HR, 20-03-2009, nr. 08/05309
ECLI:NL:HR:2009:BH1985
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20-03-2009
- Zaaknummer
08/05309
- LJN
BH1985
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BH1985, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑03‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH1985
ECLI:NL:PHR:2009:BH1985, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH1985
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
Wet op de rechterlijke organisatie 81
- Vindplaatsen
BJ 2009/21
BJ 2009/21
Uitspraak 20‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Bopz; voorlopige machtiging; ontbreken van ‘eerlijk proces’ in zin van art. 6 EVRM wegens het onthouden van gegevens over eerdere inbewaringstelling; aan middel te stellen eisen (81 RO).
20 maart 2009
Eerste Kamer
08/05309
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ARNHEM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Arnhem heeft op 23 september 2008, onder overlegging van een ondertekende geneeskundige verklaring en een (evaluatie) behandelingsplan, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming/verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de (waarnemer van de) behandelaar de psychiater [betrokkene 1] op 25 september 2008 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de verzochte machtiging verleend voor een periode van zes maanden.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 maart 2009.
Conclusie 30‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Bopz; voorlopige machtiging; ontbreken van ‘eerlijk proces’ in zin van art. 6 EVRM wegens het onthouden van gegevens over eerdere inbewaringstelling; aan middel te stellen eisen (81 RO).
08/05309
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 30 januari 2009
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
tegen
Officier van Justitie te Arnhem
1. Deze Bopz-zaak leent zich voor een verkorte conclusie. Op verzoek van de officier van justitie te Arnhem heeft de rechtbank aldaar op 25 september 2008 een voorlopige machtiging verleend om verzoeker tot cassatie (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en verblijven. Op 24 december 2008, dus tijdig, is namens betrokkene cassatieberoep ingesteld(1). In cassatie is geen verweer gevoerd.
2. Het cassatiemiddel klaagt over schending van art. 6 EVRM, te weten het ontbreken van een eerlijk proces (equality of arms). De klacht is toegelicht in één zin, die luidt: "Aan betrokkene zijn gegevens uit het dossier onthouden die tot aan de machtiging voorafgaande inbewaringstelling hebben geleid."
3. Verondersteld al dat een zodanig middel aan de eisen van art. 426a lid 2 Rv voldoet, kan de klacht niet tot cassatie leiden. Indien een gebrek zou kleven aan een voorafgaande last tot inbewaringstelling of machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, doet dit geen afbreuk aan de geldigheid van de onderhavige voorlopige machtiging. Bovendien is in de klacht niet aangeduid welke gegevens aan betrokkene zouden zijn onthouden en in welk opzicht betrokkene hierdoor zou zijn benadeeld. Uit het overgelegde proces-verbaal blijkt niet dat bij de behandeling in eerste aanleg is geklaagd over ontbrekende stukken. De conclusie strekt dan ook tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 R.O.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 Het cassatierekest vermeldt dat het cassatieberoep op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene is ingesteld. De advocaat heeft bij brief van 9 januari 2009 alsnog het dossier in copie ingezonden en meegedeeld dat dit hem geen aanleiding gaf het middel nader te onderbouwen en dat betrokkene geen toestemming heeft gegeven om het cassatieberoep in te trekken.