HR, 11-07-2008, nr. 07/11505
ECLI:NL:PHR:2008:BD2714
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11-07-2008
- Zaaknummer
07/11505
- LJN
BD2714
- Vakgebied(en)
Horecarecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BD2714, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑07‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BD2714
ECLI:NL:PHR:2008:BD2714, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BD2714
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Nationaliteitsrecht. Procesrecht; beroep niet-ontvankelijk wegens overschreden cassatietermijn.
11 juli 2008
Eerste Kamer
07/11505
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoeker 2],
3. [Verzoeker 3],
allen wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.G. Evers,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 april 2006 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift hebben [verzoeker] c.s. zich gewend tot die rechtbank en verzocht vast te stellen dat zij in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit.
De Staat heeft bij brief van 5 februari 2007 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 juni 2007 het verzoek afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De bestreden beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage is uitgesproken op 7 juni 2007. Ingevolge art. 426 lid 1 Rv. kon hiertegen uiterlijk op 7 september 2007 cassatieberoep worden ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is niet binnen deze termijn ingediend, zodat verzoekers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in hun beroep;
veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 11 juli 2008.
Conclusie 11‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Nationaliteitsrecht. Procesrecht; beroep niet-ontvankelijk wegens overschreden cassatietermijn.
Nr. 07/11505
Mr L. Strikwerda
Parket, 23 mei 2008
conclusie inzake
1. [Verzoeker 1]
2. [Verzoeker 2]
3. [Verzoeker 3]
tegen
de Staat der Nederlanden
Edelhoogachtbaar College,
1. Thans verzoekers tot cassatie, hierna: [verzoeker] c.s., hebben op 4 april 2006 op de voet van art. 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, hierna: RWN, bij de rechtbank 's-Gravenhage een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoeken vast te stellen dat zij in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit.
2. Nadat thans verweerder in cassatie, hierna: de Staat, schriftelijk had geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en mondelinge behandeling van het verzoekschrift had plaatsgevonden, heeft de rechtbank bij beschikking van 7 juni 2007 het verzoek van [verzoeker] c.s. afgewezen.
3. [Verzoeker] c.s. hebben op de voet van art. 18 lid 2 RWN met een op 14 september 2007 gedagtekend verzoekschrift cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het verzoekschrift is blijkens de daarop geplaatste stempel bij de Hoge Raad ingekomen op 14 september 2007.
4. De Staat heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
5. Aangezien de bestreden beschikking van de rechtbank is uitgesproken op 7 juni 2007 en de cassatietermijn ingevolge art. 426 lid 1 Rv drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak, bedraagt, eindigde de cassatietermijn op 7 september 2007. Het cassatieberoep is echter ingesteld op 14 september 2007 en mitsdien te laat. [Verzoeker] c.s. kunnen bijgevolg in hun cassatieberoep niet worden ontvangen.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,