HR, 25-04-2008, nr. R07/110HR
ECLI:NL:HR:2008:BC7721
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25-04-2008
- Zaaknummer
R07/110HR
- LJN
BC7721
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC7721, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑04‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC7721
ECLI:NL:HR:2008:BC7721, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑04‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC7721
- Wetingang
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Cassatie. Niet-ontvankelijkheid wegens overschrijding termijn van acht dagen voor cassatieberoep tegen arrest, gewezen op het hoger beroep van een vonnis als bedoeld in art. 354 (oud) F.
Rek.nr. R07/110HR
Mr L. Strikwerda
Parket, 21 maart 2008
conclusie inzake
[Verzoekster]
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 december 2003 is ten aanzien van thans verzoekster tot cassatie, hierna: [verzoekster], de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
2. Bij vonnis van genoemde rechtbank van 22 januari 2007 is de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] beëindigd zonder dat aan haar een "schone lei" is verleend.
3. [Verzoekster] is van dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, doch tevergeefs: bij arrest van 15 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
4. Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld bij een verzoekschrift dat op 31 mei 2007 per fax en op 1 juni 2007 in origineel ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen.
5. Aangezien het arrest van het hof is gewezen op het hoger beroep van een vonnis als bedoeld in art. 354 (oud) Fw, bedraagt ingevolge art. 355 lid 2 (oud) jo. art. 342 lid 3 (oud) Fw de cassatietermijn, evenals onder de huidige, bij Wet van 24 mei 2007, Stb. 192, per 1 januari 2008 ingevoerde regeling (art. 355 jo. art. 351 lid 5 Fw), acht dagen na de dag van de uitspraak van het arrest van het gerechtshof. Vgl. conclusie A-G Keus voor HR 7 april 2006, R05/106HR, LJN:AU9735, onder 1.5, voetnoot 3, en R.J. Verschoof, Schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen, 1998, blz. 169. Het arrest van het hof is uitgesproken op 15 mei 2007. De termijn voor beroep in cassatie eindigde derhalve op 23 mei 2007. Het cassatieberoep is echter ingesteld op 31 mei 2007 en mitsdien te laat. [Verzoekster] kan bijgevolg in haar cassatieberoep niet worden ontvangen.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 25‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Cassatie. Niet-ontvankelijkheid wegens overschrijding termijn van acht dagen voor cassatieberoep tegen arrest, gewezen op het hoger beroep van een vonnis als bedoeld in art. 354 (oud) F.
25 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/110HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekster zal hierna worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 december 2003 is ten aanzien van [verzoekster] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Hierna heeft de rechtbank bij vonnis van 22 januari 2007 de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] beëindigd zonder dat aan haar een schone lei is verleend.
Tegen het vonnis van 22 januari 2007 heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het arrest, gewezen op het hoger beroep van een vonnis als bedoeld in art. 354 (oud) F., is uitgesproken op 15 mei 2007 en het cassatieberoep is ingesteld op 31 mei 2007. De termijn voor dit beroep bedraagt echter acht dagen na de dag van de uitspraak van het arrest en eindigde op 23 mei 2007. Het beroep is derhalve te laat ingesteld en [verzoekster] kan hierin niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.