HR, 24-10-2008, nr. C07/115HR
ECLI:NL:HR:2008:BF0378
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24-10-2008
- Zaaknummer
C07/115HR
- LJN
BF0378
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BF0378, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑10‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BF0378
ECLI:NL:HR:2008:BF0378, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑10‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BF0378
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Conclusie 24‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheidsrecht. Overeenkomst van opdracht tot bouw van een machine; onrechtmatige daad, verplichting ten opzichte van een derde tot herstel en onderhoud?; stelplicht (81 RO).
Rolnr C07/115HR
mr J. Spier
Zitting 5 september 2008
Conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Metzeecon V.O.F.
[Verweerder 2]
[Verweerder 3]
(hierna gezamenlijk Metzeecon c.s.)
1. Vaststaande feiten
Het Hof 's-Hertogenbosch heeft, in navolging van het eindvonnis in prima, in zijn in cassatie bestreden arrest aangenomen dat [verweerders 2 en 3] vennoten zijn van Metzeecon v.o.f., welke v.o.f. zich bezighoudt met machinebouw en metaalbewerking. [eiser] en Metzeecon hebben in het verleden zaken met elkaar gedaan (rov. 4.2).
2. Procesverloop
2.1 Bij exploit van 11 maart 2004 heeft [eiser] Metzeecon c.s. gedagvaard voor de Rechtbank Breda. Hij heeft gevorderd hen te veroordelen tot betaling van "de door hem ten gevolge van bovenvermelde handelwijze van gedaagden reeds geleden en nog te lijden schade en kosten" op te maken bij staat. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd:
a. dat hij "sedert 1997 tot en met 1999" als tussenpersoon voor gedaagen optrad "en wel in die zin dat eiser bij gedaagden zeefmachines kocht en deze doorverkocht aan derden";
b. Metzeecon c.s. bleven gehouden gedurende "de garantietermijn" "de door eiser met deze derden gesloten koopovereenkomst (..) na te komen", zulks conform "de garantievoorwaarden van de Metaalunie";
c. hij heeft "in de zaak van [betrokkene 1]" materialen gekocht in opdracht en voor rekening van Metzeecon c.s. Deze zijn nadien met hem verrekend. "In tweetal zaken" hebben Metzeecon c.s. deze bedragen niet aan hem gerestitueerd;
d. hij moest jegens [betrokkene 2] instaan voor de "verkoop van een deugdelijke machine". Toen mankementen ontstonden waren Metzeecon c.s. niet tot repratie en onderhoud bereid. Hij heeft [betrokkene 2] € 6672,66 terugbetaald;
daarom heeft hij door onrechtmatig handelen van Metzeecon c.s. (thans nog niet te bepalen) schade geleden.
2.2 Metzeecon c.s. hebben de vordering bestreden.
2.3 Bij vonnis van 6 april 2005 heeft de Rechtbank de vordering afgewezen omdat [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan.
2.4 [Eiser] heeft beroep ingesteld. Hij meent zijn stellingen in prima "voldoende [te hebben] genuanceerd". Hij acht de stellingen in de inleidende dagvaarding duidelijk (mvg blz. 3). Metzeecon c.s. hebben het appèl bestreden.
2.5 In zijn arrest van 16 januari 2007 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd, naar de kern genomen omdat [eiser] te weinig heeft gesteld.
2.6 [Eiser] heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. Tegen Metzeecon c.s. is verstek verleend. [Eiser] heeft zijn stellingen nog (summierlijk) toegelicht.
3. Bespreking van de klachten
3.1 Middel 1 komt op tegen rov. 4.6.3 waarin het Hof de kwestie [betrokkene 2] afhandelt. Naar 's Hofs oordeel is niet duidelijk uit welke overeenkomst of anderszins een verplichting van Metzeecon c.s. tot onderhoud en/of reparatie van de door [eiser] aan [betrokkene 2] geleverde machine zou kunnen voortvloeien.
3.2 Het middel brengt te berde dat a) de machine op grond van art. 6:162 BW teveel gebreken vertoonde, zoals uiteengezet in de mvg, b) dat "in dat verband" processen-verbaal "verhoor rechter in eerste aanleg" zijn overgelegd, terwijl c) Metzeecon c.s. de machine hebben gebouwd zodat ze de mankementen moeten herstellen.
3.3 Rechtbank en Hof hebben (in feite) geoordeeld dat het relaas van [eiser] onbegrijpelijk is. Ik kan niet tot een ander oordeel komen met betrekking tot het middel. Een p.v. van een "verhoor in eerste aanleg" trof ik niet aan. De enkele omstandigheid dat Metzeecon c.s. een machine hebben gebouwd, brengt niet mee dat zij ten opzichte van een derde gehouden zijn deze te herstellen of te onderhouden. Daarmee valt ook de basis van art. 6:162 BW weg, wat er verder van dat betoog ook zij.
3.4 Het tweede middel komt op tegen rov. 4.7.3. Daarin wuift het Hof de kwestie [betrokkene 1] weg. Tegenover de ontkenning van Metzeecon c.s. had [eiser] nader moeten stellen "waaruit de opdracht of de verplichting tot vergoeding zou kunnen volgen." Weliswaar heeft [eiser] te dier zake een aantal (nader genoemde) stukken overgelegd, "maar iedere toelichting op deze stukken ontbreekt", aldus het Hof.
3.5.1 Het middel voert aan dat [eiser] voor Metzeecon c.s. goederen heeft besteld en dat zij deze goederen niet wilden betalen. Hij verwijst in dat verband naar "de processen-verbaal bij akte in het geding gebracht".
3.5.2 Buitendien wordt het Hof verweten dat niet is ingegaan op het feit dat geen cvr en cvd zijn genomen zodat [eiser] zijn relaas niet verder kon onderbouwen. Het door hem op de comparatie in prima verzochte uitstel is geweigerd.
3.6.1 De onder 3.5.2 samengevatte klacht, waarin art. 6 EVRM nog naar voren wordt geschoven, miskent dat [eiser] de door hem gewenste gelegenheid om zijn stellingen nader toe te lichten wél degelijk heeft gekregen. Hij had een een begrijpelijke dagvaarding kunnen inleveren en hij had, zeker nu de Rechtbank daarop expliciet had aangedrongen, relevante stukken mee kunnen nemen naar de comparitie.
3.6.2 Hoe dit zij, [eiser] heeft de gelegenheid in elk geval gehad in appèl. Zeker nu art. 6 EVRM in civiele zaken niet dwingt tot het openstellen van hoger beroep, heeft hij ruim voldoende kans gehad zijn beweringen gemotiveerd voor te leggen. Ik laat daarbij nog rusten dat de Rechtbank in rov. 3.4 van haar eindvonnis - in appèl niet bestreden - uitlegt waarom [eiser] geen nader uitstel is verleend.
3.7 Ten gronde: de onder 2.1 sub c weergegeven basis van de hier bedoelde vordering is onbegrijpelijk. Datzelfde geldt voor het exposé in de mvg eerste twee alinea's van blz. 3. Op onbegrijpelijke stellingen kan een rechter niet ingaan. Reeds daarom kom ik niet toe aan de genoemde p.v.'s. Bovendien lag het (in elk geval in cassatie) op de weg van [eiser] concreet uit de doeken te doen waarom deze van belang zijn.
3.8 Ook dit middel mislukt daarom. Voor zover (de laatste alinea van) het middel nog een klacht behelst, gericht aan het adres van de Rechtbank had deze in appèl naar voren moeten worden gebracht.
3.9 Het derde middel bestrijdt rov. 4.9. Daarin oordeelt het Hof dat het bewijsaanbod moet worden gepasseerd omdat [eiser] zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.
3.10 's Hofs oordeel is juist. Het middel faalt.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Uitspraak 24‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheidsrecht. Overeenkomst van opdracht tot bouw van een machine; onrechtmatige daad, verplichting ten opzichte van een derde tot herstel en onderhoud?; stelplicht (81 RO).
24 oktober 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/115HR
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
1. METZEECON V.O.F.,
gevestigd te Nieuwendijk, gemeente Werkendam,
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerder 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Metzeecon c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 11 maart 2004 Metzeecon c.s. gedagvaard voor de rechtbank Breda en gevorderd, kort gezegd, Metzeecon c.s. uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van de door [eiser] reeds geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten.
Metzeecon c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na comparitie van partijen, bij vonnis van 6 april 2005 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 16 januari 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Metzeecon c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding
in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Metzeecon c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren, A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 oktober 2008.