HR, 29-02-2008, nr. C06/256HR
ECLI:NL:HR:2008:BB8864
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-02-2008
- Zaaknummer
C06/256HR
- LJN
BB8864
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BB8864, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 29‑02‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BB8864
ECLI:NL:HR:2008:BB8864, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑02‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BB8864
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2008-0130
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0130
Conclusie 29‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Arbeidsgeschil over betaling achterstallige premies ziekenfondsverzekering. Slagend cassatieberoep vonnis kantonrechter (art. 80 RO), onbegrijpelijk oordeel; HR doet zelf de zaak af.
Rolnr. C06/256HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 23 nov. 2007
conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Algemeen Ziekenfonds De Volharding U.A.
Edelhoogachtbaar College,
1. Deze zaak betreft een cassatieberoep tegen een vonnis van een kantonrechter.
2. Uit de gedingstukken blijkt het volgende.
(i) Bij exploot van 24 november 2005 heeft thans verweerster in cassatie, hierna: het Ziekenfonds, thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], gedagvaard voor de Rechtbank 's-Gravenhage, Sector Kanton, locatie 's-Gravenhage, hierna: de kantonrechter, tot betaling van Euro 350,55 met de wettelijke rente en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
(ii) Het Ziekenfonds heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [eiser] uit hoofde van een tussen partijen bestaande ziekenfondsverzekering tot en met augustus 2005 een achterstand in de betaling van verschuldigde premies heeft doen ontstaan van Euro 1.042,05, welk bedrag is te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten ad Euro 178,50. Hierop strekt in mindering een betaling door [eiser] van Euro 870,-, zodat resteert Euro 350,55.
(iii) [Eiser] heeft bij conclusie van antwoord de hoogte van de vordering betwist. Voorts heeft hij betwist buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.
(iv) Het Ziekenfonds heeft bij conclusie van repliek producties overgelegd en de eis vermeerderd tot, wat de hoofdsom betreft, een bedrag van Euro 449,25. Zij heeft daartoe gesteld dat de achterstand tot en met de maand december 2005 tot dat bedrag is opgelopen en heeft dit bedrag als volgt gespecificeerd:
hoofdsom Euro 1.217,30
buitengerechtelijke incassokosten Euro 178,50 +
Euro 1.395,80
voldaan Euro 946,55 -
Euro 449,25
(v) [Eiser] heeft bij conclusie van dupliek volhard bij zijn verweer en producties overgelegd.
3. Bij vonnis van 11 april 2006 heeft de kantonrechter onder meer overwogen:
"6. Gelet op de door gedaagde ([eiser]; A-G) overgelegde bankafschriften tot en met december 2005 is niet gebleken dat er meer is betaald dan eiseres (het Ziekenfonds; A-G) in mindering heeft gebracht op de vordering. De door gedaagde betaalde bedragen corresponderen met de betalingen die zijn opgenomen in het overzicht van eiseres. Nu gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat de cijfers van eiseres niet kloppen is de vordering met de wettelijke rente voor toewijzing vatbaar. Echter op de vordering strekt nog wel in mindering de betaling van gedaagde van 21 maart 2006 ten bedrage van Euro 197,40, voorzover deze rechtens betaald blijkt te zijn.
7. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. (...).
8. Gedaagde zal worden veroordeeld in de proceskosten, nu hij nodeloos proceskosten aan de zijde van eiseres veroorzaakt doordat hij zijn betalingsgedrag niet aan past en hij onregelmatig blijft betalen."
De kantonrechter heeft [eiser] vervolgens veroordeeld aan het Ziekenfonds te betalen
"een bedrag van Euro 449,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 november 2005 tot de dag der algehele voldoening, waarop in mindering strekt hetgeen rechtens betaald blijkt te zijn",
met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4. [Eiser] is tegen het vonnis van de kantonrechter (tijdig) in cassatie gekomen met een uit twee onderdelen opgebouwd middel. Het Ziekenfonds is in cassatie niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
5. Het middel keert zich tegen de hoogte van het bedrag dat de kantonrechter in hoofdsom aan het Ziekenfonds heeft toegewezen en tegen de proceskostenveroordeling. Volgens onderdeel A klopt het door de kantonrechter berekende bedrag aan nog onbetaald gebleven premies niet, en volgens onderdeel B heeft de kantonrechter ten onrechte de medegevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en [eiser] in de proceskosten veroordeeld.
6. Voor zover de onderdelen de gewraakte beslissingen van de kantonrechter met rechtsklachten bestrijden (zie de aanhef van het middel), stranden zij op het bepaalde in art. 80 lid 1 RO: tegen een vonnis of beschikking van de kantonrechter in een burgerlijke zaak waartegen, zoals in het onderhavige geval (zie art. 332 lid 1 Rv), geen hoger beroep kan of kon worden ingesteld, kan, behoudens de hier niet toepasselijke uitzondering bedoeld in HR 16 maart 2007, RvdW 2007, 307, geen beroep in cassatie worden ingesteld wegens schending van het recht.
7. Voor zover de onderdelen motiveringsklachten inhouden, geldt het volgende.
8. Wat het restant aan onbetaald gebleven premies betreft (onderdeel A), heeft de kantonrechter tot uitgangspunt genomen dat het Ziekenfonds tot en met de maand december 2005 van [eiser] aan premies te vorderen had een bedrag van in totaal Euro 1.217,30. Dit uitgangspunt wordt (behalve dat het onderdeel stelt dat dit bedrag iets hoger moet zijn, namelijk Euro 1.227,30) door het onderdeel niet bestreden. Voorts heeft de kantonrechter tot uitgangspunt genomen dat [eiser] aan premiebetaling heeft voldaan een bedrag van Euro 946,55 en voorts - op 21 maart 2006 - nog een bedrag van Euro 197,40. Dit laatste bedrag heeft de kantonrechter - blijkens r.o. 6 en het dictum van zijn vonnis - in aanmerking genomen voor zover het rechtens betaald blijkt te zijn. Ook dit uitgangspunt wordt door het onderdeel niet bestreden. Dit betekent dat de kantonrechter uitkomt op een openstaand bedrag aan onbetaalde premies van Euro 1.217,30 minus (Euro 946,55 plus Euro 197,40 is) Euro 1.143,95 is Euro 73,35. Het aan hoofdsom door de kantonrechter toegewezen bedrag stemt hiermee overeen: Euro 73,35 plus Euro 178,50 (aan buitengerechtelijke incassokosten) plus Euro 197,40 (betaling van 21 maart 2006, welke betaling de kantonrechter, zoals gezegd, slechts in mindering brengt, voor zover dit rechtens betaald blijkt te zijn) is Euro 449,25.
9. Onderdeel A stelt dat volgens de door [eiser] ontwikkelde, met producties gestaafde berekeningen nog Euro 83,45 aan premies onbetaald is gebleven. In aanmerking genomen dat het onderdeel uitgaat van een totaal bedrag aan verschuldigde premies dat Euro 10,- hoger is dan de kantonrechter tot uitgangspunt heeft genomen, komt de kantonrechter derhalve uit op hetzelfde bedrag aan nog openstaande premies als volgens het onderdeel volgt uit de stellingen van [eiser]. De motiveringsklacht van onderdeel A faalt derhalve wegens gebrek aan feitelijke grondslag.
10. Onderdeel B treft doel voor zover het zich beklaagt over de toewijzing van de medegevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Nu de kantonrechter in r.o. 7 heeft overwogen dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, is niet begrijpelijk dat de kantonrechter in het dictum van zijn vonnis een bedrag heeft toegewezen dat mede het door het Ziekenfonds gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten omvat.
11. Voor zover onderdeel B klaagt over de proceskostenveroordeling, faalt het. De strekking van de klacht is kennelijk dat, indien onderdeel A slaagt en het oordeel van de kantonrechter omtrent de premieachterstand dus geen stand kan houden, de door de kantonrechter aan zijn oordeel omtrent de proceskostenveroordeling meegegeven motivering (het betalingsgedrag van [eiser] met betrekking tot de premies) evenmin stand kan houden. Aangezien onderdeel A faalt, treft de onderhavige klacht evenmin doel.
12. Het bestreden vonnis kan, nu onderdeel B gedeeltelijk doel treft, niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen door, met vernietiging van het bestreden vonnis in zoverre, het aan hoofdsom toegewezen bedrag van Euro 449,25 te verminderen met Euro 178,50 en te bepalen op Euro 270,75.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als aangegeven onder 12.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak 29‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Arbeidsgeschil over betaling achterstallige premies ziekenfondsverzekering. Slagend cassatieberoep vonnis kantonrechter (art. 80 RO), onbegrijpelijk oordeel; HR doet zelf de zaak af.
29 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/256HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
ALGEMEEN ZIEKENFONDS DE VOLHARDING U.A.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Azivo.
1. Het geding in feitelijke instanties
Azivo heeft bij exploot van 24 november 2005 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, na wijziging van eis, [eiser] te veroordelen om aan Azivo te betalen een bedrag van € 449,25, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 11 april 2006 [eiser] veroordeeld om aan Azivo te betalen een bedrag van € 449,25, met rente en kosten.
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Azivo is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als aangegeven onder 12 in de conclusie.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 december 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Op vordering van Azivo is [eiser] door de kantonrechter veroordeeld tot, kort gezegd, betaling van een bedrag van € 449,25 aan achterstallige premies uit hoofde van een tussen hen bestaande ziekenfondsverzekering.
Onderdeel B van het middel klaagt onder meer dat in genoemd bedrag ten onrechte een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten is begrepen. De klacht is gegrond. Het bedrag van € 449,25 tot betaling waarvan [eiser] is veroordeeld, omvat blijkens rov. 4 van het vonnis mede het bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. In rov. 7 heeft de kantonrechter evenwel overwogen dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. In dat licht is niet begrijpelijk dat desalniettemin het bedrag van € 449,25 (in plaats van een bedrag van € 270,75) is toegewezen.
3.2 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen op de wijze als hierna vermeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 11 april 2006, doch uitsluitend voor zover [eiser] is veroordeeld tot betaling aan Azivo van een bedrag van € 449,25 aan hoofdsom;
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Azivo van een bedrag aan hoofdsom van € 270,75;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Azivo in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.062,05 in totaal, waarvan € 2.988,05 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de Griffier, en € 74,-- aan [eiser].
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 29 februari 2008.