NJB 2019/1568
Subsidiariteitseis bij noodweer, art. 41 lid 1 Sr: aan dat vereiste is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken. Het zich aan de aanranding kunnen onttrekken houdt in dat daartoe voor de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid moet hebben bestaan. Onttrekking aan de aanranding moet voorts van de verdachte kunnen worden gevergd. In casu oordeelt het hof niet zonder meer begrijpelijk dat de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid had om zich te onttrekken aan de (dreigende) aanranding op de grond dat de verdachte tussen het moment waarop hij het vuurwapen in handen van de achter het stuur van zijn auto zittende slachtoffer zag en het moment waarop slachtoffer het vuurwapen op hem richtte, naar schatting ten minste vijf seconden had om met zijn auto achteruit te steken en vervolgens vooruit weg te rijden, en aldus te proberen zich aan het dreigende vuurwapengeweld te onttrekken
HR 25-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1035
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 juni 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/04104
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1035, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:462, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑05‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2018
- Wetingang
(art. 41 Sr)
Essentie
Subsidiariteitseis bij noodweer, art. 41 lid 1 Sr: aan dat vereiste is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken. Het zich aan de aanranding kunnen onttrekken houdt in dat daartoe voor de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid moet hebben bestaan. Onttrekking aan de aanranding moet voorts van de verdachte kunnen worden gevergd. In casu oordeelt het hof niet zonder meer begrijpelijk dat de verdachte een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.