RvdW 2008, 481
HR, 25-04-2008, nr. C06/250HR
HR 25-04-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC2800
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 april 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/250HR
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
BC2800
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC2800, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑04‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC2800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑07‑2006
- Wetingang
Rv art. 337, 399; BW art. 6:162
Essentie
Terugkomen van bindende eindbeslissing; maatstaf.
De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
Samenvatting
De Gemeente heeft eiseres op haar verzoek om een RWW-uitkering, bij brief van 7 mei 1993 medegedeeld dat zij daarvoor niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.