructie van de feiten 5 tot en met 15 enkel heeft gebaseerd op de track en trace gegevens van de gehuurde Audi A3 met kenteken [AA-00-BB], waaruit niet kan volgen dat de verdachte op de pleegdata van die feiten in de Audi heeft gereden, laat staan dat hij betrokken is geweest bij het plegen van de delicten op de adressen alwaar die Audi in de buurt is geweest. Daarbij verwijst de steller van het middel naar HR 17 april 2012, LJN BV9181, in welke zaak de verdachte blijkens camerabeelden op de dag van de inbraken voor de deur van de bedrijfsruimte had gestaan, hetgeen volgens de Hoge Raad niet de bewezenverklaring kon dragen dat het de verdachte was geweest die de toegangsdeur had geforceerd en goederen had weggenomen.
Evenmin kan uit de bewijsmiddelen volgen dat het de verdachte is geweest die als ‘bestendig gebruiker’ van de Audi kan worden aangemerkt, omdat het hof die vaststelling enkel heeft gebaseerd op het feit dat ontvreemde spullen zijn teruggevonden in de omgeving van de plaatsen alwaar de verdachte regelmatig heeft verbleven, en waarvan de Audi steeds vertrok en naartoe terugkeerde. Refererend aan HR 27 september 2011, LJN BR1121, waarbij negen dagen na een poging tot diefstal in een oliebollenkraam gestolen T-shirts van die kraam in de auto van de verdachte werden aangetroffen, hetgeen volgens de Hoge Raad onvoldoende bewijs voor diefstal opleverde, wordt voorts gesteld dat uit het aantreffen van de gestolen goederen in de sloot op 2 maart 2010 (vier dagen na de inbraak op 26 februari 2010) in de nabijheid van de verblijfplaats van de verdachte, niet kan worden afgeleid dat de verdachte de inbraken heeft gepleegd. Voorts leidt het zijn van bestendig gebruiker van de Audi tezamen met het aantreffen van DNA-materiaal van vermoedelijk de verdachte op een bril (feit 11) en een joggingbroek (feit 15) ter plaatse van de delicten, er niet zonder meer toe dat de verdachte de feiten 5 tot en met 15 heeft gepleegd, aldus de steller van het middel. Immers brengt het aantreffen van DNA-materiaal niet automatisch mee dat degene van wie dat DNA afkomstig is ook op die plaats delict is geweest en betrokken is geweest bij het plegen van dat feit. Uit de bemonstering van de joggingbroek is immers een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen; aldus is anders dan het hof heeft geoordeeld de verklaring van de verdachte dat een ander dan de verdachte de joggingbroek op de plaats delict heeft achtergelaten niet onaannemelijk. Ten slotte wordt gesteld dat het hof weliswaar heeft vastgesteld dat de verdachte de ‘bestendig gebruiker’ van de Audi is, hetgeen het hof voornamelijk heeft gebaseerd op de verklaring van [betrokkene 2] en de verklaring van [betrokkene 17], maar dat daaruit niet kan blijken dat de verdachte ook de enige gebruiker van die Audi is geweest en daadwerkelijk op de pleegdata de gebruiker van de Audi is geweest. Gewezen wordt op de verklaring van de verdachte dat ook anderen van de Audi gebruik maakten. Ook zou uit de bewijsmiddelen niet blijken in welke periode de verdachte op het [m-straat] verbleef, de locatie waarvandaan de Audi blijkens de track en trace gegevens telkens vertrok en naartoe terugkeerde. De klachten zullen achtereenvolgens worden besproken.
17. Anders dan in HR 17 april 2012, LJN BV9181, zijn de bewezenverklaringen van de feiten 5 tot en met 15 niet ontoereikend gemotiveerd. De uitvoerige bewijsconstructie en aanvullende bewijsmiddelen leveren het volgende op. De delicten zijn gepleegd op de volgende data (in chronologische volgorde): 19 februari 2010 (de feiten 12 t/m 15), 21 februari 2010 (feit 11), 26/27 februari 2010 (de feiten 8, 9, 10), 26 maart 2010 (de feiten 5, 6 en 7), 4/5 mei 2010 (de feiten 2, 3 en 4), 19 mei 2010 (feit 1). De steller van het middel betwist niet de inbraken gepleegd in de nacht nadat de verdachte was aangehouden ter verkeerscontrole (de feiten 2, 3 en 4) alsmede de inbraak in de sauna, nadat de auto tegen een boom tot stilstand was gekomen (feit 1). Ten aanzien van álle feiten heeft het hof de zeer nauwkeurige track en trace gegevens van de Audi A3 met kenteken [AA-00-BB] tot het bewijs gebezigd, waaruit blijkt dat die auto telkens aanwezig was op de plaatsen alwaar en de dagen en tijdstippen waarop de inbraken zijn gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte vanaf 15 februari 2010 de huurprijs van de Audi heeft betaald en de huurperiode steeds heeft verlengd, en dus in de bewezenverklaarde periode de beschikking had over de auto, hetgeen door de verdachte ook niet is ontkend. ’s Hofs afwijzing van het verweer dat ene “Mo” de Audi huurde en de verdachte slechts soms de auto mocht gebruiken, is niet onbegrijpelijk nu van deze persoon niets blijkt uit het dossier en de verdachte evenmin identificerende gegevens van deze “Mo” heeft verschaft. Dat de verdachte de Audi huurde heeft het hof voorts kunnen afleiden uit de verklaring van [betrokkene 17], inhoudende dat de verdachte in ieder geval op 15 februari 2010 en 15 april 2010 de huur van de auto betaalde, aldus in de bewezenverklaarde periode. Uit het vorenstaande heeft het hof kunnen afleiden dat de verdachte ten tijde van de feiten 5 tot en met 15 (19 februari tot en met 19 mei 2010) de beschikking had over de Audi. Bovendien heeft het hof telkens vastgesteld dat de plaatsen alwaar de inbraken zijn gepleegd volgens de informatie van Google maps en de ANWB-routeplanner binnen een tijdsbestek kunnen worden gereden, overeenkomstig de gereden routes zoals afgeleid uit de track en trace gegevens. Maar anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, vormen de track en trace gegevens zeker niet het enige bewijs voor de feiten 5 tot en met 15. Zo heeft het hof ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7 blijkens de bewijsoverweging eveneens tot het bewijs gebezigd de op 27 maart 2010 (een dag na de onder 5, 6 en 7 bewezenverklaarde inbraken) in een sloot aangetroffen goederen afkomstig van die inbraken. Het hof heeft vastgesteld dat die sloot is gelegen in de directe omgeving van [m-straat] en [n-straat], de verblijfplaatsen van de verdachte. Ten aanzien van de feiten 8, 9 en 10 heeft het hof eveneens tot het bewijs gebezigd de op 2 maart 2010 in dezelfde sloot aangetroffen goederen afkomstig van de onder 8, 9 en 10 bewezenverklaarde inbraken vier dagen eerder. Het bewijs van feit 11 wordt ondersteund door het op de plaats delict aangetroffen DNA-houdend celmateriaal afkomstig van vermoedelijk de verdachte. Voor de feiten 12 tot en met 15 heeft het hof eveneens het op de plaats delict aangetroffen celmateriaal vermoedelijk afkomstig van de verdachte tot het bewijs gebezigd. Aldus zijn de bewezenverklaringen van de feiten 5 tot en met 15 niet ontoereikend gemotiveerd en faalt het middel in zoverre.
18. Het middel klaagt ten tweede erover dat uit het aantreffen van de gestolen goederen in de sloot in de nabijheid van de verblijfplaats van de verdachte op 2 maart 2010 (vier dagen na de inbraak op 26 februari 2010), niet worden afgeleid dat de verdachte de pleger van de inbraken is geweest. Ook deze klacht faalt. Immers blijkt uit het vorenstaande dat het vier dagen na de inbraken aantreffen van de gestolen goederen in de sloot gelegen in de nabijheid van de verblijfplaats van de verdachte niet als enige bewijs van de feiten 8, 9 en 10 is gebezigd, maar tezamen met de track en trace gegevens van de betrokken Audi alsmede ’s hofs overwegingen ten aanzien van de tijdspanne waarbinnen de pleegplaatsen kunnen worden bereikt. Aldus gaat de vergelijking met HR 27 oktober 2011, LJN BR1121 niet op, omdat de betrokkenheid van de verdachte in onderhavige zaak wel degelijk ook uit andere bewijsmiddelen is afgeleid, terwijl voorts in die andere zaak de goederen eerst negen dagen na de diefstal in de auto werden aangetroffen. Ook in zoverre faalt het middel.
19. Ten aanzien van het gebruik tot het bewijs van DNA-materiaal geldt het volgende. Het hof heeft voor de bewezenverklaringen van de feiten 11 en 15 tot het bewijs gebezigd het aantreffen van DNA-materiaal bemonsterd van een bril (feit 11) en een joggingbroek (feit 15), waarvan het DNA-profiel volgens het NFI telkens overeenkomt met dat van de verdachte. De steller van het middel moet worden toegegeven dat het aantreffen van celmateriaal waarvan het DNA-profiel overeenkomt met dat van de verdachte op de plaats delict inderdaad niet zonder meer meebrengt dat degene van wie dat DNA afkomstig is ook zelf op die plaats delict is geweest en als deelnemer betrokken is geweest bij het plegen van dat feit. Echter heeft het hof het DNA-materiaal gebezigd in aanvulling op het overige bewijsmateriaal, te weten de gegevens uit het track en trace systeem alsmede ’s hofs overwegingen ten aanzien van de tijdspanne waarbinnen de pleegplaatsen kunnen worden bereikt. Aldus is het niet onbegrijpelijk dat het hof heeft aangenomen dat het op de plaats delict op de bril aangetroffen celmateriaal door de verdachte aldaar is achtergelaten. Ook ’s hofs overweging dat het onaannemelijk is dat een ander dan de verdachte de joggingbroek op de plaats delict heeft achtergelaten is gelet hierop niet onbegrijpelijk. In die context bezien is de bewijsconstructie van het hof niet onbegrijpelijk en heeft het hof dat DNA-materiaal tot het bewijs van de feiten 11 en 15 kunnen bezigen. Ook in zoverre faalt het middel.
20. Voor zover het middel ten slotte klaagt over ’s hofs vaststelling dat de verdachte als ‘bestendig gebruiker’ van de Audi de enige gebruiker van die Audi is geweest en daadwerkelijk op de pleegdata de gebruiker van de Audi is geweest, faalt het eveneens. De overwegingen ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 (waarover thans niet wordt geklaagd) vormen de kern van ’s hofs vaststelling dat de verdachte bestendig gebruiker was. In het licht van de overige tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen (de in de sloot aangetroffen gestolen goederen respectievelijk het DNA-materiaal aangetroffen op de plaats delict vermoedelijk afkomstig van de verdachte) stuit ’s hofs conclusie dat de verdachte op de pleegdata de Audi heeft gebruikt mijnerzijds niet op onbegrip. Of ook anderen de Audi gebruikten is voor het hof niet van belang geweest en is ook niet relevant, nu het immers slechts gaat om de rol van de verdachte. Voorts is de bewijsconstructie in het licht van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 18 november 2011 dat zijn verblijfadres zo nu en dan Wederikveld en IJsseloord was (bewijsmiddel 8) niet onbegrijpelijk; uit het antwoord maak ik op dat de vraag gesteld was in de verleden tijd, en dus onder meer doelde op de tenlastegelegde periode.
21. Het middel faalt mitsdien in al zijn onderdelen.
22. Het derde middel klaagt over de motivering van de feiten 2 tot en met 11, nu het hof niet nader heeft gemotiveerd in welke zin de verdachte ‘betrokken is geweest’ bij het plegen van genoemde feiten, terwijl uit de bewezenverklaringen blijkt dat de verdachte als pleger van die feiten kan worden aangemerkt.
23. De toelichting op het middel betoogt dat het hof de feitelijke toedracht van de inbraken nauwelijks heeft vastgesteld, althans minder dan in HR 11 oktober 2011, LJN BR0450, waarin AG Vegter concludeerde tot vernietiging vanwege onvoldoende motivering van de uitvoeringshandelingen van de verdachte. Dit terwijl het hof de verdachte als pleger heeft veroordeeld en de bewijsoverweging slechts inhoudt dat de verdachte ‘betrokken is geweest’ bij de bewezenverklaarde feiten. Nu niet blijkt van enige uitvoeringshandeling of nauwe en bewuste samenwerking, valt niet in te zien waarom geen sprake is van medeplichtigheid, aldus de steller van het middel.
24. Om van medeplegen te kunnen spreken is bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader(s) vereist, gericht op het te plegen strafbare feit.2.De vraag of sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking hangt sterk af van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. Ook degene die tijdens het misdrijf in de auto blijft zitten waarmee de mededaders zijn gekomen, kan zo bewust en nauw hebben samengewerkt dat van medeplegen sprake is geweest, zelfs al is niet vast te stellen of deze persoon daadwerkelijk bij de uitvoering van het misdrijf betrokken is geweest.3.
25. Vaststaat dat de verdediging tegenover het hof geen beroep heeft gedaan op feiten of omstandigheden waaruit de ondergeschikte rol van de verdachte bij de inbraken of pogingen daartoe zou kunnen blijken. Dat het hof het medeplegen van de verdachte uit de gebezigde bewijsmiddelen heeft afgeleid is niet onbegrijpelijk, terwijl het hof tot een nadere motivering evenmin gehouden was.4.Anders dan wordt betoogd in de conclusies voor HR 11 oktober 2011, LJN BR0450 en HR 12 juni 2012, LJN BW7945, is het oordeel van het hof dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, ik citeer uit ’s hofs strafmotivering, “een brutale strooptocht van diefstallen (of pogingen daartoe) met braak /verbreking in woningen en kantoorpanden”, en wel zodanig dat de verdachte in zijn rol als “bestendig gebruiker” van de Audi waarmee die “strooptocht” plaatsvond daarbij betrokken is geweest in de zin van ‘pleger’ en niet ‘medeplichtige’ dan ook niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De Audi, waarvan het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ‘bestendig gebruiker’ was, is immers vrijwel onmisbaar als men in één avond vlak achter elkaar op verschillende locaties inbreken wil plegen. Het hof heeft bovendien vastgesteld dat de verdachte vlak voor het plaatsvinden van de feiten 2, 3 en 4, de bestuurder van de Audi was; daarin zie ik niet een “minimale faciliterende rol” die “hooguit als medeplichtigheid” kan worden aangemerkt. Voorts blijkt tenminste uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van de minderjarige dochter van de aangever van feit 15, inhoudende dat zij twee mannen buiten in de tuin zag staan en dat zij daarna wegrenden, dat de verdachte medepleger was van die inbraak. Het hof heeft derhalve de voor het bewijs van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden.
26. Het middel faalt.
27. Het vierde middel klaagt over de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen in de bijlage II onder 4 t/m 7, 10, 37 en 46 genoemde goederen.
28. Onder het kopje “de inbeslaggenomen voorwerpen” heeft het hof het volgende overwogen:
“Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Tevens zijn er inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van het tenlastegelegde zijn verkregen. Zij zullen eveneens verbeurd worden verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
De hierna te noemen en inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang.”
29. In de toelichting op het middel wordt betoogd dat de conclusie van het hof dat de voorwerpen 4 t/m 7 en 10 aan de verdachte toebehoren niet zonder meer begrijpelijk is. Uit de overweging van het hof kan volgens de steller van het middel niet blijken waarom die voorwerpen evenals de geldbedragen (37 en 46) voor verbeurdverklaring in aanmerking komen, omdat daaruit niet blijkt of de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van die voorwerpen c.q. geldbedragen, dan wel dat die voorwerpen c.q. geldbedragen door middel van die feiten zijn verkregen, aldus de steller van het middel.
30. Zoals blijkt uit de aan het arrest gehechte bijlage II, waarnaar het hof verwijst, is geen eigenaar bekend van de in het middel bedoelde voorwerpen, te weten: een bril (4), een telefoon (5), een petje (6),een simkaart (7), pantoffels (10). Volgens die bijlage is de verdachte wel eigenaar van het geldbedrag ad 3 x een bankbiljet van 10 gulden (37) en het geldbedrag ad 5 Engelse ponden, 23 Egyptische ponden en 25 piastres (46). Bij vonnis heeft de rechtbank echter geoordeeld dat niet is vastgesteld aan wie deze geldbedragen toebehoren. In hoger beroep is door of namens de verdachte geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag op die geldbedragen.5.Aldus ga ik er vanuit dat ook van de geldbedragen niet vaststaat dat zij de verdachte toebehoren.
31. De verdachte heeft bij zijn klacht dat de inbeslaggenomen voorwerpen (waaronder kledingstukken, telefoon (simkaart) en brillen alsmede geldbedragen) hem niet toebehoren zodat het andersluidende oordeel van het hof niet zonder meer begrijpelijk is, geen rechtens te respecteren belang.6.Verbeurdverklaring van voorwerpen en geldbedragen die een verdachte niet (zouden) toebehoren als bedoeld in art. 33a Sr treft hem immers niet in zijn vermogen. De klacht kan dan ook niet tot cassatie leiden.
32. Het vijfde middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte de in de aan het arrest gehechte bijlage II onder 8, 9, 11, 14, 45, 35, 36, 38 en 48 opgesomde voorwerpen heeft onttrokken aan het verkeer, nu het hof niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft aangegeven op grond waarvan het hof heeft aangenomen dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
33. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen het volgende in:
“De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang.”
34. In de beslissing verwijst het hof naar de in de aan het arrest gehechte bijlage II opgesomde voorwerpen, te weten: een tas (8), gereedschap (9), een breekijzer (11), een knijptang (14), witte stickers (15), twee bahco’s (35 en 36), een portofoon (38), een jammer (39), een loonafrekening, kopie ID en bankpas (48).
35. Bij onttrekking aan het verkeer moet sprake zijn van een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Bescherming van de maatschappij is het doel van de oplegging van de maatregel. Wat betreft de aard van het voorwerp werd bij de totstandkoming van artikel 36c Sr dan ook vooral gedacht aan evident gevaarlijke goederen, zoals bijvoorbeeld wapens en verdovende middelen. Echter, de omstandigheid dat voorwerpen, op zichzelf beschouwd, ongevaarlijk zijn, en oorspronkelijk vervaardigd of bestemd zijn voor een volmaakt wettig doel, behoeft aan onttrekking aan het verkeer, op de grond dat het ongecontroleerd bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang, niet in de weg te staan. Met name ten aanzien van voorwerpen die op zichzelf beschouwd ongevaarlijk zijn maar die een gezamenlijkheid vormen die als zodanig wijst op een onwettig gebruik, kan deze grond voor onttrekking aan het verkeer zich voordoen. Daarbij zal doorslaggevend gewicht toegekend mogen worden aan de omstandigheden waaronder de voorwerpen werden aangetroffen, voor zover daaruit het kennelijk beoogde gebruik ervan kan worden afgeleid.
36. In casu heeft het hof de maatregel gegrond op artikel 36c, aanhef en onder sub 3, Sr. Blijkens het in bijlage II opgenomen proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming zijn de tas (bijlage II onder 8) en het gereedschap (bijlage II onder 9) inbeslaggenomen naar aanleiding van het politie onderzoek naar een inbraak in Deurningen (feit 1), terzake waarvan de verdachte is veroordeeld. Uit bewijsmiddel 1 kan voorts worden afgeleid dat bij zijn aanhouding in de auto van de verdachte een breekijzer (bijlage II onder 11) is aangetroffen. Blijkens het in bijlage II opgenomen proces-verbaal van inbeslagneming naar aanleiding van een woninginbraak in Woerden zijn de knijptang (bijlage II onder 14) evenals de witte stickers (bijlage II onder 15) eveneens in de auto van de verdachte aangetroffen. Van de in de bijlagen II onder 35 en 36 (twee bahco’s) en 38 (jammer) opgesomde voorwerpen heb ik niet kunnen achterhalen in welk kader deze in beslag zijn genomen. Kennelijk heeft het hof – zoals de steller van het middel ten aanzien van de jammer ook al aangeeft – gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten (meerdere (pogingen tot) inbraak) deze goederen eveneens aangemerkt als inbrekersgereedschap met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Dit onwettige gebruik van het inbrekersgereedschap brengt mee dat het ongecontroleerd bezit ervan, in ieder geval ten aanzien van de verdachte, in strijd is met de wet. Het oordeel van het hof geeft aldus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden.7.Ten overvloede zij nog vermeld dat door of namens de verdachte ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen ter terechtzitting in hoger beroep geen verweer is gevoerd, hoewel de rechtbank ten aanzien van deze voorwerpen dezelfde beslissing heeft genomen als het hof.
37. Ten aanzien van de inbeslaggenomen witte stickers (bijlage II onder 15) evenals de loonafrekening, de kopie van het identiteitsbewijs en de bankpas (bijlage II onder 48) valt niet zonder meer in te zien waarom deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. In zoverre is de beslissing tot het opleggen van bedoelde maatregel niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is dus in zoverre gegrond en het arrest kan in zoverre dan ook niet in stand blijven.
38. Het zesde middel klaagt over de motivering van de beslissing van het hof de bewaring te gelasten van een laptop (bijlage II onder 13) en een Tomtom navigatiesysteem (bijlage II onder 51) ten behoeve van de rechthebbende. Blijkens de inhoud van bijlage II is de verdachte eigenaar van het navigatiesysteem, terwijl van de laptop geen eigenaar bekend is, terwijl voorts niet blijkt dat deze laptop is weggenomen bij één van de bewezenverklaarde diefstallen.
39. De rechtbank had eerder bij vonnis ten aanzien van de op de bijlage II onder 13 en 51 opgesomde voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt. Door of namens de verdachte is ten aanzien van die beslissing ter terechtzitting in hoger beroep geen verweer gevoerd. Voorts zijn beide goederen blijkens de handgeschreven aantekening op die bijlage II van diefstal afkomstig en dienen ze te worden bewaard voor de rechthebbende. De beslissing van het hof om van deze goederen de bewaring te gelasten ten behoeve van de rechthebbende is derhalve niet onbegrijpelijk. Het middel faalt mitsdien.
40. Ten overvloede merk ik nog het volgende op ten aanzien van de beslissing inzake het beslag op de laptop (bijlage II onder 13). Blijkens het in bijlage II opgenomen proces-verbaal van inbeslagname naar aanleiding van een woninginbraak is de laptop inbeslaggenomen omdat deze is weggenomen bij een woninginbraak op maandag 10 januari 2011 te Woerden. De verdachte is ter zake van deze woninginbraak niet veroordeeld. De stelling dat de verdachte zelf de rechthebbende van deze laptop is vermag ik niet in te zien. Immers blijkt uit voornoemd proces-verbaal dat deze laptop bij die woninginbraak is weggenomen, zodat de verdachte, die zoals het middel betoogt niet ter zake deze inbraak is veroordeeld, onmogelijk de eigenaar kan zijn van deze laptop. Hoe de verdachte in het bezit kan zijn van de laptop is mij niet duidelijk. Ook om die reden faalt het middel.
41. Het zevende middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
42. De verdachte, die ten tijde van het instellen van het cassatie preventief gedetineerd zat, heeft op 12 december 2011 cassatieberoep ingesteld. De stukken van het geding zijn op 1 augustus 2012 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dit brengt mee dat de door de Hoge Raad op zes maanden gestelde inzendtermijn8.met bijna twee maanden is overschreden. Voorts merk ik ambtshalve op dat de Hoge Raad in deze zaak uitspraak zal doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Het bovenstaande brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
43. Het zevende middel slaagt. Het vijfde middel slaagt voor zover het de opgelegde maatregel tot onttrekking aan het verkeer van de witte stickers (bijlage II onder 15) en de loonafrekening, de kopie van het identiteitsbewijs en de bankpas (bijlage II onder 48) betreft. De overige middelen falen en kunnen naar mijn oordeel met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
44. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de opgelegde maatregel tot onttrekking aan het verkeer van de witte stickers (bijlage II onder 15) en de loonafrekening, de kopie van het identiteitsbewijs en de bankpas (bijlage II onder 48) betreft en in zoverre tot terugwijzing naar het hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan. Voorts strekt deze conclusie tot vermindering van de opgelegde straf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige dient het beroep te worden verworpen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑09‑2013
Zie over dit criterium uitgebreid J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: 2012, p. 434 e.v.
HR 11 oktober 2011, LJN BR0450.
Zie de conclusie voor HR 29 mei 2012, LJN BX4149.
Vgl. de conclusie van mijn (voormalig) ambtgenoot AG Jörg voor HR 27 januari 2009, LJN BG6596.
HR 12 februari 2013, LJN BZ1897.
Vgl. de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot AG Schipper voor HR 20 mei 2008, LJN BC6235, waarin hij verwijst naar HR 7 november 2000, NJ 2001/15.
HR 3 oktober 2000, LJN AA7309, NJ 2000/721, m.nt. JdH; HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008/358, m.nt. Mevis.