Rb. Utrecht, 30-06-2010, nr. 262703 / HA ZA 09-434
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0293
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
30-06-2010
- Zaaknummer
262703 / HA ZA 09-434
- LJN
BN0293
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0293, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 30‑06‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 30‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Eiser sub 1 en gedaagde zijn broers en mede-eigenaar van een registergoed. Hun ouders (eisers sub 2 en 3) zijn mede-eigenaar van een aangrenzend perceel grasland. Eiser sub 1 woont met de ouders in het woonhuis dat eigendom van eiser sub 1 en gedaagde is. Partijen vragen verdeling van de gemeenschappelijke eigendom. De ouders worden niet ontvankelijk verklaard. De eigendom wordt - mede gelet op de omstandigheid dat deze is gekocht om de ouders daar van hun oude dag te laten genieten - toebedeeld aan eiser sub 1. De rechtbank passeert op grond van art. 3:166 lid 2 BW de stelling van eiser sub 1 dat gedaagde slechts recht heeft op vergoeding naar rato van zijn inbreng bij de aankoop van de eigendom. Partijen krijgen de gelegenheid bij akte eensluidend een taxateur voor te dragen die de huidige waarde van de eigendom zal vaststellen. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen echter mee dat gedaagde gehouden is de helft van het verschil tussen zijn inbreng en die van eiser sub 1 aan laatstgenoemde te vergoeden. Volgens eiser sub 1 is gedaagde gehouden in evenredigheid bij te dragen in de door hem gemaakte kosten voor de eigendom. Omdat niet gebleken is van een (stilzwijgende) beheersregeling tussen beide broers, wordt deze vordering ingevolge art. 3:172 BW afgewezen. Mocht evenwel blijken dat deze kosten hebben geleid tot een meerwaarde van de eigendom, dan brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee dat deze meerwaarde ten goede komt van eiser sub 1. Partijen dienen op dit punt een akte te nemen alsmede over de hoogte van de huidige hypotheekschuld en de maandelijkse hypotheekverplichtingen. Vorderingen in conventie en in reconventie tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de eigendom en de gemeenschappelijke tractor en dieselolietank worden afgewezen. Reconventionele vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording wordt eveneens afgewezen bij gebreke van een beheersregeling. Eiser sub 1 is gehouden de helft van de met de eigendom gegenereerde huuropbrengsten aan gedaagde te voldoen. De in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat alle kosten verband houdende met de oprichting van illegale bouwwerken voor rekening van eiser sub 1 komen, wordt toegewezen. Proceskosten zullen worden gecompenseerd.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 262703 / HA ZA 09-434
Vonnis van 30 juni 2010
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres sub 3]
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.J.F.H. Walstock,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat voorheen mr. A. Smeekes, nu mr. L.P. Quist.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] (dan wel afzonderlijk [eiser sub 1], de vader en de moeder of de ouders) en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 15 juli 2009;
- -
de brief van 30 juli 2009 van [gedaagde] ten behoeve van de comparitie;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 13 augustus 2009;
- -
de akte vermeerdering van eis in reconventie van [gedaagde];
- -
de akte overlegging producties van 16 september 2009 van [eisers c.s.];
- -
de akte overlegging producties van 16 september 2009 van [gedaagde];
- -
de antwoordakte met producties van 14 oktober 2009 van [eisers c.s.];
- -
de antwoordakte van 14 oktober 2009 van [gedaagde];
- -
het proces-verbaal van voortzetting van comparitie van 6 januari 2010;
- -
de brief van 10 februari 2010 van [eisers c.s.]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1.
De broers [eiser sub 1] en [gedaagde] zijn blijkens de leveringsakte van 15 december 2005 ieder voor de helft eigenaar van een registergoed, bestaande uit onder meer een woonhuis en een bedrijfspand (hierna: Eigendom). De vader en de moeder zijn eigenaar van een aangrenzend perceel grasland. In de akte is vermeld:
“LEVERING
Ter uitvoering van de koopovereenkomst levert verkoper ([A], toevoeging rechtbank) bij deze aan koper, die bij deze aanvaardt, respectievelijk de comparanten onder 2.a en b. genoemd ([gedaagde] en [eiser sub 1], toevoeging rechtbank), ieder voor een onverdeeld helft het hierna onder 1 genoemde registergoed en de comparanten onder 2.c en d. ieder voor de onverdeeld helft het hierna onder 2 genoemde registergoed:
OMSCHRIJVING REGISTERGOED
- 1.
het woonhuis en bedrijfspand met schuren, ondergrond, erf, weiland en verder toebehoren, plaatselijk bekend [postcode] [woonplaats], [adres] (…),
- 2.
een perceel grasland gelegen nabij het onder 1 genoemde registergoed (…).”
De koopprijs van de Eigendom is EUR 915.000,-. De koopprijs van het perceel grasland is EUR 175.000,-.
2.2.
Per december 2005 woont [eiser sub 1] in de tot de Eigendom behorende woning. Hij maakt ter uitvoering van zijn onderneming (VRI Interieurbouw) gebruik van het tot de Eigendom behorende bedrijfspand. Per medio januari 2006 wonen ook de ouders in de woning.
2.3.
Op het perceel waarop de Eigendom staat, staat ook een dieselolietank. In verband met de koop van de Eigendom en het grasland is ook een tractor van het merk John Deere gekocht.
2.4.
[eiser sub 1] heeft de Eigendom (doen) verbouwen en diverse bouwwerken opgericht. In dit verband heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waartoe Amerongen behoort, op 29 oktober 2008 aan [eiser sub 1] en [gedaagde] een brief (gedateerd 24 oktober 2008) gestuurd. Hierin schrijft zij onder meer:
“Tijdens een controle door onze toezichthouders op 3 april 2008, is namelijk geconstateerd dat er illegaal twee zeecontainers, een paardenstal, een schuur voor houtopslag, een schuur met hondenkennel, een overkapping over de gehele lengte van de voormalige varkensstal, een aanbouw aan de dienstwoning en een overkapping aan de andere zijde van de voormalige varkensschuur op dit perceel zijn geplaatst.
Besluit
Ten aanzien van deze situatie zijn wij tot het volgende besluit gekomen:
- 1.
Hierbij schrijven wij u aan om het aantal (in de eerste alinea) illegaal geplaatste bouwwerken op het perceel [adres] in [woonplaats] te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel zover bouwwerken binnen de bepalingen van het bestemmingsplan gelegaliseerd kunnen worden hiertoe een bouwvergunning aan te vragen.
- 2.
Wij geven u een termijn van 12 weken om te voldoen aan onze aanschrijving (…).
3.
Indien u niet, niet tijdig of niet volledig voldoet aan het gestelde (…), dan bepalen wij hierbij dat u dan een dwangsom verbeurt. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 5000,- per week dat u niet aan de aanschrijving voldoet, met een maximum van € 60.000,-.”
- 2.5.
Bij brief van 3 augustus 2009 (gedateerd 31 juli 2009) schrijft de gemeente Utrechtse Heuvelrug aan [eiser sub 1]:
“Op 24 april 2009 hebben wij uw verzoek ontvangen voor een reguliere bouwvergunning. De aanvraag is bedoeld voor plaatsen van een aanbouw, tuinhuisje en houtopslag op het adres [adres] in [woonplaats]. (…)
Wij hebben besloten u de gevraagde vergunning te verlenen.”
- 2.6.
In haar brief van 22 december 2009 (gedateerd 16 december 2009) aan [eiser sub 1] en [gedaagde] schrijft de gemeente Utrechtse Heuvelrug onder meer:
“Op 9 december 2009 heeft onze toezichthouder een controle uitgevoerd op hetgeen wij u aangeschreven hebben in het besluit van 16 maart 2009. Hieruit is gebleken dat u hieraan niet hebt voldaan. Vastgesteld is dat op het betreffende perceel nog steeds twee illegale bouwwerken staan. (…) Hierdoor hebt u een dwangsom verbeurd. De gestelde begunstigingstermijn is geheel verlopen (…), waardoor u inmiddels de maximale dwangsom van € 60.000 hebt verbeurd.”
- 2.7.
[eiser sub 1] heeft diverse (mondelinge) huurovereenkomsten gesloten ter zake van opslagruimte voor bedrijven in de Eigendom.
- 2.8.
Op 1 november 2008 heeft Breeschoten & Vernooij in opdracht van [eiser sub 1] een taxatierapport uitgebracht waarin zij de waarde van de Eigendom taxeert (hierna: Taxatierapport).
- 2.9.
De verhoudingen tussen [eisers c.s.] en [gedaagde] zijn dermate vertroebeld dat zij verdeling van de gemeenschappelijke eigendom wensen.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eisers c.s.] vordert – samengevat – dat de rechtbank:
1. de verdeling van de gemeenschap bepaalt krachtens welke [eiser sub 1] verkrijgt: het woonhuis, bedrijfspand met schuren, ondergrond, erf, weiland en verder toebehoren gelegen aan de [adres] in [woonplaats], uitmakende een behoorlijk ter plaatse afgebakend gedeelte van het preceel “sectie F nummer [nummer] te [woonplaats]”, met uitsluiting van [gedaagde] tegen vergoeding van de geschatte waarde van deze onroerende zaken ter hoogte van een bedrag van EUR 47.686,- dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
2. [gedaagde] veroordeelt om, als [eiser sub 1] het hierboven genoemde dan wel bepaalde bedrag in handen van de instrumenterende notaris heeft gestort, binnen twee dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan het passeren van de notariële akte tot verdeling in de zin van artikel 3:183 lid 2 jo. artikel 3:186 lid 1 BW, waarbij uitvoering wordt gegeven aan de sub 1. genoemde vordering, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 500,- per dag;
3.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet binnen twee dagen na betekening van het vonnis volledige medewerking heeft verleend als hierboven bedoeld, één van de medewerkers van het notariskantoor [gedaagde] ingevolge artikel 3:300 BW zal vertegenwoordigen en namens hem medewerking zal verlenen aan het passeren van de notariële akte tot levering en verdeling waarbij uitvoering wordt gegeven aan de sub 1. beschreven vordering;
4. [gedaagde] veroordeelt zijn medewerking te verlenen aan de administratieve afwikkeling van de eigendomsoverdracht, waaronder doch niet uitsluitend het op naam van [eiser sub 1] zetten van de hypotheek met kenmerk 4001.197.812;
5. [gedaagde] veroordeelt tot het binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis aan [eisers c.s.] terugleveren van de tractor, type John Deere, door deze in onbeschadigde staat en met alle daarbij behorende toebehoren te brengen dan wel te laten brengen, onder afgifte van de sleutels aan [eisers c.s.] op straffe van een dwangsom van EUR 250,- per dag;
6. [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de proceskosten, daaronder mede begrepen het griffierecht en het salaris van de advocaat waarbij deze proceskosten voldaan dienen te worden binnen 14 dagen na de dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
- 3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eisers c.s.] althans tot afwijzing van hun vorderingen en voorts tot hoofdelijke veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
- 3.3.
[gedaagde] vordert na eisvermeerdering – samengevat – dat de rechtbank:
- 1.
[eiser sub 1] veroordeelt tot het doen van rekening en verantwoording op de voet van artikel 3:173 BW ter zake van alle lopende verplichtingen van de gemeenschap en alle ten faveure van de gemeenschap genoten inkomsten en te genieten inkomsten en alle ten laste van de gemeenschap gedane en nog komende uitgaven vanaf 15 december 2005 tot aan de dag der verdeling, en de verdere administratie van de gemeenschap en overige relevante informatie, onder afgifte van kopieën van de bewijsstukken, zulks binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,- per dag dat [eiser sub 1] daarmee in gebreke blijft, een deel van een dag als volle gerekend, althand onder zodanige termijnen en voorwaarden als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- 2.
voor recht verklaart dat alle vruchten genoten uit de gemeenschap vanaf 15 december 2005 tot de dag der verdeling voor de helft toekomen aan [gedaagde] en voor zover de omvang van de vruchten ten tijde van het wijzen van het vonnis vast te stellen zijn, [eiser sub 1] te veroordelen tot het betalen van 50% van deze vruchten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de respectieve vruchten genoten zijn, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
- 3.
voor recht verklaart dat [gedaagde] eigenaar is van de door partijen bedoelde tractor, type John Deere, en voorts [eiser sub 1] te veroordelen tot het betalen van een gebruikersvergoeding aangaande deze tractor over de periode van 15 december 2005 tot 12 april 2008, te begroten op EUR 3.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het instellen van de reconventionele vordering tot de dag der algehele voldoening;
- 4.
voor recht verklaart dat alle kosten en overige geldelijke verplichtingen verband houdend met illegale bouwwerken c.q. bouwkundige aanpassingen met betrekking tot de gemeenschappelijke zaken voor rekening zijn en blijven van [eiser sub 1] en voor zover ten tijde van het te wijzen vonnis mogelijk is deze kosten vast te stellen en te bepalen dat hij gehouden is [gedaagde] te vrijwaren voor deze kosten;
- 5.
voor recht verklaart dat eventuele verbeurde en te verbeuren dwangsommen en/of boetes in verband met illegale bouwwerken c.q. bouwkundige aanpassingen voor rekening zijn en blijven van [eiser sub 1] en te bepalen dat hij gehouden is [gedaagde] te vrijwaren voor deze boetes;
- 6.
[eiser sub 1] veroordeelt tot betaling van EUR 1.260,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor het gebruik van de dieselolietank en het verbruiken van de dieselolie in de periode van 15 december 2005 tot voormeld gebruik en verbruik gestaakt is;
7. [eiser sub 1] veroordeelt tot betaling van EUR 2.500,- per maand, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor het gebruik van de gemeenschappelijke zaken vanaf 15 december 2005 tot de dag dat het gebruik zal zijn gestaakt en gestaakt blijft, althans tot de dag der verdeling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van de respectieve maandtermijnen, althans vanaf een in goede justitie te bepalen dag, tot de dag van de algehele voldoening;
8. [eiser sub 1] veroordeelt tot verdeling van de gemeenschap en te bepalen dat de gemeenschappelijke zaken alle aan [gedaagde] worden toegescheiden tegen betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag en een onzijdige persoon te benoemen als bedoeld in artikel 3:181 BW om [eiser sub 1], voor zover hij onwillig is, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden, rechtshandelingen en overige handelingen nodig tot verdeling van de gemeenschap, met bepaling dat aan elk van de deelgenoten de helft van de netto-opbrengst toekomt nadat de gemeenschappelijke zaken op een door de rechtbank te bepalen wijze verkocht zijn;
9. [eisers c.s.] hoofdelijk, althans elk voor zich, te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening.
- 3.4.
[eisers c.s.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
- 4.
De beoordeling
in conventie en in reconventie
De Eigendom
Ouders
- 4.1.
[gedaagde] stelt dat zijn ouders niet ontvankelijk moeten worden verklaard. De Eigendom behoort alleen aan hem en zijn broer toe, hetgeen blijkt uit de leveringsakte (zie r.o. ?2.1). De ouders zijn slechts eigenaar van het perceel grasland en kunnen geen verdeling vorderen van een goed dat hun niet toebehoort.
- 4.2.
In reactie hierop stelt [eisers c.s.] dat de ouders ook deelgenoot zijn geworden van de Eigendom in die zin dat zij er aan hebben mee betaald. Volgens [eiser sub 1] waren hij en zijn broer financieel niet in staat de Eigendom te kopen. Met de verkoper is toen afgesproken dat de ouders voor het perceel grasland meer dan de werkelijke waarde zouden betalen, zodat hun zoons de Eigendom zouden kunnen kopen. Deze lezing wordt door [gedaagde] betwist.
- 4.3.
Op grond van artikel 3:178 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan ieder van de deelgenoten, alsmede hij die een beperkt recht op een aandeel heeft, te allen tijde verdeling vorderen van een gemeenschappelijk goed. Onder deelgenoten moet eigenaren worden begrepen. De rechtbank stelt vast dat in de leveringsakte, op welke akte beide partijen zich beroepen, is bepaald dat [eiser sub 1] en [gedaagde] ieder voor de helft eigenaar zijn van de Eigendom. In de akte is tevens bepaald dat de ouders eigenaar zijn van het perceel grasland. Gelet hierop en mede gelet op de omstandigheid dat gesteld noch gebleken is dat de ouders een beperkt recht hebben als bedoeld in voornoemd artikellid, is de rechtbank van oordeel dat aan de ouders niet het recht toekomt de verdeling van de Eigendom te vorderen. Dit oordeel brengt mee dat zij in hun vordering niet ontvankelijk verklaard zullen worden.
Toebedeling
- 4.4.
Vervolgens is de vraag aan de orde aan wie, [eiser sub 1] of [gedaagde], de Eigendom toebedeeld moet worden.
[eiser sub 1] stelt dat de Eigendom aan hem toebedeeld moet worden, omdat zijn belang zwaarder weegt dan dat van [gedaagde]. Daartoe voert hij aan dat hij en zijn ouders feitelijk in de woning wonen. Daar komt bij dat de Eigendom is gekocht mede om de ouders onderdak te verlenen, die uit hun huis in [woonplaats] moesten, en om de vader de mogelijkheid te geven zijn paardenhobby te beoefenen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft mevrouw [B] (de zus van de vader) tijdens de voortzetting van de comparitie verklaard dat [eiser sub 1] en [gedaagde] voor de koop bij haar zijn geweest en haar hebben verteld dat het de bedoeling was dat hun vader ook in [woonplaats] zou komen wonen.
Verder staat vast dat [eiser sub 1] zijn bedrijf aan huis heeft (zie r.o. ?2.2). In verband met deze bedrijfsmatige werkzaamheden is volgens hem veel verbouwd en zijn er vaste machines aangebracht die niet zomaar los te maken zijn.
Voorts stelt [eiser sub 1] dat [gedaagde] vanwege de verslechterde verhoudingen zelf heeft besloten niet in de woning te gaan wonen. Bovendien kan [gedaagde] niet aan de financiële verplichtingen voldoen die voortvloeien uit toebedeling aan hem, aldus [eiser sub 1].
- 4.5.
[gedaagde] stelt dat de Eigendom aan hem moet worden toebedeeld. Ter zitting heeft hij meegedeeld dat hij verdeling door de rechtbank vordert. Gelet hierop zal zijn vordering tot benoeming van een onzijdige persoon worden afgewezen.
De Eigendom is volgens [gedaagde] gekocht met de bedoeling dat hij zijn bedrijf in [woonplaats] kon voeren. Hij stelt dat hij in [woonplaats], waar hij woont, zijn bedrijf niet verder kan uitbreiden; in [woonplaats] kan dat wel.
Hoewel [gedaagde] tijdens de voortgezette comparitie heeft toegelicht dat de door [eiser sub 1] geschetste bedoeling van de aankoop van de Eigendom juist is, stelt hij ook dat [eiser sub 1] hun ouders zonder zijn medeweten in [woonplaats] heeft laten wonen. Volgens [gedaagde] heeft [eiser sub 1] ook zijn sleutels ingenomen, zodat hij niet meer in de woning kon. Hij stelt dat hij door zijn broer en zijn vader is buitengesloten. Onder deze omstandigheden moet de Eigendom aan hem worden toebedeeld, aldus [gedaagde].
- 4.6.
De rechtbank zal de Eigendom aan [eiser sub 1] toebedelen. Bij dit oordeel betrekt zij in het bijzonder de omstandigheid dat de ouders feitelijk in het woonhuis wonen en dat het bij toewijzing van de Eigendom aan [eiser sub 1] – gelet op de verhouding tussen hen en [eiser sub 1] – aannemelijk is dat zij daar zullen kunnen blijven wonen en ook dat het tussen [eiser sub 1] en [gedaagde] vast staat dat de Eigendom is gekocht mede om hun ouders daar te laten wonen en van hun oude dag te laten genieten. Voorts is tussen hen niet in geschil dat de Eigendom ook is gekocht om de vader in de gelegenheid te stellen zijn paardenhobby te verrichten.
De toebedeling van de Eigendom aan [eiser sub 1] leidt ertoe dat punt 8 van [gedaagde]s reconventionele vordering zal worden afgewezen.
Vergoeding
- 4.7.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser sub 1] door deze toebedeling wordt overbedeeld en op hem de verplichting rust [gedaagde] een vergoeding te betalen. Zij twisten echter over de hoogte van deze vergoeding.
- 4.8.
[gedaagde] heeft een bedrag van EUR 42.500,- bijgedragen aan de verwerving van de Eigendom, aldus [eiser sub 1]. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen volgens hem mee dat [gedaagde] recht heeft op vergoeding naar rato van zijn inbreng. Volgens [eiser sub 1] blijkt uit het Taxatierapport dat de waarde van de Eigendom op 1 november 2008 – zonder de door hem uitgevoerde verbeteringen mee te tellen – met 13% is gestegen ten opzichte van de koopprijs. Gelet hierop stelt hij dat het redelijk is dat [gedaagde] een vergoeding krijgt van EUR 47.686,- (113% van EUR 42.500,-).
- 4.9.
[gedaagde] stelt daar in zijn conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie tegenover dat hij bij toebedeling van de Eigendom aan [eiser sub 1] recht heeft op vergoeding van een in goede justitie te bepalen bedrag. Hij heeft nadien ter zitting toegelicht dat het feit dat hij voor de helft mede-eigenaar is van de Eigendom, meebrengt dat hij recht heeft op de helft van de waarde van de Eigendom. Bij de bepaling van deze waarde moet worden uitgegaan van de datum van de verdeling, zodat het Taxatierapport waarop [eiser sub 1] zich beroept gedateerd is.
Bovendien betwist [gedaagde] in zijn akte van 16 september 2009 dat hij slechts een bedrag van EUR 42.500,- heeft ingebracht, zoals zijn broer stelt. Hij stelt dat hij een bedrag van EUR 30.500,- heeft mee betaald. Daar komt bij dat hij een lening op zijn privéwoning van EUR 150.000,- (een overbruggingshypotheek) heeft gesloten, welk bedrag is aangewend voor de koop. In totaal heeft hij dus een bedrag van EUR 185.500 ingebracht, aldus [gedaagde].
- 4.10.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit het bepaalde in artikel 3:166 lid 2 BW vloeit voort dat de deelgenoten ieder een gelijk aandeel hebben in de gemeenschap, tenzij hun rechtsverhouding anders meebrengt. Van dit laatste is, anders dan [eiser sub 1] kennelijk betoogt, niet reeds sprake door het enkele feit dat de ene deelgenoot voor de verkrijging van de eigendom een groter bedrag uit zijn privévermogen heeft betaald dan de andere. Daarbij komt dat in het onderhavige geval uit de tussen partijen geldende rechtsverhouding (namelijk de leveringsakte) blijkt dat [eiser sub 1] en [gedaagde] een gelijk aandeel in de Eigendom hebben. Dit betekent dat [gedaagde], gelet op de toewijzing van de Eigendom aan [eiser sub 1], recht heeft op vergoeding van de helft van de waarde ervan.
- 4.11.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de Eigendom bepaald moet worden op het (nu nog toekomstige) moment van verdeling, en wel in de staat waarin de Eigendom zich op dat moment zal bevinden. Het Taxatierapport kan dan ook niet worden gebruikt voor de bepaling van deze waarde. Zij acht het daarom noodzakelijk dat een ter plaatse bekende taxateur zal worden benoemd om de huidige waarde van de eigendom te bepalen. Deze deskundige zal worden verzocht gemotiveerd bericht uit te brengen over de vrije onderhandse verkoopwaarde van de eigendom op het moment van de taxatie. Ook zal de taxateur gevraagd worden zich uit te laten over andere aspecten betreffende de Eigendom, die naar zijn oordeel van belang kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak (zie ook r.o. ?4.22).
- 4.12.
Aangezien partijen – gezien het verloop van de comparities – nog niet in de gelegenheid zijn geweest zich uit te laten over de persoon van de te benoemen taxateur, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen bij akte eensluidend een taxateur voor te dragen, bij gebreke waarvan de rechtbank zelfstandig een taxateur zal benoemen.
Bijdrage aankoop
- 4.13.
[eiser sub 1] stelt dat hij meer dan [gedaagde] heeft bijgedragen aan de aankoop van de Eigendom. Als deze stelling komt vast te staan, is de rechtbank van oordeel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen – en mede gelet op de omstandigheid dat niet gebleken is van een rechtsgrond voor een grotere bijdrage – dat [gedaagde] gehouden is zijn broer [eiser sub 1] de helft van het verschil te vergoeden.
- 4.14.
In zijn dagvaarding stelt [eiser sub 1] dat hij een bedrag van EUR 75.000,- uit eigen middelen heeft betaald ten tijde van de koop van de Eigendom. Deze stelling is niet door [gedaagde] betwist, zodat van de juistheid ervan moet worden uitgegaan.
Hier staat tegenover dat [eiser sub 1] in zijn antwoordakte van 14 oktober 2009 erkent dat [gedaagde] een bedrag van EUR 30.500,- heeft ingebracht bij de koop. Voorts erkent [eiser sub 1] in zijn akte van 16 september 2009 dat [gedaagde] een overbruggingshypotheek van EUR 150.000,- heeft afgesloten, maar deze is volgens hem in 2008 op beider naam is gezet. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] deze overzetting niet heeft betwist, zodat rechtens vast staat dat [eiser sub 1] en [gedaagde] beiden gehouden zijn de hypotheekschuld van EUR 150.000,- te voldoen. Deze schuld dient dan ook niet te worden betrokken bij de beantwoording van de vraag in welke mate [eiser sub 1] en [gedaagde] hebben bijgedragen ten tijde van de koop van de Eigendom.
- 4.15.
Gelet op het voorgaande moet als vaststaand worden genomen dat [eiser sub 1] bij de koop van de Eigendom een bedrag van EUR 75.000,- heeft bijgedragen en [gedaagde] een bedrag van EUR 30.500,-. Dit betekent dat [eiser sub 1] EUR 44.500,- meer heeft bijgedragen dan [gedaagde], zodat laatstgenoemde gehouden is [eiser sub 1] de helft hiervan, zijnde een bedrag van EUR 22.250,-, (via verrekening) te betalen.
Investeringen/kosten
- 4.16.
Ter zitting heeft [eiser sub 1] ook gesteld dat hij diverse kosten ten behoeve voor de Eigendom heeft gemaakt waarmee bij de verdeling rekening moet worden gehouden. Dit geldt volgens [eiser sub 1] ook voor de uren die hij en zijn vader hebben besteed aan klussen. [eiser sub 1] voert drie posten op.
Ten eerste stelt hij dat hij diverse uren en bedragen geïnvesteerd in verbouwingen en onderhoud, waarbij hij op zijn kosten medewerkers van zijn onderneming heeft ingeschakeld. Deze werkzaamheden moeten volgens hem worden begroot op EUR 351.400,-, waarbij hij verwijst naar zijn productie 12. Deze werkzaamheden hebben volgens [eiser sub 1] tot een waardevermeerdering van de Eigendom geleid, waarvan [gedaagde] niet mag profiteren. Tijdens de voortgezette comparitie heeft [eiser sub 1] toegelicht dat onder meer het woonhuis van een aanbouw is voorzien, geïsoleerde vloeren zijn aangelegd en een nieuwe c.v. is geïnstalleerd.
Ten tweede stelt [eiser sub 1] (met verwijzing naar zijn productie 11) dat hij in de periode van 2006 tot en met 2009 een bedrag van EUR 139.099,92 heeft uitgegeven.
Ten slotte stelt hij (met verwijzing naar zijn productie 13) een bedrag van EUR 133.700 in de Eigendom te hebben geïnvesteerd.
- 4.17.
[gedaagde] betwist dat met de door zijn broer opgevoerde kosten rekening moet worden gehouden. Tevens voert hij onder meer aan dat uit de door [eiser sub 1] overgelegde stukken niet blijkt dat hij een bedrag van EUR 133.700,- in de Eigendom heeft geïnvesteerd. Samenvattend stelt hij dat de door [eiser sub 1] in het geding gebrachte stukken, mede vanwege het ontbreken van onderliggende facturen, oncontroleerbaar zijn en voorts dat het vermoeden bestaat dat de gestelde investeringen tevens betrekking hebben op het oprichten van illegale bouwwerken, waarvan blijkens de brief van 22 december 2009 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug sprake is (zie r.o. ?2.6). Bovendien is niet duidelijk of de gestelde investeringen betrekking hebben op [eiser sub 1]s onderneming VRI Interieurbouw.
- 4.18.
In reactie hierop stelt [eiser sub 1] dat de investeringen geen betrekking hebben op de illegale bouwwerken die zijn genoemd in voornoemde brief van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Deze bouwwerken zijn volgens hem daags voor de voortzetting van de comparitie allemaal weggehaald, hetgeen door controleurs is vastgesteld. De investeringen hebben volgens hem evenmin betrekking op de illegale bouwwerken die zijn genoemd in de brief van 24 oktober 2008 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (zie r.o. ?2.4), omdat voor deze bouwwerken op 3 augustus 2009 een bouwvergunning is verleend (zie r.o. ?2.5).
- 4.19.
Kennelijk stelt [eiser sub 1] dat [gedaagde] op grond van artikel 3:172 BW gehouden is in evenredigheid in de door hem gemaakte kosten bij te dragen. De rechtbank oordeelt als volgt.
- 4.20.
Voor een bijdrage in de door [eiser sub 1] gestelde uitgaven is vereist dat deze bevoegdelijk ten behoeve van de Eigendom zijn gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 3:170 BW sprake als deze uitgaven voortvloeien uit een beheersregeling dan wel als het beheersdaden betreft die geen uitstel dulden. Gesteld noch gebleken is dat er tussen [eiser sub 1] en [gedaagde] een beheersregeling van kracht is op grond waarvan [eiser sub 1] beheershandelingen heeft verricht. Gelet op de relatie tussen beide broers moet worden aangenomen dat evenmin sprake is van een stilzwijgende regeling. Evenmin is gesteld of gebleken dat de opgevoerde uitgaven te maken hebben met handelingen ten behoeve van de Eigendom die geen uitstel duldden.
- 4.21.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de uitgaven met betrekking tot welke [eiser sub 1] een bijdrage vordert, bevoegdelijk door hem zijn verricht. Dit betekent dat [eiser sub 1]s vordering niet op grond van artikel 3:172 BW kan worden toegewezen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat als mocht blijken dat de door [eiser sub 1] gestelde werkzaamheden tot een meerwaarde van de Eigendom hebben geleid, deze meerwaarde op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid ten goede van [eiser sub 1] moet komen.
- 4.22.
De rechtbank zal [eiser sub 1] in de gelegenheid stellen bij akte uitsluitend aan te geven welke werkzaamheden hij, met uitsluiting van zijn broer [gedaagde], heeft verricht of doen verrichten die volgens hem tot een waardevermeerdering van de Eigendom hebben geleid. [gedaagde] kan uitsluitend daarop bij antwoordakte reageren. Als tussen partijen overeenstemming bestaat over deze werkzaamheden, dan zal de te benoemen taxateur worden gevraagd vast te stellen tot welke waardevermeerdering deze werkzaamheden hebben geleid (zie r.o. ?4.11).
Als tussen partijen geen overeenstemming over deze werkzaamheden bestaat, zal de rechtbank zelfstandig vaststellen welke werkzaamheden de taxateur bij de waardevaststelling dient te betrekken.
Hypotheekaflossingen en –rente: EUR 133.700,-
- 4.23.
Met betrekking tot het door [eiser sub 1] opgevoerde bedrag van EUR 133.700,- (zie r.o. ?4.16) oordeelt de rechtbank als volgt. Na de eerste comparitie van partijen van 13 augustus 2009 heeft de rechtbank [eiser sub 1] in de gelegenheid gesteld de door hem gestelde uitgaven en investeringen met bewijsstukken te onderbouwen. Tijdens de voortzetting van de comparitie heeft hij nader toegelicht dat zijn investering van EUR 133.700,- betrekking heeft op hypotheekaflossingen en de betaling van hypotheekrente. De rechtbank stelt vast dat deze stelling door [gedaagde] op zich niet nader is betwist, zodat rechtens vast staat dat [eiser sub 1] voornoemd bedrag ter zake van de hypotheek heeft betaald.
- 4.24.
Uit de stellingen van partijen (zie ook r.o. ?4.14) leidt de rechtbank af dat [eiser sub 1] en [gedaagde] beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens de hypotheekverstrekker(s). Dit betekent dat als [eiser sub 1] ter zake van de hypotheek meer heeft betaald dan [gedaagde], hetgeen in de stellingen van [eiser sub 1] besloten ligt, hij regres op zijn broer Arno heeft.
- 4.25.
Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat ook [gedaagde] hypotheekrente heeft betaald, zodat op dit moment niet kan worden vastgesteld in welke mate [eiser sub 1] en [gedaagde] hebben bijgedragen in de aflossing van de op hen rustende hypotheekverplichtingen. De rechtbank zal [eiser sub 1] daarom in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten uitsluitend over de omvang van de betalingen die door hem en [gedaagde] zijn verricht ter zake van de hypotheek, waarna [gedaagde] in de gelegenheid zal worden gesteld uitsluitend daarop bij antwoordakte te reageren.
Gebruiksvergoeding
- 4.26.
Na eisvermeerdering vordert [gedaagde] in reconventie – zakelijk weergegeven – veroordeling van [eiser sub 1] tot het betalen van een gebruiksvergoeding van EUR 2.500,- per maand voor het gebruik van de Eigendom.
- 4.27.
In zijn ter zitting genomen conclusie van antwoord in reconventie voert [eiser sub 1] als verweer aan dat [gedaagde] geen recht op een gebruiksvergoeding heeft, mede omdat hij er zelf voor heeft gekozen geen gebruik van de Eigendom te maken. Voorts voert hij aan dat de gevorderde gebruiksvergoeding niet onderbouwd en onredelijk hoog is.
- 4.28.
Zolang de gemeenschap niet is verdeeld, zijn beide partijen voor gelijke delen tot het genot en het gebruik daarvan gerechtigd. Vast staat dat [gedaagde] het genot en rendement over zijn deel (50%) van de overwaarde van de Eigendom heeft moeten missen. In beginsel leidt dit ertoe dat hij recht heeft op een gebruiksvergoeding. In dit geval ziet de rechtbank echter geen aanleiding een gebruiksvergoeding toe te kennen. Zij overweegt daartoe als volgt.
- 4.29.
Voor het toekennen van een gebruiksvergoeding is plaats als het gebruik van de ene deelgenoot ertoe leidt dat het gebruik van de andere deelgenoot onmogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat het gebruik van de Eigendom door [eiser sub 1] en zijn ouders het gebruik ervan door [gedaagde] onmogelijk heeft gemaakt. Tijdens de voortgezette comparitie heeft [gedaagde] immers toegelicht dat hij na de aankoop van de Eigendom in [woonplaats] bleef wonen. Hieruit leidt de rechtbank af dat het de wens van [gedaagde] was geen gebruik te maken van de Eigendom, zoals ook door [eiser sub 1] is gesteld.
Voor zover [gedaagde] met zijn stelling dat na een half jaar bleek dat zijn ouders in [woonplaats] waren ingetrokken, bedoelt te zeggen dat hij nadien door [eiser sub 1] is buitengesloten zodat hij geen gebruik van de Eigendom kon maken, gaat de rechtbank daaraan voorbij, omdat hij dit standpunt onvoldoende heeft onderbouwd (zie r.o. ?4.6).
- 4.30.
Gelet op het voorgaande – en mede gelet op het feit dat aan [gedaagde] reeds 50% van de huuropbrengsten toekomt (zie r.o. ?4.43 hierna) – zal zijn vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding worden afgewezen.
Tractor (John Deere)
- 4.31.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de tractor onder zich heeft. Tijdens de comparitie van 13 augustus 2009 heeft [eiser sub 1] meegedeeld dat [gedaagde] de tractor “wat mij betreft mag houden”. De rechtbank begrijpt dit standpunt aldus dat [eiser sub 1] geen aanspraak meer maakt op teruglevering van de tractor en zodoende zijn eis vermindert. Hiermee vervalt ook het belang van de door [gedaagde] in reconventie gevorderde verklaring voor recht (zie r.o. ?3.3), zodat deze vordering zal worden afgewezen.
- 4.32.
[gedaagde] vordert van [eiser sub 1] tevens een gebruiksvergoeding van EUR 3.000,- (EUR 70,- per maand) voor het gebruik van de tractor. [eiser sub 1] heeft aangevoerd dat hij de tractor nauwelijks heeft gebruikt en zijn broer de tractor ook eerder had kunnen ophalen. Dit verweer is niet door [gedaagde] weersproken. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing van een gebruiksvergoeding geen plaats, zodat deze reconventionele vordering eveneens zal worden afgewezen.
Hypotheek
- 4.33.
Tussen partijen is niet in geschil dat met betrekking tot de Eigendom drie hypothecaire geldleningen zijn afgesloten. De rechtbank zal deze geldleningen aan [eiser sub 1] toebedelen, omdat de Eigendom ook aan hem wordt toebedeeld (zie r.o. ?4.6).
- 4.34.
Partijen twisten over de hoogte van de hypothecaire geldleningen. [eiser sub 1] stelt dat de schuld per augustus 2009 EUR 823.041,62 bedraagt. Volgens [gedaagde] bedraagt de schuld EUR 800.384,-.
- 4.35.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich in hun naar aanleiding van het deskundigenbericht (over de waarde van de Eigendom) te nemen conclusies ook gemotiveerd uit te laten over de hoogte van de hypotheekschuld op dat moment en wat de hoogte is van de totale maandelijkse aflossing. Daartoe volstaat in beginsel een schriftelijke mededeling van de hypotheekverstrekker(s).
Rekening en verantwoording
- 4.36.
[gedaagde] vordert veroordeling van [eiser sub 1] tot het doen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 3:173 BW, welke vordering hij door een dwangsom versterkt wenst te zien. Aangezien de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat van een beheersregeling niet is gebleken (zie r.o. ?4.20), is voor een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording door [eiser sub 1] geen plaats. [gedaagde]s vordering zal op dit punt worden afgewezen.
Vruchten, huuropbrengsten
- 4.37.
[gedaagde] vordert verder – kort gezegd – een verklaring voor recht dat alle vruchten uit de gemeenschap vanaf 15 december 2005 tot de dag der verdeling voor de helft aan hem toekomen en, voor zover de omvang van deze vruchten nu al vast te stellen is, veroordeling van [eiser sub 1] tot het betalen van 50% hiervan. Uit hetgeen [gedaagde] naar voren heeft gebracht, begrijpt de rechtbank dat hij hierbij het oog heeft op de huurinkomsten die voortvloeien uit de verhuur van bedrijfsruimte in de Eigendom.
- 4.38.
[eiser sub 1] betwist niet dat hij huurinkomsten heeft ontvangen. Tijdens de voortzetting van de comparitie heeft hij evenwel als verweer aangevoerd dat hij recht heeft op meer dan de helft van de huurinkomsten, omdat hij en zijn vader moeite doen voor de huurders. Deze inspanningen blijken volgens hem onder meer uit het feit dat hij en zijn vader recent het pad sneeuwvrij hebben gemaakt.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de inspanningen die kennelijk door zijn broer en zijn vader zijn verricht, reeds in de huurprijs verdisconteerd zijn. Dit standpunt is niet nader door [eiser sub 1] weersproken.
- 4.39.
De rechtbank stelt voorop dat (bij gebreke van een beheersregeling) de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat [gedaagde] – gelet op het feit dat [eiser sub 1] en [gedaagde] ieder voor de helft eigenaar zijn van de Eigendom – in beginsel recht op de helft van de huuropbrengsten die met de Eigendom zijn verworven.
- 4.40.
De rechtbank passeert het verweer van [eiser sub 1] dat het moeite doen voor de verhuurders meebrengt dat hij recht heeft op meer dan de helft van de huuropbrengsten. Voor zover deze inspanningen kosten met zich hebben gebracht, is de rechtbank met [gedaagde] van oordeel dat deze kosten reeds in de huurprijs zijn verdisconteerd. Dit oordeel leidt ertoe dat de helft van de huuropbrengsten aan [gedaagde] toekomt.
- 4.41.
Met betrekking tot de omvang van de huuropbrengsten stelt [eiser sub 1] in zijn akte van 16 september 2009 dat de nettohuuropbrengsten in de periode van 2006 tot en met augustus 2009 in totaal EUR 115.076,55 bedragen, waarbij hij verwijst naar het door hem als productie 10 in het geding gebrachte overzicht.
In zijn akte van 14 oktober 2009 voert [gedaagde] aan dat het overzicht door het ontbreken van huurovereenkomsten onvoldoende is onderbouwd. Daar komt bij dat volgens hem is gebleken dat sprake is van verhuur van paardenstallen, terwijl de inkomsten uit deze verhuur in het overzicht ontbreekt.
In reactie hierop heeft [eiser sub 1] ter zitting toegelicht dat sommige huurovereenkomsten mondeling zijn gesloten en dat verschillende huurprijzen van toepassing zijn.
- 4.42.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser sub 1] – mede gelet op zijn onweersproken toelichting dat sommige huurovereenkomsten mondeling zijn aangegaan en geen vaste huurprijzen gelden – zijn stelling over de omvang van de huuropbrengsten voldoende heeft onderbouwd. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de omstandigheid dat [eiser sub 1] reeds tijdens de comparitie van 13 augustus 2009 heeft ontkend dat hij paardenstallen verhuurt. Het had dan ook op de weg van [gedaagde] gelegen zijn stelling nader te onderbouwen dat van een zodanige verhuur wel sprake is, hetgeen hij heeft nagelaten.
- 4.43.
Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de nettohuuropbrengsten in de periode van 2006 tot en met augustus 2009 in totaal EUR 115.076,55 bedragen. Dit brengt mee dat [eiser sub 1] gehouden zal zijn de helft hiervan (zijnde een bedrag van EUR 57.538,28) aan [gedaagde] te vergoeden.
Tijdens de voortgezette comparitie heeft [eiser sub 1] erkend dat er op dit moment nog ongeveer zes huurders zijn. Dit betekent dat hij in de periode vanaf augustus 2009 ook huurinkomsten ontvangt. De door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht dat – kort gezegd – de helft van de vruchten aan hem toekomt, welke vordering betrekking heeft op voornoemde huurinkomsten, zal deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op de periode na augustus 2009, worden toegewezen.
- 4.44.
De door [gedaagde] gevorderde wettelijke rente over de huuropbrengsten zal in het eindvonnis worden afgewezen, omdat geen sprake is van verzuim zolang de gemeenschap nog niet is verdeeld.
Illegale bouwwerken
- 4.45.
[gedaagde] vordert tevens een verklaring voor recht dat – kort gezegd – alle kosten (waaronder boetes en verbeurde dwangsommen) in verband met illegale bouwwerken voor rekening van [eiser sub 1] komen. Deze vordering zal in het eindvonnis worden toegewezen.
- 4.46.
De rechtbank gaat hierbij voorbij aan het verweer van [eiser sub 1] dat geen sprake is van illegale bouwwerken. Uit de brief van 22 december 2009 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug blijkt immers dat (in elk geval) toen sprake was van twee bouwwerken die zonder vergunning waren opgericht (zie r.o. ?2.6). Verder blijkt uit deze brief dat in dit verband een dwangsom van EUR 60.000,- is verbeurd. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat deze bouwwerken zonder medeweten van [gedaagde] zijn opgericht, is de rechtbank van oordeel dat de kosten die gemoeid zijn met deze bouwwerken voor rekening van [eiser sub 1] behoren te komen en te blijven. Het enkele feit dat [gedaagde] de gemeente over de bouwwerken zou hebben getipt (zoals [eiser sub 1] stelt), maakt dit oordeel niet anders. [gedaagde]s vordering zal op dit punt worden toegewezen.
Dieselolietank
- 4.47.
[gedaagde]s vordering tot het betalen van een vergoeding voor het gebruik van de dieselolietank en het verbruik van de dieselolie zal worden afgewezen. Met [eiser sub 1] is de rechtbank van oordeel dat voor een dergelijke vergoeding geen plaats is, omdat tussen partijen vast staat dat de Eigendom, waartoe de dieselolietank behoort, is verworven voor gemeenschappelijk gebruik. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de omstandigheid dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] financieel heeft bijgedragen aan de dieselolie die [eiser sub 1] in de loop der tijd heeft verbruikt.
Samenvatting
- 4.48.
Uit het voorgaande volgt dat de vader en de moeder in hun vorderingen niet ontvankelijk zullen worden verklaard (zie r.o. ?4.3).
- 4.49.
De Eigendom en de hypothecaire geldleningen zullen aan [eiser sub 1] worden toebedeeld (zie r.o. ?4.6 en r.o. ?4.33).
[eiser sub 1] zal in verband met overbedeling gehouden zijn de helft van de mogelijke overwaarde van de Eigendom aan [gedaagde] te vergoeden (zie r.o. ?4.10 en r.o. ?4.33). Om deze mogelijke overwaarde te kunnen vaststellen, zal een taxateur worden benoemd voor het bepalen van de huidige onderhandse verkoopwaarde van de Eigendom. Partijen worden in de gelegenheid gesteld bij akte eensluidend een taxateur voor te dragen (zie r.o. ?4.12).
In hun conclusies na deskundigenbericht zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich tevens uit te laten over de omvang van de hypothecaire schuld op dat moment en de hoogte van de maandelijkse aflossing (zie r.o. ?4.35).
- 4.50.
Ook zullen partijen op de wijze als weergegeven onder r.o. ?4.22 en r.o. ?4.25 in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de door [eiser sub 1] gestelde werkzaamheden die volgens hem tot een waardevermeerdering hebben geleid alsmede de omvang van de betalingen die door hen zijn verricht ter zake van de hypotheek.
- 4.51.
[gedaagde] zal gehouden zijn aan [eiser sub 1] een bedrag van EUR 22.250,- te betalen in verband met de eigen bijdrage bij de verwerving van de Eigendom (zie r.o. ?4.15).
- 4.52.
[gedaagde]s reconventionele vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding met betrekking tot de Eigendom en de tractor zal worden afgewezen (zie r.o. ?4.30 en r.o. ?4.32) evenals zijn gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot deze tractor (zie r.o. ?4.31). Tevens zullen zijn vorderingen tot betaling van een vergoeding voor het gebruik van de dieselolietank en het verbruik van dieselolie worden afgewezen (zie r.o. ?4.47).
- 4.53.
[eiser sub 1] zal in het eindvonnis worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 57.538,28 aan [gedaagde] ter zake van huurinkomsten in de periode van 2006 tot en met augustus 2009. De door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht, inhoudende dat – kort gezegd – de helft van de vruchten aan hem toekomt – zal worden toegewezen voor zover deze betrekking heeft op huurinkomsten in de periode na augustus 2009 (zie r.o. ?4.43). De door hem gevorderde wettelijke rente over de huurinkomsten zal echter worden afgewezen (zie r.o. ?4.44).
De vordering van [gedaagde] tot veroordeling van [eiser sub 1] tot het doen van rekening en verantwoording zal ook worden afgewezen (zie r.o. ?4.36).
- 4.54.
Tot slot zal de door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht dat alle kosten in verband met illegale bouwwerken voor rekening van [eiser sub 1] komen en blijven, worden toegewezen (zie r.o. ?4.45).
Proceskosten
- 4.55.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in het eindvonnis tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
- 5.
De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
- 5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol van woensdag 28 juli 2010 zal komen voor het nemen van een akte door:
- -
[eiser sub 1] en [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder r.o. ?4.12,
- -
[eiser sub 1] over hetgeen is vermeld onder r.o. ?4.22 en r.o. ?4.25,
- 5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2010.