NJB 2007, 2234
HR, 02-11-2007, nr. C06/106HR
HR 02-11-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA8445
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 november 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/106HR
- Conclusie
A-G mr. D.W.F. Verkade
- LJN
BA8445
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BA8445, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑11‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BA8445, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑11‑2007
- Wetingang
BW (oud) art. 4:953 lid 2; BW (oud) art. 7A:1718; BW art. 3:44 lid 4; BW art. 7:176; Rv art. 150
Essentie
Een erflaatster heeft verbleven in een herstelcentrum. Nadat zij die instelling had verlaten, heeft zij schenkingen gedaan aan een personeelslid van de instelling. De erven roepen de nietigheid van de schenkingen in op grond van art. 4:953 jo. art. 7A:1718 BW (oud), waarin is bepaald dat dergelijke schenkingen nietig zijn, indien zij gedurende het verblijf in de instelling aan het personeelslid worden gedaan. Voorts beroepen zij zich op misbruik van omstandigheden; art. 7:176 BW bepaalt dat in geval van een beroep op misbruik van omstandigheden bij een schenking de bewijslast van het tegendeel in beginsel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.