RvdW 2009, 6
HR, 05-12-2008, nr. C07/074HR
HR 05-12-2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0411
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 december 2008
- Magistraten
Mrs. D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort, P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw
- Zaaknummer
C07/074HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BF0411
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Invordering (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BF0411, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑12‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BF0411, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑12‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑02‑2007
- Wetingang
Essentie
Invordering. Dagvaardingstermijn. Inlener als bedoeld in art. 34 lid 1 IW 1990. Passeren essentiële stelling.
Onjuist is de opvatting dat door de invoering van de Awb op 1 januari 1994 de dagvaardingstermijn geacht moet worden te zijn verkort van twee maanden tot zes weken. Art. 49 lid 4 IW 1990 bevat geen termijn waarbinnen de dagvaarding moet worden uitgebracht. Aan hetgeen is toegezegd tijdens de parlementaire behandeling van de IW 1990 kan niet het in rechte te honoreren vertrouwen worden ontleend dat buiten de Leidraad Invordering 1990 om een verkorting van de termijnen genoemd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.