RAV 2008, 24
Overheidsaansprakelijkheid. Vanaf wanneer is het verblijf van een tbs-veroordeelde in een huis van bewaring, in afwachting van plaatsing in een tbs-kliniek, onrechtmatig?
HR 21-12-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5074
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 december 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann, J.C. van Oven
- Zaaknummer
C06/194HR
- LJN
BB5074
- JCDI
JCDI:ADS870910:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB5074, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑12‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB5074, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑12‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑07‑2006
- Wetingang
BW art. 6:162; EVRM art. 5
Essentie
Vanaf welk tijdstip is het verblijf van een tbs-veroordeelde in een huis van bewaring, in afwachting van plaatsing in een tbs-kliniek, als onrechtmatig aan te merken?
Samenvatting
Verweerder is door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf met aansluitend de maatregel van ter beschikking stelling met verpleging van overheidswege (tbs). In afwachting van zijn plaatsing in een tbs-kliniek is verweerder, na afloop van zijn gevangenisstraf, gedurende veertien maanden in een huis van bewaring geplaatst. Verweerder vordert van de Staat vergoeding van immateriële schade, ontstaan door zijn langere verblijf dan de volgens verweerder toegestane periode van negentig dagen. Het hof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.