NJB 2008, 445
HR, 01-02-2008, nr. C06/029HR: ING/Provincie Utrecht
HR 01-02-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1486 (ING/Provincie Utrecht)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 februari 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en F.B. Bakels
- Zaaknummer
C06/029HR
- LJN
BC1486
- Roepnaam
ING/Provincie Utrecht
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC1486, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC1486, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑02‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑12‑2005
- Wetingang
BW (oud) art. 1439; BW art. 6:142; BW art. 7:850 lid 3; Overgangswet NBW art. 68a lid 1; Overgangswet NBW art. 69; Overgangswet NBW art. 220
Essentie
Een borgstelling vindt plaats vóór de invoering van het huidig BW. De regresnemende borg wil zich op gelijke voet met de hoofdschuldeiser verhalen op de verhypothekeerde zaken van de hoofdschuldenaar. Naar huidig recht kan dat; naar oud recht niet. Overgangsrecht. HR: in afwijking van de hoofdregel van onmiddellijke werking van de nieuwe wet wordt de verhouding tussen de schuldeiser en de borg ook na invoering van de nieuwe wet beheerst door het oude recht.
Partij(en)
ING Bank N.V., adv. mr. M.V. Polak,
tegen
de provincie Utrecht, adv. mr. G. Snijders.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
In 1982 heeft een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.