Hof Amsterdam, 01-02-2016, nr. 23-000132-15
ECLI:NL:GHAMS:2016:296
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
01-02-2016
- Zaaknummer
23-000132-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:296, Uitspraak, Hof Amsterdam, 01‑02‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
IR 2016/29, UDH:IR/13074 met annotatie van Onder redactie van Tina van der Linden – Smit en Kea Kroeks – de Raaij
Uitspraak 01‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Lokale Amsterdamse politicus is – na terugwijzing door de Hoge Raad – veroordeeld ter zake van groepsbelediging van en aanzetten tot discriminatie van homoseksuelen (art. 137c en 137d Sr). Na een lijsttrekkersdebat heeft hij uitlatingen gedaan waarin hij de minderwaardigheid van homoseksuelen sterk benadrukt en waarmee hij het publiek aanspoort hen aan te pakken te bestrijden. De uitlatingen van de politicus zijn weliswaar gedaan in het kader van het maatschappelijk debat, maar zijn ook onnodig grievend. Het beroep op artikel 10 EVRM faalt, omdat de inbreuk op verdachtes recht op de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is.
Partij(en)
parketnummer: 23-000132-15
datum uitspraak: 1 februari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 16 december 2014 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13/676202-10 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .
Procesgang
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken. Het openbaar ministerie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 11 maart 2013 de verdachte opnieuw van beide feiten vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 16 december 2014 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen (ECLI:NL:HR:2014:3583).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 november 2010, 25 oktober 2011 en 13 september 2012 en op de terechtzitting van dit hof van 1 oktober 2015 en 18 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2010 tot en met 26 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, (te weten homoseksuelen) wegens hun homoseksuele gerichtheid, immers heeft verdachte (als lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij) op 24 februari 2010 in 'De Rode Hoed' tijdens en/of na een lijsttrekkersdebat in een interview tegenover een verslaggever van de lokale televisiezender AT5 en/of op 25 februari 2010 en/of 26 februari 2010 op AT5 televisie en/of de AT5 website (www.at5.nl/artikelen/34488/lijsttrekker-rmp-bestrijdt-homoseksualiteit), (telkens) opzettelijk beledigend een of meer van de volgende woorden uitgesproken en/of laten uitspreken: -'Ja, kijk de ellende is dat eh dat we te maken hebben met agressieve homofielen he. En die agressieve homofielen zitten in het bestuur van de partij. En dat werkt naar beneden...' en/of
'Het is echt een hele dominante homofiele groep' en/of 'Het is heel normaal he om te zeggen van ik heb een hekel aan homofielen' en/of 'We hebben te maken met hele agressieve homofiele groepen hier. Zoals die homofielen bij de politie. Weet je, kijk dat, dat moet gewoon weg' en/of 'Kijk het zijn die mensen met die seksuele afwijkingen die moeten gewoon eigenlijk bestreden worden door de hetero's, vind ik' en/of
'Laatste zag ik op tv dat een dominee hostie weigerde aan een homofiel. En dat die homofiel aangifte deed. Nou ik denk dat de dominee aangifte had kunnen doen wegens belediging van het christelijk geloof. Dat de homofiel ja eigenlijk naar hem toekomt, en ja best wel dominant is' en/of 'Dus mensen met afwijkende sekse die, die pakken we aan' en/of 'Die mensen er uit sodemieteren' en/of 'Nou in ieder geval de homofiel. Ja, het spijt me maar die moet even weg want we zijn hetero. En die mensen met andere seksuele geaardheid zoals met andere afwijkingen' en/of 'Ik denk dat Amsterdam staat te snakken naar een hele mooie heteroseksuele Adam en Eva eh periode' en/of 'Nou de homofiel wordt gewoon te dominant en we zijn hetero.' en/of 'Weet je, dat die man met een andere man of een vrouw met een andere vrouw, ja dat is afwijkend gedrag, dat moet effetjes weg, We willen even een heterostad' en/of
'hij heeft netwerken opgebouwd voor vieze mannetjes en vieze vrouwtjes, bij de politie bijvoorbeeld.' en/of 'Dus het wordt weer een heteroland. U hoeft niet meer bang te zijn dat de homofiel weer te dominant wordt', althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2:hij op een of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2010 tot en met 26 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) in het openbaar, mondeling, heeft aangezet tot discriminatie als bedoeld in artikel 90quater Wetboek van Strafboek, van mensen, te weten homoseksuelen,(telkens) wegens hun homoseksuele gerichtheid, immers heeft verdachte (als lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij) op 24 februari 2010 in 'De Rode Hoed' tijdens en/of na een lijsttrekkersdebat in een interview tegenover een verslaggever van de lokale televisiezender AT5 en/of
op 25 februari 2010 en/of 26 februari 2010 op AT5 televisie en/of de AT5 website (www.at5.nl/artikelen/34488/lijsttrekker-rmp-bestrijdt-homoseksualiteit), (telkens) een of meer van de volgende woorden uitgesproken en/of laten uitspreken: -'Ja, kijk de ellende is dat dat we te maken hebben met agressieve homofielen he. En die agressieve homofielen zitten in het bestuur van de partij. En dat werkt naar beneden...' en/of 'Het is echt een hele dominante homofiele groep' en/of
'Het is heel normaal om te zeggen van ik heb een hekel aan homofielen' en/of 'We hebben te maken met hele agressieve homofiele groepen hier. Zoals die homofielen bij de politie. Weet je, kijk dat, dat moet gewoon weg' en/of 'Pro-homofiele netwerken die moeten gewoon weg' en/of 'Kijk het zijn die mensen met die seksuele afwijkingen die moeten gewoon eigenlijk bestreden worden door de hetero's, vind ik' en/of 'Nou ik denk dat er te veel homofielen zitten in de bestuur' en/of 'Dus we gaan echt voor de hetero en ja, de homofiel moet eventjes weg vind ik, weet je. Ergens anders maar een homofiele stad' en/of
'Weet je die, die homofielen en die andere netwerken die die in de loop der jaren heeft opgebouwd, daar, ja daar bestrijden we al jaren tegen 'en/of 'Dus mensen met afwijkende sekse die, die pakken we aan. Dat is heel serieus' en/of 'Die mensen er uit sodemieteren' en/of 'Nou in ieder geval de homofiel. Ja, het spijt me maar die moet even weg want we zijn hetero. En die mensen met andere seksuele geaardheid zoals met andere afwijkingen' en/of 'Nou die gaan we er echt uit halen' en/of 'Ik denk dat Amsterdam staat te snakken naar een hele mooie heteroseksuele Adam en Eva periode' en/of 'Nou de homofiel wordt gewoon te dominant en we zijn hetero. Weet je en echt eh ik ja...Ik bedoel ik hoef die homofiel niet te accepteren joh' en/of 'Weet je, dat die man met een andere man of een vrouw met een andere vrouw, ja dat is afwijkend gedrag, dat moet effetjes weg, We willen even een heterostad' en/of
'hij heeft netwerken opgebouwd voor vieze mannetjes en vieze vrouwtjes, bij de politie bijvoorbeeld.' en/of
'We willen van die pedo's af joh. Echt dat is een hele, hele zware punt. Bij de politie zitten er heel veel en ook die homofielen bij de poli...Daar willen we vanaf. En daar gaan we ook van af. Dus als we republikeins stemmen dan gaan die mensen in ieder geval weg. En alles wat er was en wat afwijkend is dat gaat weg' en/of 'Dus het wordt weer een heteroland. U hoeft niet meer bang te zijn dat de homofiel weer te dominant wordt', althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:hij in de periode van 24 februari 2010 tot en met 25 februari 2010 te Amsterdam, zich in het openbaar, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten homoseksuelen, wegens hun homoseksuele gerichtheid, immers heeft verdachte als lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij in 'De Rode Hoed' na een lijsttrekkersdebat in een interview tegenover een verslaggever van de lokale televisiezender AT5 opzettelijk beledigend de volgende woorden uitgesproken:
'Ja, kijk de ellende is dat eh dat we te maken hebben met agressieve homofielen he. En die agressieve homofielen zitten in het bestuur van de partij. En dat werkt naar beneden...' en
'Het is echt een hele dominante homofiele groep' en
'Het is heel normaal he om te zeggen van ik heb een hekel aan homofielen' en
'We hebben te maken met hele agressieve homofiele groepen hier. Zoals die homofielen bij de politie. Weet je, kijk dat, dat moet gewoon weg' en
'Kijk het zijn die mensen met die seksuele afwijkingen die moeten gewoon eigenlijk bestreden worden door de hetero's, vind ik' en
'Laatste zag ik op tv dat een dominee hostie weigerde aan een homofiel. En dat die homofiel aangifte deed. Nou ik denk dat de dominee aangifte had kunnen doen wegens belediging van het christelijk geloof. Dat de homofiel ja eigenlijk naar hem toekomt, en ja best wel dominant is' en
'Dus mensen met afwijkende sekse die, die pakken we aan' en
'Die mensen er uit sodemieteren' en
'Nou in ieder geval de homofiel. Ja, het spijt me maar die moet even weg want we zijn hetero. En die mensen met andere seksuele geaardheid zoals met andere afwijkingen' en
'Ik denk dat Amsterdam staat te snakken naar een hele mooie heteroseksuele Adam en Eva eh periode' en
'Nou de homofiel wordt gewoon te dominant en we zijn hetero.' en
'Weet je, dat die man met een andere man of een vrouw met een andere vrouw, ja dat is afwijkend gedrag, dat moet effetjes weg, We willen even een heterostad' en
'hij heeft netwerken opgebouwd voor vieze mannetjes en vieze vrouwtjes, bij de politie bijvoorbeeld' en
'Dus het wordt weer een heteroland. U hoeft niet meer bang te zijn dat de homofiel weer te dominant wordt';
2: hij in de periode van 24 februari 2010 tot en met 25 februari 2010 te Amsterdam, in het openbaar, mondeling, heeft aangezet tot discriminatie als bedoeld in artikel 90quater Wetboek van Strafrecht, van mensen, te weten homoseksuelen, wegens hun homoseksuele gerichtheid, immers heeft verdachte als lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij in 'De Rode Hoed' na een lijsttrekkersdebat in een interview tegenover een verslaggever van de lokale televisiezender AT5 de volgende woorden uitgesproken:
'Ja, kijk de ellende is dat dat we te maken hebben met agressieve homofielen he. En die agressieve homofielen zitten in het bestuur van de partij. En dat werkt naar beneden...' en
'Het is echt een hele dominante homofiele groep' en
'Het is heel normaal om te zeggen van ik heb een hekel aan homofielen' en
'We hebben te maken met hele agressieve homofiele groepen hier. Zoals die homofielen bij de politie. Weet je, kijk dat, dat moet gewoon weg' en
'Pro-homofiele netwerken die moeten gewoon weg' en
'Kijk het zijn die mensen met die seksuele afwijkingen die moeten gewoon eigenlijk bestreden worden door de hetero's, vind ik' en
'Nou ik denk dat er te veel homofielen zitten in de bestuur' en
'Dus we gaan echt voor de hetero en ja, de homofiel moet eventjes weg vind ik, weet je. Ergens anders maar een homofiele stad' en
'Weet je die, die homofielen en die andere netwerken die die in de loop der jaren heeft opgebouwd, daar, ja daar bestrijden we al jaren tegen' en
'Dus mensen met afwijkende sekse die, die pakken we aan. Dat is heel serieus' en
'Die mensen er uit sodemieteren' en
'Nou in ieder geval de homofiel. Ja, het spijt me maar die moet even weg want we zijn hetero. En die mensen met andere seksuele geaardheid zoals met andere afwijkingen' en
'Nou die gaan we er echt uit halen' en
'Ik denk dat Amsterdam staat te snakken naar een hele mooie heteroseksuele Adam en Eva periode' en
'Nou de homofiel wordt gewoon te dominant en we zijn hetero. Weet je en echt eh ik ja...Ik bedoel ik hoef die homofiel niet te accepteren joh' en
'Weet je, dat die man met een andere man of een vrouw met een andere vrouw, ja dat is afwijkend gedrag, dat moet effetjes weg, We willen even een heterostad' en
'hij heeft netwerken opgebouwd voor vieze mannetjes en vieze vrouwtjes, bij de politie bijvoorbeeld' en
'We willen van die pedo's af joh. Echt dat is een hele, hele zware punt. Bij de politie zitten er heel veel en ook die homofielen bij de poli...Daar willen we vanaf. En daar gaan we ook van af. Dus als we republikeins stemmen dan gaan die mensen in ieder geval weg. En alles wat er was en wat afwijkend is dat gaat weg' en
'Dus het wordt weer een heteroland. U hoeft niet meer bang te zijn dat de homofiel weer te dominant wordt'.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud zijn weergegeven in de aan dit arrest gehechte bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Bewijsverweren en nadere bewijsoverwegingen
Inleiding
De verdachte was op 24 februari 2010 in de Rode Hoed te Amsterdam aanwezig bij een lijsttrekkersdebat dat werd gehouden in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam op 3 maart 2010. Hij was daar in de hoedanigheid van lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij (RMP) die zou deelnemen aan de verkiezingen. Bij gelegenheid van het debat heeft de verdachte enige opmerkingen gemaakt over ‘homofilie’, hetgeen voor een journalist van televisieomroep AT5 aanleiding vormde hem na afloop van dat debat te interviewen. Tijdens dat debat zijn door de verdachte onder andere de uitlatingen gedaan die in de tenlastelegging zijn vermeld. De opnamen van het interview zijn op de redactie van AT5 gemonteerd, waarna deze op 25 februari 2010 in het nieuws van AT5 zijn uitgezonden.
Buiten het geval dat de verdachte wordt geciteerd, zal het hof in het navolgende in plaats van ‘homofilie’ en ‘homofielen’ spreken van ‘homoseksualiteit’ en ‘homoseksuelen’, omdat het eerstgenoemde begrippenpaar heden ten dage doorgaans als denigrerend wordt ervaren.
Toetsingskader: beledigen en aanzetten tot discriminatie
De strafbepalingen die in deze zaak van belang zijn, luiden als volgt:
- art. 137c, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr):
"Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie";
- art. 137d, eerste lid, Sr:
"Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie".
De Hoge Raad heeft in zijn arrest waarbij de onderhavige zaak werd teruggewezen naar dit gerechtshof onder meer het volgende overwogen:
“4.4.2. Het, onder meer in art. 10 EVRM gegarandeerde, recht op vrijheid van meningsuiting staat aan een strafrechtelijke veroordeling ter zake van groepsbelediging en/of aanzetten tot discriminatie in de zin van art. 137c Sr onderscheidenlijk 137d Sr niet in de weg indien zo een veroordeling een op grond van art. 10, tweede lid, EVRM toegelaten – te weten een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische samenleving noodzakelijke - beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.
4.4.3. Bij de beoordeling van een uitlating in verband met de strafbaarheid daarvan wegens groepsbelediging en/of aanzetten tot discriminatie in de zin van voormelde wettelijke bepalingen, dient acht te worden geslagen op de bewoordingen van die uitlating alsmede op de context waarin zij is gedaan. Daarbij dient onder ogen te worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie. Tevens dient onder ogen te worden gezien of de uitlating in dat verband niet onnodig grievend is.
4.4.4. Bij de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is, dient, indien het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat – het politieke debat daaronder begrepen – onder ogen te worden gezien enerzijds het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, maar anderzijds ook de verantwoordelijkheid die de politicus in het publieke debat draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat of geweld of discriminatie maar ook om uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid”.
De in de tenlastelegging opgenomen, aan art. 137c Sr respectievelijk art. 137d Sr ontleende, wettelijke termen moeten worden geacht dezelfde betekenis te hebben als daaraan toekomt in de genoemde strafbepalingen. Dit brengt mee dat vrijspraak dient te volgen, indien de tenlastegelegde uitlatingen niet kunnen worden aangemerkt als beledigend onderscheidenlijk aanzettend tot discriminatie dan wel indien deze als (niet onnodig grievende) bijdragen aan het maatschappelijk debat kunnen worden beschouwd.
Bewoordingen uitlatingen
De raadsman heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde uitlatingen afzonderlijk betoogd dat deze niet beledigend zijn noch aanzetten tot discriminatie.
Het hof stelt voorop dat alle ten laste gelegde uitlatingen deel uitmaken van het interview dat na afloop van voormeld lijsttrekkersdebat met de verdachte is gehouden. Het beoordelen van elk van die uitlatingen afzonderlijk aan de hiervoor weergegeven, door de Hoge Raad geformuleerde, maatstaven brengt mee dat die uitlatingen niet meer in onderlinge samenhang worden bezien, hetgeen afbreuk doet aan de betekenis van die uitlatingen. De uitlatingen ontlenen hun betekenis immers mede aan het interview als geheel en derhalve mede aan het verband dat tussen afzonderlijke uitlatingen kan worden gelegd.
Voorts is het hof van oordeel dat de (in samenhang beziene) uitlatingen op zichzelf beledigend van aard zijn (het onder 1 ten laste gelegde feit) en aanzetten tot discriminatie van homoseksuelen wegens hun homoseksuele gerichtheid (het onder 2 ten laste gelegde feit). In de uitlatingen van de verdachte worden immers homoseksuelen onder andere neergezet als vieze mannetjes, als dominante, agressieve personen met een seksuele afwijking, aan wie men een hekel mag hebben. Het zijn – in de bewoordingen van de verdachte – voorts personen die gewoon weg moeten, bestreden moeten worden door hetero’s en moeten worden aangepakt en eruit gesodemieterd. Het gaat om “afwijkend gedrag, dat moet effetjes weg”. Wat de verdachte betreft wordt “het” [het hof begrijpt: Nederland] weer “een heteroland”, staat Amsterdam te snakken naar een “hele mooie heteroseksuele Adam-en-Eva-periode” en moet er “ergens anders maar een homofiele stad” zijn.
Deze uitlatingen hebben onmiskenbaar de strekking homoseksuelen bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen vanwege hun homoseksuele gerichtheid. Zij worden als groep in diskrediet gebracht en de waardigheid van de groep wordt ernstig aangetast. De minderwaardigheid van homoseksuelen ten opzichte van heteroseksuelen wordt door de verdachte sterk benadrukt. Voorts sporen de uitlatingen van de verdachte het publiek aan homoseksuelen te discrimineren door hen aan te pakken, te bestrijden en hun verblijf – in Nederland, althans in Amsterdam – tegen te gaan.
Context
Verweer
De raadsman heeft voorts betoogd dat de politiek-maatschappelijke context (het maatschappelijke debat) waarin de uitlatingen zijn gedaan en de kenbare relatie met verdachtes geloofsovertuiging daaraan – zo begrijpt het hof de raadsman – het beledigende en/of discriminerende karakter ontnemen, terwijl zij niet onnodig grievend of onnodig buitensporig zijn te noemen.
Publiek debat
Het hof is – met de raadsman en anders dan de advocaat-generaal – van oordeel dat de verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan in de context van het maatschappelijke debat. Het hof neemt in dat verband in aanmerking dat tijdens het lijsttrekkersdebat ten behoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam van gedachten is gewisseld over het recht op vrijheid van meningsuiting, dat de verdachte in dat verband (als lijsttrekker van de RMP) aan de lijsstrekker van het lokale CDA vroeg wat diens mening over ‘homofilie’ was, dat de discussieleider in het daaropvolgende gejoel van het publiek aanleiding zag de verdachte naar voren te halen om hem het woord te geven (mede in het kader van diens recht zijn mening te uiten) en dat de door de verdachte gemaakte opmerkingen de reden waren voor de verslaggever van AT5 de verdachte later te interviewen. Het hof volgt de advocaat-generaal niet in haar stelling dat van een bijdrage aan het maatschappelijke debat geen sprake kan zijn, omdat het in de Rode Hoed gevoerde debat ging over het recht op vrijheid van meningsuiting en niet over de positie van homoseksuelen. Een (maatschappelijk) debat hoeft immers niet reeds in concreto gaande te zijn, maar kan ook worden geïnitieerd door de (kwetsende) uitlatingen van iemand die een debat over een in zijn ogen relevante kwestie gevoerd wil zien. Voorts moet in ogenschouw worden genomen dat de positie van homoseksuelen in de maatschappij sinds jaar en dag voorwerp van – soms meer en soms minder fel oplaaiend – publiek debat is.
Onnodig grievend
Omtrent de vraag of de uitlatingen van de verdachte onnodig grievend zijn overweegt het hof als volgt.
Dat de verdachte als politicus in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen, ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, is van groot gewicht, maar het hof trekt de grens bij uitingen die (direct) strijdig zijn met de (Grond)wet en de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.
Het hof is van oordeel dat de beledigende en tot discriminatie aanzettende uitlatingen van de verdachte omtrent wat in zijn ogen een ‘zaak van algemeen belang’ is, dermate indruisen tegen de (Grond)wet en de grondbeginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat, dat deze niet beschermenswaardig zijn. Daarbij is betrokken dat de functionaliteit van diens bijdrage aan het maatschappelijk debat bovendien sterk in twijfel moet worden getrokken. De verdachte heeft immers niet duidelijk heeft gemaakt welk (werkelijk) probleem hij aan het licht heeft willen brengen. De loutere seksuele oriëntatie van “homofielen”, hun enkele aanwezigheid in de samenleving en het gegeven dat zij (evenals personen met een andere seksuele oriëntatie) daarin functies bekleden – hetgeen kennelijk door de verdachte als problematisch wordt ervaren – ontdoen diens uitingen in elk geval niet van hun onnodig grievende karakter.
Dit alles leidt het hof tot het oordeel dat verdachtes gewraakte uitlatingen als onnodig grievend moeten worden beschouwd.
Onverdraagzaamheid
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging betwist dat met de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte tevens is aangezet tot onverdraagzaamheid. De raadsman heeft voorts bepleit dat een veroordeling wegens die uitlatingen, omdat zij ‘aanzetten tot onverdraagzaamheid’ zoals bedoeld in de door de Hoge Raad in hierboven vermeld arrest bedoelde zin, zich niet verhoudt tot het legaliteitsbeginsel neergelegd in art. 1, eerste lid, Sr.
Aan een bespreking van deze grieven – wat daarvan ook zij – komt het hof niet toe, aangezien de uitlatingen reeds onnodig grievend zijn, omdat zij aanzetten tot discriminatie.
Andere context gerelateerde aspecten
Dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, het standpunt van de verdachte over homoseksualiteit is geworteld in diens katholieke geloofsovertuiging is onvoldoende aannemelijk geworden. In het interview maakt de verdachte weliswaar de opmerking dat hij katholiek is en dat hij vanuit zijn geloof ‘iets kan zeggen’ over homoseksualiteit, maar uit het dossier blijkt niet dat en op welke wijze de gewraakte uitlatingen over homoseksuelen ook daadwerkelijk in verband stonden met zijn geloofsovertuiging. Van het bestaan van een dergelijk verband is op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep evenmin kunnen blijken; de verdachte is aldaar niet verschenen.
De omstandigheid dat de verdachte in het interview ook meer specifiek verwijst naar door hem als agressieve personen betitelde homoseksuelen die in het stadsbestuur en andere overheidsorganen van Amsterdam een functie vervullen, doet niet af aan het oordeel dat de ten laste gelegde uitlatingen beledigend zijn en aanzetten tot discriminatie.
Dit laatste geldt ook voor de opmerking van de verdachte – tijdens het interview – dat hij niets tegen homoseksuelen heeft. Die (terloops gemaakte) opmerking valt immers in het niet bij de indringendheid van de negatieve uitlatingen die de verdachte over homoseksuelen heeft geuit.
Gevolgtrekking
Gelet op het voorgaande kunnen de uitlatingen van de verdachte, in het bijzonder gelet op de gekozen bewoordingen, de context waarin deze zijn gedaan en de zeer beperkte of zelfs afwezige functionaliteit daarvan in het maatschappelijk debat, naar het oordeel van het hof worden aangemerkt als een strafbare vorm van groepsbelediging c.q. aanzetten tot discriminatie in de zin van de art. 137c respectievelijk art. 137d Sr.
Opzet op de openbaarheid
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het handelen in de openbaarheid op de grond dat de verdachte geen rekening hoefde te houden met de mogelijkheid dat zijn uitlatingen op televisie zouden worden uitgezonden, dat AT5 bij het interviewen van de verdachte en het selectief uitzenden van diens uitlatingen op televisie louter uit sensatiezucht heeft gehandeld, de verslaggever in zijn vraagstelling sturend is opgetreden en dat omstanders geen aandacht besteedden aan het interview, waardoor de verdachte zijn uitlatingen slechts heeft gedaan tegenover de cameraploeg.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte is in De Rode Hoed in een publieke ruimte geïnterviewd toen veel personen daar na afloop van het lijsttrekkersdebat nog aanwezig waren, en wel door een verslaggever van AT5 op wiens microfoon de naam van de omroep duidelijk stond vermeld. Achter de verslaggever stond een cameraman die het interview visueel opnam. In de buurt van de verdachte en de verslaggever bevonden zich personen die zich, daartoe uitgenodigd door de verdachte, tijdens het interview in de discussie mengden. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de verdachte zijn uitlatingen in het openbaar deed en dat hij dat wist, zodat zijn opzet daarop was gericht.
De stellingen van de raadsman dat AT5 louter uit sensatiezucht heeft gehandeld en dat de verslaggever de verdachte heeft gestuurd in zijn uitlatingen - welke stellingen het hof overigens niet onderschrijft - kunnen aan de vaststelling van dat opzet niet afdoen, evenmin als de mogelijkheid dat AT5 uitlatingen van de verdachte selectief heeft uitgezonden.
Slotconclusie omtrent de bewijsvraag
De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen op de wijze als voormeld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsman heeft gesteld dat voor de inbreuk op het recht van de verdachte op vrije meningsuiting als bedoeld in art. 10 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geen ‘pressing social need’ als bedoeld in de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is. Dit brengt mee, zo begrijpt het hof de raadsman, dat de strafbepalingen van art. 137c en art. 137d Sr gelet op grond van art. 94 van de Grondwet wegens strijd met art. 10 van het EVRM buiten toepassing moeten worden gelaten, zodat de bewezen feiten niet strafbaar kunnen worden geacht.
Deze stelling wordt verworpen en wel op grond van het volgende.
Art. 10 EVRM luidt:
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Het hof stelt ten aanzien van de toetsing van de onderhavige zaak aan art. 10 EVRM voorop dat in een democratische samenleving ook aan degenen die (zeer) kwetsende uitlatingen doen een hoge mate van bescherming van hun recht op vrijheid van meningsuiting toekomt. In het publieke en politieke debat geventileerde meningen kan die bescherming niet worden ontnomen op de enkele grond dat die meningen als (zeer) onacceptabel worden beschouwd. Anderzijds heeft het EHRM meermalen duidelijk gemaakt dat ook politici geen onbeperkt recht op vrije meningsuiting kunnen inroepen en dat het op onverantwoorde wijze gebruik maken van de vrijheid van meningsuiting door bepaalde groepen van de bevolking te beledigen, te belasteren, te ridiculiseren of te diffameren de nationale autoriteiten uit het oogpunt van het tegengaan van racisme en discriminatie aanleiding kan geven juridische stappen tegen de betrokkene te ondernemen (vgl. EHRM 16 juli 2009 in de zaak van Féret tegen België, NJ 2009/412; EHRM 20 april 2010 in de zaak van Le Pen tegen Frankrijk, NJ 2010/429; EHRM 9 februari 2012 in de zaak van Vejdeland tegen Zweden, NJ 2013/550).
Tegen de achtergrond van het voorgaande komt het hof tot de volgende beschouwingen.
Het behoeft geen betoog dat met een eventuele veroordeling van de verdachte ter zake van de hiervoor bewezenverklaarde uitlatingen inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in art. 10, eerste lid, EVRM.
Niet kan worden gezegd dat in dit geval de veroordeling van de verdachte in strijd zou zijn met art. 10 EVRM, in die zin dan zij niet noodzakelijk is (in een democratische samenleving) ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen, te weten homoseksuelen. De uitlatingen van de verdachte waren immers, zoals hiervoor al is overwogen, voor hen niet alleen sterk diffamerend, maar hadden ook de strekking het publiek aan te zetten hen te discrimineren door hen aan te pakken, te bestrijden en hun verblijf – in Nederland, althans in Amsterdam – tegen te gaan. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat het bij homoseksuelen om een minderheidsgroepering van de (Nederlandse) bevolking gaat, dat hun seksuele gerichtheid met regelmaat voorwerp is van (soms verhitte) publieke debatten en dat ook politici ervoor dienen te waken dat zij niet bijdragen aan de (verdere) aantasting van de (goede) naam en rechten van zo’n minderheidsgroepering.
Op grond van het voorgaande en mede gelet op aard en de omvang van de na te melden strafoplegging en de motivering daarvan, is het hof van oordeel dat de inbreuk op verdachtes recht op zijn vrijheid van meningsuiting niet in strijd is met art. 10 EVRM. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in het openbaar mondeling aanzetten tot discriminatie van mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis, alsmede één week gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging en aanzetten tot discriminatie van een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid. Hij deed uitspraken als lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij na afloop van een openbaar lijsttrekkersdebat aan de vooravond van de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen tijdens een interview met een journalist voor een camera van AT5. De verdachte heeft homoseksuelen onder andere neergezet als vieze mannetjes en als dominante, agressieve personen met een seksuele afwijking. Ook heeft de verdachte het publiek opgeroepen homoseksuelen te discrimineren door hen te bestrijden en hen “er uit te sodemieteren”. De verdachte heeft daarmee homoseksuelen als groep in diskrediet gebracht en de waardigheid van de groep ernstig aangetast.
Naar het oordeel van het hof is een geldboete voor strafbare feiten als de onderhavige in beginsel een passende straf. De door de advocaat-generaal geëiste straffen komen daarom enigszins fors voor.
Het hof weegt mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2015 eerder onherroepelijk voor belediging is veroordeeld. Deze veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk delict te begaan. Het hof zal daarom een deel van de geldboete in voorwaardelijke vorm opleggen teneinde toekomstige recidive te voorkomen.
Het hof houdt bij het bepalen van de hoogte van de geldboete rekening met de geringe draagkracht van de verdachte die, zoals ter terechtzitting toegelicht door de raadsman, leeft van een bijstandsuitkering, en zal daarom bepalen dat de geldboete in termijnen kan worden voldaan. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft het hof voorts in aanmerking genomen dat de verdachte weliswaar het verwijt wordt gemaakt twee afzonderlijke misdrijven te hebben gepleegd, maar dat die misdrijven nagenoeg geheel dezelfde uitlatingen betreffen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafoplegging nog aangevoerd dat de uitspraken van de verdachte door AT5 zijn uitvergroot en selectief zijn uitgezonden. Dit heeft ten aanzien van de verdachte tot walgelijke en racistische beledigingen op internet geleid, terwijl het openbaar ministerie ter zake van die beledigingen niet tot vervolging is overgegaan.
Het hof zit hierin geen aanleiding om, zoals verzocht, over te gaan tot toepassing van art. 9a Sr. Daarbij is in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte, gelet op het verstrekkende, grievende en aanstootgevende karakter van zijn uitlatingen, er vandaag de dag op kon rekenen dat op het internet in krachtige bewoordingen stelling zou worden genomen, zonder overigens wat af te willen doen aan de kwalijkheid van de door de raadsman de beschreven reacties.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) termijnen van 1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. A.M.R. Karsemeijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2016.
Mrs. A.M. van Woensel en A.M.R. Karsemeijer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage: bewijsmiddelen
t.a.v. het onder 1 en 2 ten laste gelegde
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1302 2010050447-1 van 26 februari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (doorgenummerde pagina’s 5-7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 februari 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [T.B.]:
Ik ben directeur van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC Amsterdam en gerechtigd om namens COC Amsterdam aangifte te doen. Op 25 februari 2010 werd ik geattendeerd op een item van de regionale zender AT5 over een lijsttrekkersdebat in de Rode Hoed in Amsterdam. Daarbij was aanwezig [verdachte] , lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij (RPM). Tijdens dit debat en het interview dat hij na afloop van het debat voor de zender AT5 gaf, heeft de heer [verdachte] een aantal uitspraken gedaan over mensen met een homoseksuele gerichtheid die ik als zeer kwetsend, beledigend en discriminerend ervaar. Hij deed onder andere de volgende uitspraken:
- -
Het is normaal om een hekel te hebben aan homofielen.
- -
We moeten die mensen eruit sodemieteren.
- -
De homofiel wordt te dominant.
- -
We moeten agressieve homofiele groepen, zoals bij de politie, bestrijden.
- -
Ik heb niets tegen homofielen, maar mensen met een seksuele afwijking moeten bestreden worden door hetero’s.
Deze uitlatingen over een groep mensen wegens hun seksuele gerichtheid zijn voor deze groep mensen beledigend en kwetsend.
2. Een proces-verbaal van relaas met nummer 2010050447-1 van 20 april 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [...] (doorgenummerde pagina’s 1-4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 24 februari 2010 vond in de Rode Hoed te Amsterdam een lijsttrekkersdebat plaats in verband met de gemeenteraadsverkiezingen van de gemeente Amsterdam. Een van de deelnemende politieke partijen was de Republikeinse Moderne Partij in de persoon van de lijsttrekker van die partij, [verdachte] . Genoemd debat was openbaar en door de lokale televisiezender AT5 zijn die avond in de Rode Hoed videopnames gemaakt. Ik heb het ruwe beeldmateriaal van AT5 ontvangen. AT5 had dit materiaal op een dvd gebrand en deze is door mij in beslaggenomen. De dvd van AT5 is door een medewerk(st)er van de Dienst Telewerk Centrum Amsterdam uitgewerkt. Het uitgewerkte ruwe interview is aangemerkt ‘Bijlage B’.
3. Een geschrift ‘Studioverhoor: AT5 nieuws 25-02-2010 B’ (het hof begrijpt: ‘Bijlage B’) (doorgenummerde pagina’s 34-39).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
I - interviewer
L = Lijstrekker [verdachte]
L: Nou ik ben eh [verdachte] van de Republikeinse Moderne Partij.
L: Ja, kijk het ellende is dat eh dat we te maken hebben met agressieve homofielen hè. En die agressieve homofielen zitten in het bestuur van de partij. En dat werkt naar beneden...
L: Het is echt een hele dominante homofiele groep.
L: Nou, het is heel normaal hè om te zeggen van ik heb een hekel aan eh homofielen.
L: Ja, nou we hebben te maken met hele agressieve homofiele groepen hier. Zoals eh die homofielen bij eh
bij, bij de politie. Weet je, kijk dat, dat moet gewoon weg.
L: Pro-homofiele netwerken die moeten gewoon weg.
L: Nou ik heb, ik heb... Kijk het zijn die mensen met die seksuele afwijkingen die moeten gewoon
eigenlijk eh bestreden worden door de hetero’s vind ik.
L: Nou want laatst, laatst zag ik op tv dat een dominee hostie weigerde aan een homofiel. En dat die homofiel aangifte deed. Nou ik denk dat de dominee aangifte had kunnen doen wegens eh belediging van het christelijk geloof. Dat de homofiel ja, ja eigenlijk naar hem toekomt en, en ja best wel
dominant is.
L: Nou ik denk dat er te veel homofielen zitten in de bestuur.
L: Dus we gaan echt voor de hetero en ja, de homofiel moet eventjes weg vind ik, weet je. Ergens anders maar een homofiele stad.
L: Weet je die, die homofielen en die andere netwerken die die in de loop der jaren heeft opgebouwd, daar, ja daar bestrijden we al jarenlang tegen. Dus mensen met afwijkende sekse die, die pakken we aan. Dat is heel serieus.
I: Maar wat gaat u dan doen?
L: Die mensen er uit sodemieteren.
I: Maar welke mensen heeft u het dan over?
L: Nou in ieder geval de homofiel. Ja, het spijt me maar die moet even weg want we zijn hetero. En die mensen met andere seksuele geaardheid zoals eh ja, eh met andere afwijkingen.
L: Nou ik denk dat Amsterdam staat te snakken naar een hele mooie heteroseksuele Adam en Eva eh periode.
L: Nou de homofiel wordt gewoon te dominant en we zijn hetero. Weet je en echt eh ik ja... Ik bedoel ik hoef die homofiel niet te accepteren joh.
L: Weet je, dat die man eh met een andere man of een vrouw met een andere vrouw, ja dat is afwijkend gedrag, dat moet effetjes weg. We willen even een heterostad.
I: Heel, heel concreet, 3 maart, u krijgt de meerderheid, wat gaat u dan als eerste doen?
L: Nou dan gaat ten eerste die Cohen gaat weg. Hij heeft netwerken gebouwd voor vieze mannetjes en vieze vrouwtjes, bij de politie bijvoorbeeld.
L: We willen van die pedo’s af joh. Echt dat is een hele, hele zware punt. Bij de politie zit er heel veel eh en ook die homofielen bij de poli... Daar willen we van af. En daar gaan we ook van af. Dus als we republikeins stemmen dan eh gaan die mensen in ieder geval weg. En alles wat er was en wat afwijkend is dat gaat weg.
L: Dus, dus eh wordt, het wordt weer een heteroland. U hoeft niet meer bang te zijn dat eh, dat er eh, dat de homofiel weer te dominant wordt.
4. Een proces-verbaal van mr. A.H. van Zutphen, rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, van 19 november 2010.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 november 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [B.M.]:
Ik ben degene die het interview met [verdachte] heeft gedaan. Ik had een cameraman bij mij. Vóór het interview met [verdachte] heb ik hem gevraagd of ik hem een paar vragen mocht stellen. Daarop heeft hij ‘ja’ geantwoord. U vraagt of het mijn beslissing is geweest [verdachte] te interviewen. Ja. U vraagt waarom ik die beslissing heb genomen. Tijdens het debat zaten de in de gemeenteraad zittende partijen op het podium. Niet-zittende partijen zaten in de zaal en mochten een korte bijdrage leveren. In de bijdrage van [verdachte] was ophef over soortgelijke uitspraken als hij later tijdens het interview deed. Ik dacht ‘opmerkelijke uitspraken voor een lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij’ en ik wilde daar meer van weten, wat de achtergrond daarvan was. U vraagt of ik [verdachte] bij aanvang van het interview kenbaar heb gemaakt dat ik van AT5 was. Ja. U vraagt of ik expliciet heb gezegd dat het interview werd gefilmd. Al tijdens het debat is er gefilmd. Ik ben met mijn microfoon met daarop groot ‘AT5’ en de cameraman op [verdachte] afgegaan. De camera staat over mijn schouder te filmen en is dus duidelijk zichtbaar.
5. Een proces-verbaal van mr. A.H. van Zutphen, rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, van 29 maart 2012.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 maart 2012 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [P.H.]:
Op 24 februari 2010 was ik in de Rode Hoed als gespreksleider van het verkiezingsdebat. Bij het debat zaten de lijsttrekkers van de partijen die al in de gemeenteraad zaten op het podium. De lijsttrekkers van de partijen die niet in de raad zaten, zaten op de eerste rij. Zij mochten ieder een vraag stellen aan een lijsttrekker op het podium. [verdachte] zat als lijsttrekker van de Republikeinse Partij ook op de eerste rij en mocht ook een vraag stellen. Voorafgaand aan het moment dat [verdachte] een vraag stelde, was er tussen de kandidaten op het podium al een felle discussie geweest over de vrijheid van meningsuiting, over wat je wel en niet mag zeggen. Die discussie was hoog opgelopen en iedereen was voor een ruime interpretatie van de vrijheid van meningsuiting. Toen mocht [verdachte] zijn vraag stellen. Volgens mij stelde hij deze aan [M.L.] van het CDA. Hij vroeg aan [M.L.] : ‘Vindt u homofïlie normaal?’ Er ontstond gejoel in de zaal. Ik heb tegen het publiek gezegd dat we net een discussie hadden gehouden over de vrijheid van meningsuiting en dat nu iemand iets zegt dat ze niet bevalt, iedereen begint te joelen. Ik heb hier[in] een aanleiding gezien [verdachte] naar voren te roepen zodat hij zijn verhaal kon vertellen. [verdachte] heeft toen gezegd dat hij homofilie een afwijking, of woorden van die strekking, vindt en dit niet normaal vindt. Hij zei dat het CDA toch christelijk is en dat homofilie niet christelijk is. Hij had het telkens over homofilie. Homoseksualiteit heeft hij niet gebruikt. Als ik in mijn vraag het woord homoseksualiteit’ gebruikt, dan gebruikte hij in zijn antwoord het woord ‘homofilie’. [M.L.] nam afstand van het standpunt van [verdachte] en zei dat het CDA juist voor tolerantie in deze stad is.
Na afloop van het debat zag ik dat een journalist van AT5 [verdachte] ging interviewen.
6. De eigen waarneming van het hof op de terechtzitting van 1 oktober 2015, zoals deze – zakelijk weergegeven – als volgt is opgenomen in het proces-verbaal van die zitting:
Het hof bekijkt de zogenaamde ‘ruwe beelden’ van het interview met de verdachte op 24 februari 2010 in De Rode Hoed (op een DVD opgeslagen onder de bestandsnaam “VT5_01_1.vob”). Daarop is vanaf de tijdsaanduiding 8:05 te zien dat zich tijdens het interview met de verdachte zes personen in diens nabijheid bevinden die naar het verloop van het interview kijken en luisteren en – daartoe uitgenodigd door de verdachte – reageren op hetgeen hij over homoseksuelen naar voren brengt.