HR, 05-09-2008, nr. C07/128HR
ECLI:NL:PHR:2008:BD4746
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
05-09-2008
- Zaaknummer
C07/128HR
- LJN
BD4746
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BD4746, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑09‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BD4746
ECLI:NL:PHR:2008:BD4746, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BD4746
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Handelsnaamrecht; rechtmatigheid gebruik gelijkende handelsnaam; verwarringsgevaar (81 RO).
5 september 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/128HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE STICHTING HOOP VOOR STRAAT- EN ZWERFKINDEREN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
DE STICHTING FONDS TOEKOMST VOOR KINDEREN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Stichting Hoop en Stichting Toekomst.
1. Het geding in feitelijke instanties
Stichting Hoop heeft bij exploot van 3 augustus 2001 Stichting Toekomst gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd:
* te verklaren voor recht dat het voeren van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen door gedaagde onrechtmatig is tegenover Stichting Hoop,
* een veroordeling tot staken en gestaakt te houden van het gebruik van die naam onder verbeurte van een dwangsom,
* een verbod om een handelsnaam te voeren waarvan 'hoop' en 'kinderen' deel uitmaken, op straffe van een dwangsom,
* veroordeling tot betaling van schadevergoeding ad ƒ 10.000,--.
Stichting Toekomst heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 27 november 2002 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Stichting Hoop hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Het hof heeft, na tussenarrest van 25 augustus 2005, bij eindarrest van 18 januari 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft Stichting Hoop beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Stichting Toekomst is verstek verleend.
De zaak is voor Stichting Hoop toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Stichting Hoop in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stichting Toekomst begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 september 2008.
Conclusie 05‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Handelsnaamrecht; rechtmatigheid gebruik gelijkende handelsnaam; verwarringsgevaar (81 RO).
Rolnr. C07/128
Mr. D.W.F. Verkade
Zitting 13 juni 2008 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
STICHTING HOOP VOOR STRAAT- EN ZWERFKINDEREN
tegen
STICHTING FONDS TOEKOMST VOOR KINDEREN
1. Inleiding
1.1. Partijen streven vergelijkbare (goede) doelen na en zijn daartoe actief als fondsenwervers.
1.2. Partijen zullen hierna, bij verkorting, doorgaans worden aangeduid als 'Stichting Hoop' respectievelijk 'Stichting Toekomst'.
1.3. Die verkorte aanduidingen dienen - evenals de hierboven vermelde partijnamen - evenwel geen eigen leven te leiden. Het conflict gaat over de compatibiliteit van de namen:
- enerzijds Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen JUCONI, waarbij het gewicht van het woord JUCONI voor het hof doorslaggevend was, wat nu in cassatie wordt bestreden;
- anderzijds Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen: dat is niet langer de statutaire naam van Stichting Toekomst (die is nu immers: Stichting Fonds Toekomst voor Kinderen), maar de Stichting Toekomst wijst het verwijt van onrechtmatigheid van een naam met 'hoop voor kinderen' erin van de hand (al dan niet in verband met de schadeclaim van 'Stichting Hoop').
1.4. Het middel kan m.i. niet tot cassatie leiden. Vragen die beantwoording behoeven in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (in de zin van art. 81 RO) heb ik niet aangetroffen.
2. Feiten(1)
2.1. Stichting Hoop is opgericht op 25 juli 1995 en is sinds die datum naar buiten getreden onder haar statutaire naam STICHTING HOOP VOOR STRAAT- EN ZWERFKINDEREN. Zij is een fondsenwervende instelling die zich bezig houdt met het inzamelen van geld voor het verlenen van hulp aan kansarme kinderen. Deze hulp wordt projectmatig verleend op het gebied van onderdak, scholing en voeding volgens de zogenoemde Juconi-methode.
2.2. Stichting Toekomst is opgericht op 31 december 1998 en heeft als doelstelling de wereldwijde educatie voor kansarme kinderen. Ook zij tracht haar doelstelling te verwezenlijken door het werven van fondsen. Medio 1999 heeft zij de naam STICHTING FONDS VAN HOOP VOOR KINDEREN als haar statutaire naam gekozen.
2.3. Op 28 juli 2000 heeft Stichting Hoop zich bij verzoekschrift overeenkomstig art. 6 van de Handelsnaamwet (Hnw) gewend tot de kantonrechter te 's-Gravenhage met het verzoek om in de handelsnaam van Stichting Toekomst (toen nog geheten: Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen) zodanige wijziging aan te brengen dat de gestelde onrechtmatigheid (nl. een te geringe afwijking van de oudere handelsnaam van Stichting Hoop, waardoor bij het publiek verwarring was te duchten) wordt opgeheven.
2.4. Bij beschikking van 18 oktober 2000 heeft de kantonrechter Stichting Toekomst (toen nog geheten: Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen) veroordeeld, op straffe van een dwangsom, om in haar handelsnaam een zodanige wijziging aan te brengen dat daarin het woord 'HOOP' in combinatie met de woorden 'VOOR KINDEREN' niet meer voorkomt. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5. Stichting Hoop heeft naleving van de beschikking van de kantonrechter verlangd. Daarom heeft Stichting Toekomst op 16 november 2000 haar statutaire naam gewijzigd in Stichting Fonds Toekomst voor Kinderen.
2.6. Nadat Stichting Toekomst hoger beroep had ingesteld, heeft de rechtbank 's-Gravenhage bij beschikking van 7 juni 2001 de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek van Stichting Hoop alsnog afgewezen, kort samengevat omdat Stichting Hoop geen onderneming drijft, zodat zij, gezien het bepaalde in art. 1 Hnw, geen handelsnaam kan voeren.
2.7. Bij verzoekschrift van 31 juli 2001 heeft Stichting Hoop tegen de beschikking van de rechtbank van 7 juni 2001 beroep in cassatie ingesteld.
2.8. Dat cassatieberoep is nadien ingetrokken.(2)
3. Procesverloop
3.1. De onderhavige procedure is door Stichting Hoop ingeleid bij dagvaarding d.d. 3 augustus 2001. Stellende dat het gebruik van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen jegens haar onrechtmatig is/was nu daardoor bij het publiek verwarring is/was te duchten en dat er bovendien de dreiging is dat Stichting Toekomst die naam wederom gaat voeren, vorderde Stichting Hoop (na vermeerdering van eis), samengevat: (1) een verklaring voor recht dat het voeren van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen onrechtmatig is, (2) een veroordeling tot staken van het gebruik van die naam, (3) een verbod om een handelsnaam te voeren waarvan de 'hoop' en 'kinderen' deel uitmaken, op straffe van een dwangsom, en (4) een veroordeling tot betaling van schadevergoeding ad f 10.000.
3.2. Stichting Toekomst voerde gemotiveerd verweer.
3.3. Bij vonnis van 27 november 2002 heeft de rechtbank 's-Gravenhage de vorderingen afgewezen.
3.4. Stichting Hoop is in beroep gekomen en heeft tegen het vonnis vijf grieven aangevoerd.
3.5. Stichting Toekomst voerde ook in appel gemotiveerd verweer.
3.6. Bij (tussen-)arrest van 25 augustus 2005 heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage de zaak naar de rol verwezen teneinde Stichting Hoop in de gelegenheid te stellen te reageren op een aantal door Stichting Toekomst bij memorie van antwoord overgelegde producties.
3.7. Na wisseling van akten, waarbij nog verdere producties in het geding werden gebracht, heeft het hof bij (eind-)arrest van 18 januari 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.8. Tegen de beide arresten van het hof heeft Stichting Hoop tijdig(3) beroep in cassatie ingesteld. Tegen Stichting Toekomst is verstek verleend. Stichting Hoop heeft haar standpunt schriftelijk doen toelichten.
4. Bespreking van het cassatiemiddel
4.1. Het cassatiemiddel, dat vier onderdelen omvat, richt zich (in het bijzonder) tegen rov. 4 t/m 6 van het eindarrest, waarin het hof - voor zover in cassatie van belang - overwoog:
'4. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat weliswaar de naam van geïntimeerde [Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen, toevoeging A-G] gelijkenis vertoont met de statutaire naam van appellante, maar gezien de omstandigheid dat appellante naar buiten toe veelal optreedt onder de naam "Juconi", al dan niet met toevoeging van haar statutaire naam, niet sprake is van een zodanig verwarringsgevaar dat dit kan leiden tot het door appellante verlangde verbod, ook al is de vestigingsplaats van partijen ('s-Gravenhage) dezelfde en zijn hun activiteiten vergelijkbaar. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat het gaat om de handelsnaam zoals die feitelijk wordt gevoerd. [...]
5. Daar komt nog bij dat de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW in dit verband haar grenzen kent en niet wordt verleend voor een "handelsnaam" die bestaat uit woorden die zijn gebruikt in de algemeen gebruikelijke betekenis van die woorden. In dit geval gaat het om de woorden "hoop" en "kinderen". Deze zijn in de statutaire naam van appellante gebruikt in de algemeen gebruikelijke betekenis van die woorden en beschrijven als het ware de doelstelling van appellante, terwijl die woorden niet zijn gebruikt in een combinatie die een bijzondere originaliteit bezit. Het hof is van oordeel dat de bescherming op grond van artikel 6:162 BW niet zover gaat dat appellante het gebruik van de woorden "hoop" en "kinderen" in hun algemene betekenis kan monopoliseren door andere organisaties te verbieden deze woorden in hun naamsaanduiding te gebruiken. Dit zou slechts anders zijn indien door het gebruik van die woorden verwarring bij het publiek te duchten is, maar dat is, zoals onder 4 overwogen, niet het geval omdat appellante naar buiten toe zich voornamelijk manifesteert onder de naam "Juconi".
6. De slotsom is dan ook dat geïntimeerde jegens appellante niet onrechtmatig handelt door het gebruik van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen. [...]'
4.2. Onderdeel 1 verwijt het hof overschrijding van de grenzen van de rechtsstrijd in rov. 4 (in samenhang met het overwogene in rov. 8 van het tussenarrest). Volgens het onderdeel was de omvang van de rechtsstrijd mede bepaald door de in appel niet bestreden feitenvaststelling in rov. 1a, 1b en 1d t/m 1g van het vonnis van de rechtbank(4) - waaromtrent het hof blijkens rov. 1 van het tussenarrest heeft beslist dat hij daarvan zou uitgaan - en met name de vaststelling onder 1a:
'Eiseres is opgericht op 25 juli 1995 en is sinds die datum naar buiten getreden onder haar statutaire naam STICHTING HOOP VOOR STRAAT- EN ZWERFKINDEREN. Zij is een fondsenwervende instelling die zich bezig houdt met het inzamelen van geld voor het verlenen van hulp aan kansarme kinderen. Deze hulp wordt projectmatig verleend op het gebied van onderdak, scholing en voeding volgens de zogenoemde Juconi-methode.'
Gelet op dit uitgangspunt kon, aldus het onderdeel, voor de oordeelsvorming in hoger beroep de stellingname van de tegenpartij dat eiseres tot cassatie niet haar (statutaire) benaming voert, maar naar buiten treedt onder haar statutaire naam in combinatie met de aanduiding 'Juconi', geen beslissende betekenis hebben.
4.3. Het onderdeel faalt. De appelrechter dient de in eerste aanleg verworpen of buiten behandeling gebleven verweren die de oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde in hoger beroep, niet heeft prijsgegeven, opnieuw of alsnog te onderzoeken, voor zover het hoger beroep de toewijsbaarheid van de vordering opnieuw aan de orde stelt(5). In eerste aanleg(6) heeft Stichting Toekomst (ampel) als één van haar verweren gevoerd dat Stichting Hoop haar statutaire naam meestal gebruikt met Juconi ervoor of erachter, dat Juconi in het briefhoofd overheerst, en dat ook in de vermeldingen in de 'Goede Doelengids' en in het overzicht van het CBF(7) gesproken wordt van 'St(ichting) Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen (JUCONI)'.
Dat de rechtbank de vorderingen van Stichting Hoop op andere gronden afwees, noopte Stichting Toekomst - gelet op de devolutieve werking van het appel - niet tot grieven harerzijds, óók niet tegen door Stichting Hoop bedoelde feitenvaststelling door de rechtbank. Dat het hof in zijn rov. 1 van het tussenarrest de daar genoemde door de rechtbank als vaststaand aangenomen feiten (waarin 'Juconi', anders dan met een verwijzing naar de 'methode-Juconi' niet voorkomt) tot uitgangspunt nam, verstak het hof niet van zijn bevoegdheid (respectievelijk kon niet afdoen aan 's hofs plicht, gelet op de devolutieve werking van het appel), om het in de vorige alinea bedoelde verweer van Stichting Toekomst alsnog te beoordelen.
Het stond Stichting Toekomst ook vrij om in appel dit verweer nader te benadrukken (daarover klaagt het onderdeel terecht niet).
4.4. Onderdeel 2 komt met een motiveringsklacht op tegen dezelfde rov. 4 van het eindarrest, en met name de deeloverweging 'dat weliswaar de naam van geïntimeerde [Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen, toevoeging A-G] gelijkenis vertoont met de statutaire naam van appellante, maar gezien de omstandigheid dat appellante naar buiten toe veelal optreedt onder de naam "Juconi", al dan niet met toevoeging van haar statutaire naam, niet sprake is van een zodanig verwarringsgevaar dat dit kan leiden tot het door appellante verlangde verbod, ook al is de vestigingsplaats van partijen ('s-Gravenhage) dezelfde en zijn hun activiteiten vergelijkbaar'.
4.5. De eerste klacht van het onderdeel (die in het vervolg daarvan nog terugkeert) is dat dit oordeel zich slecht laat rijmen met de in onderdeel 1 bedoelde vaststelling van het hof in rov. 1 van het tussenarrest dat de Stichting Hoop sinds de datum van haar oprichting naar buiten is getreden onder haar statutaire naam Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen.
4.6. Van een tegenstrijdigheid als in deze klacht bedoeld, is geen sprake. Het één (naar buiten treden sinds de datum van haar oprichting onder de statutaire naam Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen) sluit het ander (naar buiten toe veelal optreden onder de naam 'Juconi', al dan niet met toevoeging van haar statutaire naam) immers (bepaald) niet uit. Deze klacht faalt dus.
4.7. De tweede klacht van het onderdeel richt zich tegen 's hofs motivering dat de omstandigheid dat Stichting Hoop naar buiten toe veelal (cursivering overeenkomstig cassatiemiddel) optreedt onder de naam 'Juconi', al dan niet met toevoeging van haar statutaire naam, niet dragend kan zijn voor de beslissing dat 'niet sprake is van een zodanig verwarringsgevaar dat dit kan leiden tot het door appellante verlangde verbod, ook al is de vestigingsplaats van partijen ('s-Gravenhage) dezelfde en zijn hun activiteiten vergelijkbaar'.
Geklaagd wordt dat het hof geen inzicht geeft in zijn gedachtegang, voor zover Stichting Hoop (juist) niet (mede) onder de naam 'Juconi' optreedt.
4.8. Bij de vraag of zich een in aanmerking te nemen verwarringsgevaar kon voordoen, heeft het hof - terecht - 'in aanmerking genomen dat het gaat om de handelsnaam zoals die feitelijk wordt gevoerd' (rov. 4, tweede volzin; in het onderdeel niet aangehaald en - terecht(8) - niet bestreden).
Het hof heeft - als feitenrechter - vastgesteld dat Stichting Hoop naar buiten toe veelal optreedt onder de naam 'Juconi', al dan niet met toevoeging van haar statutaire naam, en dat daarom niet sprake is van een zodanig verwarringsgevaar dat dit kan leiden tot het door Stichting Hoop gevraagde verbod. In dit oordeel ligt besloten dat het feitelijk voeren door de Stichting Hoop van haar statutaire naam in samenhang met de naam 'Juconi' zodanig overheersend is (boven het voeren van die statutaire naam zonder de naam 'Juconi'), dat verwarringsgevaar daarmee (zo goed als) uitgesloten is.
De klacht gaat dus uit van een onjuiste lezing van het arrest en mist feitelijke grondslag.
Ik teken - terzijde - nog aan dat het onderdeel (terecht) niet klaagt dat zelfs een of meer 'snippers' van (al dan niet gebleken) verwarringsgevaar het hof aanleiding hadden moeten geven de vorderingen (geheel of ten dele) toe te wijzen. Een zodanige klacht zou m.i. ook erop afstuiten dat de mogelijkheid dat in enkele gevallen mogelijk van verwarring(sgevaar) zou kunnen worden gesproken, de rechter nog niet dwingt tot toewijzing van vorderingen als de onderhavige, omdat het hof die gevallen daarvoor van te geringe betekenis mocht achten(9).
4.9. Onderdeel 3 verwijt het hof dat het niet in de oordeelsvorming betrokken heeft het belang van de Stichting Toekomst bij gebruik van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen, nu (i) Stichting Toekomst reeds op 16 november 2000 haar statutaire naam gewijzigd heeft in Stichting Fonds Toekomst voor Kinderen, en (ii) regelgeving van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) meebrengt dat Stichting Fonds Toekomst niet een keur van het CBF zou krijgen bij gebruikmaking van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen. Het onderdeel verwijst naar par. 4 van de MvG.
4.10. De klacht faalt, omdat Stichting Hoop noch daar, noch elders op de in onderdeel 3 bedoelde belangenafweging heeft aangedrongen. De passage in par. 4 MvG maakt deel uit van hoofdstuk II 'Inleiding' van de MvG en laat zich niet als klacht lezen; in ieder geval is niet onbegrijpelijk dat het hof hierin niet een grief gelezen heeft.
4.11. Onderdeel 4 is gericht tegen rov. 5 van het eindarrest, waarin het hof blijk gegeven zou hebben van een onjuiste rechtsopvatting van de aan art. 6:162 BW te ontlenen bescherming, die zich ook niet zou laten rijmen met rov. 5 van het tussenarrest. Volgens het onderdeel komt het aan op de vraag of het gebruik van de benaming (al dan niet een handelsnaam in de zin van de Hnw) in het maatschappelijk verkeer tot verwarring kan of zal leiden (zoals in rov. 5 van het tussenarrest tot uitdrukking gebracht), waarbij niet van beslissend belang is (zoals ten onrechte tot uitdrukking gebracht in rov. 5 van het eindarrest) of de aanduiding al dan niet bestaat uit (een combinatie van) woorden die al of niet in samenhang van een bijzondere originaliteit getuigen. Het komt, aldus nog steeds het onderdeel, aan op onrechtmatig handelen als gevolg van verwarringsgevaar door het gebruik door Stichting Toekomst (zoals destijds gedaan) van de naam Stichting Fonds van Hoop voor Kinderen met de aanduiding Stichting Hoop voor Straat- en Zwerfkinderen, waarbij niet relevant is de vraag of de Stichting Hoop het gebruik van de woorden 'hoop' en 'kinderen' kan monopoliseren.
4.12. Het onderdeel miskent dat rov. 5 van het eindarrest (aanvangend met de woorden: 'Daar komt nog bij...') kennelijk een ten overvloede gegeven overweging is. Het onderdeel faalt derhalve bij gebrek aan belang, nu - gelet op de tevergeefs daartegen aangevoerde klachten - rov. 4 van het eindarrest 's hofs oordeel tot bekrachtiging van de afwijzing van de vorderingen door de rechtbank zelfstandig kan dragen.
Het onderdeel berust bovendien - zo teken ik ten overvloede aan - op onjuiste lezing van rov. 5 van het eindarrest, omdat het hof de door het onderdeel aangevochten deeloverwegingen (nu juist) heeft laten volgen door de deeloverweging aan het slot: 'Dit zou slechts anders zijn indien door het gebruik van die woorden verwarring bij het publiek te duchten is, maar dat is, zoals onder 4 overwogen, niet het geval omdat appellante naar buiten toe zich voornamelijk manifesteert onder de naam "Juconi".'
Tegen deze laatste deeloverweging richt het middel geen klacht.
Het onderdeel behoeft geen verdere bespreking.
5. Conclusie
Mijn conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
1 Ontleend aan rov. 1a, 1b en 1d t/m 1g van het vonnis van de rechtbank van 27 november 2002, waarnaar het hof in zijn tussenarrest van 25 augustus 2005 verwijst, alsmede rov. 5 van genoemd vonnis.
2 Het vonnis van de rechtbank van 27 november 2002 herinnert in rov. 5 aan de korte cassatietermijn ex art. 6 lid 5 Hnw (één maand) in die eerdere zaak.
3 Eindarrest hof 18 januari 2007; cassatiedagvaarding uitgebracht op 13 april 2007.
4 Hierboven vermeld onder 2.1 t/m 2.7.
5 Ras/Hammerstein, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken (2004), nrs. 41 en 76.
6 Zie Akte houdende verzet tegen vermeerdering van eis, tevens conclusie van dupliek, nrs. 4-5.
7 CBF = Centraal Bureau Fondsenwerving.
8 Vgl. Wichers Hoeth/Gielen c.s., Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht (2007), nrs. 469-470; Verkade 2005 (T&C IE), Handelsnaamwet, Inleidende opmerkingen aant. 3 en art. 1, aant. 3.
9 Vgl. (in auteursrechtelijke context) in die zin HR 5 januari 1979, NJ 1979, 339 (p. 1054 l.k.) m.nt. LWH (Heertje/Hollebrand c.s.).