RvdW 2008, 414
HR, 11-04-2008, nr. R07/129HR
HR 11-04-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC3927
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 april 2008
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
R07/129HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BC3927
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BC3927, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑04‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BC3927, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑07‑2007
- Wetingang
BW art. 1:377a, 377f; EVRM art. 8
Essentie
Omgang tussen kind en zaaddonor; maatstaf; ‘family life’; art. 8 EVRM; zwaarwegende belangen kind.
In het licht van de uit art. 8 EVRM voortvloeiende verplichtingen is het in beginsel niet langer gerechtvaardigd om met het oog op de beoordeling van het verzoek tot het treffen van een omgangsregeling onderscheid te maken tussen de juridische en de biologische vader die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Dit brengt mee dat ook naar huidig recht bij een verzoek op de voet van art. 1:377f tot het treffen van een omgangsregeling moet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.