HR, 22-02-2008, nr. C06/285HR
ECLI:NL:HR:2008:BC1248
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22-02-2008
- Zaaknummer
C06/285HR
- LJN
BC1248
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC1248, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC1248
ECLI:NL:HR:2008:BC1248, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑02‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1248
- Wetingang
- Vindplaatsen
Conclusie 22‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Opheffingskortgeding, hoedanigheid aanlegger; aan middel te stellen eisen (81 RO).
Rolnr. C06/285HR
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 21 december 2007
Conclusie inzake:
1. [Eiser 1]
2. Digisys B.V.
3. Digisys Sales B.V.
tegen
Verelle B.V.B.A.
Deze zaak komt in aanmerking voor een verkorte conclusie.
1.1 Het tijdig(1) tegen het arrest van het gerechtshof te 's Hertogenbosch van 4 juli 2006 ingestelde beroep in cassatie bevat twee middelen.
1.2 Het eerste middel is gericht tegen rechtsoverweging 8.6.1, waarin het hof als volgt heeft overwogen:
"[Eiser 1] licht niet toe waarom het feit dat uit de stellingen van Digisave c.s. niet blijkt dat hij als directeur en aandeelhouder dan wel pro se is gedagvaard tot niet-ontvankelijkheid van Digisave c.s. zou moeten leiden. Kennelijk heeft [eiser 1] de bodemprocedure waarin op 11 augustus 2004 door de rechtbank Breda eindvonnis is gewezen op het oog, nu in de onderhavige, door [eiser] c.s. aanhangig gemaakte procedure van dagvaarding van [eiser 1] geen sprake is. In deze bodemprocedure is [eiser 1] pro se - en niet in de hoedanigheid van directeur en aandeelhouder - veroordeeld tot afgifte van de daarin genoemde goederen, waarmee de hoedanigheid van [eiser 1] is gegeven."
1.3 Het aangevallen oordeel is niet onbegrijpelijk, nu daarin ligt besloten dat:
(a) de onderhavige kort gedingprocedure tot opheffing van het op 6 juli 2004 op het woonhuis van [eiser 1] gelegde beslag en van het eveneens op die dag ten laste van [eiser 1] gelegde derdenbeslag onder ING Bank, is aangespannen door (o.m.) [eiser 1] zelf;
(b) als in het door [eiser 1] ingestelde hoger beroep tegen de weigering van de gevraagde voorziening door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda in grief II wordt gesproken over "het gedagvaard zijn van [eiser 1]" niet anders kan zijn gedoeld dan op de mede door verweerster in cassatie aangespannen bodemprocedure tegen [eiser 1], nu - zoals gezegd - de kort gedingprocedure door [eiser 1] zelf in geëntameerd;
(c) [eiser 1] in genoemde bodemprocedure pro se is gedagvaard, hetgeen door het hof bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van 20 maart 2007 ook zo is vastgesteld;
(d) [eiser 1] in deze kort gedingprocedure niet heeft gesteld in een bepaalde hoedanigheid op te treden, zodat het
(e) niet op de weg van de wederpartij van [eiser 1] ligt om omtrent de hoedanigheid van [eiser 1] iets te stellen.
Middel 1 faalt mitsdien.
1.4 Het tweede middel is gericht tegen rechtsoverweging 8.10, waarin het hof als volgt heeft overwogen:
"[Eiser] c.s. heeft aangevoerd dat, nu Digisave is ontbonden, welke ontbinding heeft plaatsgevonden in strijd met de statuten, Digisave c.s. niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen."
1.5 Het middel bevat een opsomming van enerzijds standpunten en anderzijds op klachten gelijkende opmerkingen, waarin echter niet wordt aangegeven waarom het bestreden oordeel van het hof niet juist en/of onbegrijpelijk zou zijn. Het middel voldoet derhalve niet aan art. 407 lid 2 Rv.
1.6 M.i. kan het cassatieberoep in zijn geheel met toepassing van art. 81 RO worden verworpen.
2. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 De cassatiedagvaarding is op 30 augustus 2006 uitgebracht. Het betreft hier een kort gedingprocedure.
Uitspraak 22‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Opheffingskortgeding, hoedanigheid aanlegger; aan middel te stellen eisen (81 RO).
22 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/285HR
IV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. DIGISYS B.V., en
3. DIGISYS SALES B.V.,
beide gevestigd te Fijnaart, gemeente Moerdijk,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
de vennootschap naar Belgische recht VERELLE B.V. B.A.,
gevestigd te Kapellen, België,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Verelle.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] c.s. hebben bij exploten van 2 juli 2004 en 28 juli 2004 Verelle in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Breda en gevorderd, kort gezegd, opheffing van twee onder [eiser] c.s. door Verelle gelegde beslagen.
Verelle heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd, kort gezegd, voorzieningen te treffen op straffe van een door de voorzieningenrechter op te leggen dwangsom.
[Eiser] c.s. hebben de vordering in reconventie bestreden.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 9 september 2004 de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na een tussenarrest van 28 maart 2006 te hebben gewezen, heeft het hof bij eindarrest van 4 juli 2006 het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Verelle heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal mr. E. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Verelle begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 februari 2008.