Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Artikel 27a Hoogte van de vakantie-uitkering
Geldend
Geldend van 01-01-2011 tot 01-01-2038
- Bronpublicatie:
13-12-2010, Stb. 2010, 840 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken: 32435)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 839 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt bij het KB van 23-12-2010, Stb. 877, tegelijk in werking met de Verzamelwet SZW 2011 (16-12-2010, Stb. 838).
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
1.
De vakantie-uitkering bedraagt 8 procent van het bedrag aan uitkering op grond van deze wet, waarop recht bestond in het tijdvak van twaalf maanden, voorafgaande aan de maand mei.
2.
Indien het percentage van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wordt gewijzigd, treedt dit gewijzigde percentage in de plaats van het in het eerste lid genoemde percentage. Het gewijzigde percentage wordt in aanmerking genomen over de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat vanaf de dag waarop de wijziging ingaat.
3.
Het UWV betaalt de vakantie-uitkering jaarlijks in de maand mei over de aan die maand voorafgaande maanden, of, indien het recht op uitkering eerder dan in de maand mei geheel eindigt, in de desbetreffende maand.
4.
De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.