JOL 2008, 426
HR, 30-05-2008, nr. C06/218HR
HR 30-05-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6582
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 mei 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. Van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/218HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BC6582
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC6582, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑05‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC6582, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑06‑2006
Essentie
Vermogensrechtelijk afwikkeling huwelijk op voet wettelijk deelgenootschap; oud recht; vordering tot deling en vordering tot uitkering geldsom; tijdstip ontstaan vordering; toewijsbaarheid wettelijke rente vanaf datum ontbinding huwelijk?; art. 1:145 lid 1 (oud) BW; verzuim; opeisbaarheid vordering waarvan omvang nog niet is vastgesteld; vereiste ingebrekestelling.
Het gaat in deze zaak om een deelgenootschap waarop de art. 1:129 en 1:132-145 (oud) BW van toepassing zijn gebleven. Ingevolge art. 1:137 lid 1 (oud) BW kan ieder der echtgenoten na het eindigen van het deelgenootschap de deling vorderen van de vermogensvermeerdering van beider vermogen die gedurende het deelgenootschap heeft plaatsgevonden. Dit betekent ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.