Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 1
Artikel 448
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Burgerlijk Wetboek Boek 1, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 494 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Personen- en familierecht / Personenrecht
1.
De taak van de bewindvoerder eindigt:
- a.
bij het einde van het bewind;
- b.
door tijdsverloop, indien hij voor een bepaalde tijd was benoemd;
- c.
door zijn dood, faillietverklaring of ondercuratelestelling;
- d.
door de instelling van een bewind als bedoeld in deze titel over één of meer van zijn goederen;
- e.
door ontslag, dat hem door de rechter in eerste aanleg met ingang van een door deze bepaalde dag wordt verleend.
2.
Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of de rechthebbende, op vordering van het Openbaar Ministerie of ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de rechter in eerste aanleg voorlopige voorzieningen in het bewind treffen en de bewindvoerder schorsen.
3.
Een gewezen bewindvoerder blijft verplicht al datgene te doen wat niet zonder nadeel voor de rechthebbende kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer van de goederen bevoegd is, dit heeft aanvaard. In de gevallen, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, rust deze verplichting op zijn erfgenamen, onderscheidenlijk de curator, indien zij van het bewind kennis dragen; in het geval, genoemd in het eerste lid, onderdeel d, geldt dit voor de bewindvoerder, belast met het daar bedoelde bewind.
4.
Artikel 384 is van overeenkomstige toepassing.