HR, 05-10-2007, nr. R07/123HR
ECLI:NL:HR:2007:BB3321
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
05-10-2007
- Zaaknummer
R07/123HR
- LJN
BB3321
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BB3321, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BB3321
ECLI:NL:HR:2007:BB3321, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑10‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BB3321
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑06‑2007
- Wetingang
art. 2 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
- Vindplaatsen
BJ 2007/44 met annotatie van W. Dijkers
BJ 2007/44 met annotatie van W. Dijkers
Conclusie 05‑10‑2007
Inhoudsindicatie
Bopz; geweigerde voorlopige machtiging in een geval van alcoholverslaving/afhankelijkheid van alcohol; (andere) psychische stoornis als bedoeld in HR 23 september 2005, nr. R05/076, NJ 2007, 230, maatstaf; onbegrijpelijk oordeel.
R07/123HR
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 17 augustus 2007
Conclusie inzake:
Officier van Justitie te 's-Gravenhage
tegen
[Verweerder]
In deze zaak heeft de rechtbank de verzochte voorlopige machtiging geweigerd. Het cassatiemiddel stelt de vraag aan de orde of bij een alcoholverslaafde sprake is van een stoornis van de geestvermogens die de betrokkene gevaar doet veroorzaken.
1. De feiten en het procesverloop
1.1. De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage heeft op 21 maart 2007 aan de rechtbank aldaar verzocht een voorlopige machtiging te verlenen om gerekestreerde in cassatie (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven. Betrokkene verbleef toen krachtens een inbewaringstelling in het psychiatrisch ziekenhuis Parnassia te 's-Gravenhage. Bij het verzoekschrift is onder meer een geneeskundige verklaring overgelegd, op 19 maart 2007 opgemaakt en ondertekend door de geneesheer-directeur van dat ziekenhuis, die betrokkene heeft doen onderzoeken door de niet bij de behandeling betrokken psychiater [betrokkene 1], die de geneeskundige verklaring mede heeft ondertekend.
1.2. De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 27 maart 2007. Gehoord zijn: betrokkene (geboren in 1944) en zijn advocaat en de behandelend arts [betrokkene 2].
1.3. Bij beschikking van dezelfde datum heeft de rechtbank de verzochte machtiging geweigerd. De rechtbank stelde vast dat in de geneeskundige verklaring als diagnose is gesteld: "persisterende amnestische stoornis ten gevolge van langdurig fors alcoholmisbruik (Syndroom van Korsakov). Afhankelijkheid van alcohol". Na aanhaling van HR 23 september 2005, hierna te noemen, overwoog zij:
"... dat de rechtbank, op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, ervan uitgaat dat betrokkene lijdt aan het Syndroom van Korsakov en de daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen, maar dat niet is gebleken dat dit gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als hiervoor omschreven, zodat het verzoek niet kan worden toegewezen."
1.4. Namens de officier van justitie is - tijdig - beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1. Art. 2 lid 1 Wet Bopz vereist voor het verlenen van een voorlopige machtiging dat de betrokkene gestoord is in zijn geestvermogens. Art. 2 lid 2 voegt daaraan als vereisten toe dat de stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken en dat dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. De verhouding tussen deze wettelijke regels en alcoholverslaving is reeds aan de orde geweest in HR 23 september 2005, NJ 2007, 230 m.nt. J. Legemaate (BJ 2005, 35 m.nt. W. Dijkers), waarnaar ik moge verwijzen(1). De opvatting dat een alcoholverslaving nimmer een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz kan opleveren werd door de Hoge Raad uitdrukkelijk verworpen (rov. 3.4.1).
2.2. Of in een voorkomend geval sprake is van een stoornis van de geestvermogens van een zodanige aard dat een vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is moet, telkens voor ieder individueel geval afzonderlijk, worden vastgesteld op basis van een objectief geneeskundig onderzoek door een specialist (psychiater). Het enkele feit dat de betrokkene verslaafd is, is daartoe niet voldoende. Van belang is, of de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat aan de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst (rov. 3.3.4 - 3.3.5). Deze, grotendeels aan de parlementaire geschiedenis van de Wet Bopz ontleende omschrijving dekt zowel gevallen van comorbiditeit(2) als gevallen waarin alleen sprake is van alcoholafhankelijkheid mits deze de bovengenoemde graad van ernst heeft bereikt(3).
2.3. Alcoholmisbruik gedurende langere tijd kan leiden tot een chronisch organisch psychosyndroom, het `syndroom van Korsakov'. Dit is een complex van verschijnselen dat erop duidt dat bepaalde hersenfuncties zijn aangetast. Kenmerkende verschijnselen bij dit syndroom zijn geheugenstoornissen, desoriëntatie naar tijd en plaats en confabulaties (het vertellen van gelegenheidsverzinsels, veelal om lacunes in het geheugen te maskeren). In zijn beschikking van 23 september 2005 (rov. 3.3.5) heeft de Hoge Raad overwogen dat, aangezien telkens per individueel geval op basis van een objectief medisch onderzoek moet worden beoordeeld of een vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is, niet in het algemeen kan worden gezegd dat de aanwezigheid van het syndroom van Korsakov vereist is voor het oordeel dat sprake is van een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz(4), noch dat die diagnose op zichzelf daartoe voldoende is.
2.4. Wie zich regelmatig bedrinkt behoeft nog niet in zijn geestesvermogens gestoord te zijn, ook al schaadt hij daarmee (terstond of op termijn) zijn gezondheid: het alcoholmisbruik kan berusten op een eigen keuze van een wilsbekwame persoon. Heeft een persoon met een alcoholverslaving het stadium bereikt waarop de diagnose `syndroom van Korsakov' van toepassing is, dan is het de vraag of het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van de patiënt wordt beïnvloed. Door een rechtbank is wel eens geoordeeld dat, ook al was het syndroom van Korsakov als diagnose gesteld, toch niet sprake was van een zodanige stoornis dat de betrokkene in overwegende mate onder invloed van die stoornis tot zijn gevaarvolle handelen komt(5). Daaruit volgt niet dat die rechtbank van oordeel was dat in dat geval geen sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, maar volgt m.i. dat de rechtbank van oordeel was dat niet werd voldaan aan de eis van oorzakelijk verband tussen de stoornis en het gevaar. Uit (rov. 3.3.5 van) de beschikking van 23 september 2005 leid ik af dat enkel met de diagnose `syndroom van Korsakov' nog niet vaststaat dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van de patiënt wordt beïnvloed, noch vaststaat dat de stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken, noch vaststaat dat dit gevaar ernstig genoeg is om de vrijheidsbeneming te rechtvaardigen(6). Voor de praktijk lijkt mij met name van belang dat de beschikking van 23 september 2005 maatwerk eist.
2.5. Het cassatiemiddel in de huidige zaak klaagt dat het oordeel van de rechtbank blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is. Het middel wijst op de inhoud van de geneeskundige verklaring waaruit volgens de klacht blijkt dat bij betrokkene sprake is van "psycho-organische stoornissen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie)" en van "stoornissen door gebruik van middelen", die betrokkene het gevaar doen veroorzaken dat hij zichzelf van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen(7).
2.6. De rechtbank heeft de in HR 23 september 2005 geformuleerde maatstaf tot uitgangspunt genomen. De rechtsklacht stuit m.i. hierop af. In haar oordeel ligt besloten dat, ook al is ten aanzien van betrokkene het syndroom van Korsakov als diagnose gesteld, met inbegrip van oordeels- en kritiekstoornissen en problemen met het korte termijngeheugen, dit niet heeft geleid tot een stoornis van de geestvermogens die betrokkene gevaar doet veroorzaken en in elk geval niet voldoende is geacht om de verzochte vrijheidsbeneming te rechtvaardigen.
2.7. De subsidiaire motiveringsklacht is in het cassatierekest onder 2.6 nader toegelicht onder verwijzing naar een aantal passages in de geneeskundige verklaring. Kort samengevat, moet volgens de geneeskundige verklaring worden gevreesd voor gevaar dat betrokkene zichzelf ernstig letsel zal toebrengen (dit is als het belangrijkste gevaar aangekruist), evenals gevaar dat betrokkene zichzelf zal verwaarlozen en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen(8). Dit onderzoeksresultaat is nader toegelicht met de mededeling dat betrokkene onder de blauwe plekken zit omdat hij regelmatig valt vanwege fors alcoholgebruik(9); dat betrokkene vaak een brandende sigaret uit zijn handen laat vallen, in verband waarmee voor brandgevaar wordt gevreesd; tenslotte is sprake van lichamelijke verwaarlozing (niet in staat voor zichzelf te zorgen, incontinent, neemt thuis geen medicatie omdat hij het vergeet). Twee maanden geleden is hij in comateuze toestand thuis gevonden. Volgens de geneeskundige verklaring ontbreekt het betrokkene volledig aan ziekte-inzicht.
2.8. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat niet is gebleken dat het geconstateerde syndroom van Korsakov (met inbegrip van de oordeels- en kritiekstoornissen en geheugenproblemen) gepaard gaat met andere psychische stoornissen, acht ik dat oordeel niet onbegrijpelijk. De geneeskundige verklaring maakt geen melding van comorbiditeit; in elk geval doet het cassatiemiddel daar geen beroep op. Volgens de behandelend arts heeft betrokkene geen andere stoornissen(10).
2.9. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat het geconstateerde syndroom van Korsakov in dit geval niet gepaard gaat met een stoornis van de geestvermogens van een zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat aan de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst (de maatstaf van HR 23 september 2005), is voor de lezer inderdaad niet na te gaan waarop de rechtbank dit oordeel grondt. Naar de eigen vaststelling van de rechtbank gaat het syndroom van Korsakov in dit geval gepaard met oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen. Indien de rechtbank meent dat oordeels- en kritiekstoornissen het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen in het geheel niet beïnvloeden, is onduidelijk waarop dat oordeel berust. Indien de rechtbank van oordeel is dat weliswaar een ziekelijke stoornis van de geestvermogens aanwezig is, maar het oorzakelijk verband tussen deze stoornis en het gevreesde gevaar ontbreekt, of indien de vastgestelde stoornissen door de rechtbank niet voldoende zijn geacht om de verzochte vrijheidsbeneming te rechtvaardigen, heeft de rechter weliswaar een beoordelingsvrijheid - de rechtbank is niet gebonden aan het oordeel van de niet bij de behandeling betrokken psychiater -, maar had op grond van de algemene motiveringseis wel nader gemotiveerd moeten worden wat de rechtbank daarbij voor ogen stond. De beslissing wordt in elk geval niet verklaard door de geneeskundige verklaring waarnaar de rechtbank verwijst. Om deze reden slaagt de subsidiaire motiveringsklacht en kan de bestreden beslissing m.i. niet in stand blijven.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank te 's-Gravenhage.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 Zie voor de beslissing na verwijzing: Rb Rotterdam 22 november 2005, BJ 2006, 17. Zie ook: De Wet Bopz, artikelsgewijs commentaar, losbl., aant. 2.4.8 op art. 2 (W. Dijkers).
2 Comorbiditeit is het gelijktijdig voorkomen van verschillende stoornissen bij één patiënt.
3 Na de beschikking van de Hoge Raad is de problematiek van de psychiatrische behandeling van verslaafden nog aan de orde geweest in de rapportage van de Commissie derde evaluatie Wet Bopz: zie deelrapport 4 (E.E. Können en A.J.J. van der Kwartel, red.), Grensgebieden van de Wet Bopz, 2007, i.h.b. blz. 22 en 28 - 31.
4 De Hoge Raad nam hiermee afstand van Rb Zutphen 19 maart 2003, BJ 2003, 57 m.nt. R.H. Zuijderhoudt, een beslissing waarop de patiënt een beroep had gedaan.
5 Rb Zutphen 3 november 2004, BJ 2005, 22 m.nt. R. H. Zuijderhoudt; zie hierover alinea 2.17 van mijn conclusie voor HR 23 september 2005, reeds aangehaald.
6 Zie ook de noot van W. Dijkers onder die beschikking in BJ 2005, 35, onder punt 2.
7 Vgl. rubriek 4.d, respectievelijk 5.b van de geneeskundige verklaring.
8 Het eveneens aangekruiste gevaar dat betrokkene maatschappelijk ten onder gaat laat ik hier buiten beschouwing.
9 Volgens de geneeskundige verklaring heeft betrokkene eenmaal zijn enkel gebroken.
10 Zie het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
Uitspraak 05‑10‑2007
Inhoudsindicatie
Bopz; geweigerde voorlopige machtiging in een geval van alcoholverslaving/afhankelijkheid van alcohol; (andere) psychische stoornis als bedoeld in HR 23 september 2005, nr. R05/076, NJ 2007, 230, maatstaf; onbegrijpelijk oordeel.
5 oktober 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/123HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT 'S-GRAVENHAGE,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de officier van justitie en betrokkene.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage heeft op 21 maart 2007, onder overlegging van een op 19 maart 2007 door de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis Parnassia te 's-Gravenhage en psychiater [betrokkene 1] als de niet bij de behandeling betrokken psychiater ondertekende geneeskundige verklaring, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft het verzoek ter terechtzitting van 27 maart 2007 mondeling behandeld in aanwezigheid van betrokkene en zijn advocaat en de behandelend arts [betrokkene 2]. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank de verzochte (voorlopige) machtiging geweigerd.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de officier van justitie beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De rechtsklacht faalt. De rechtbank heeft bij haar beoordeling van het verzoek van de officier van justitie - terecht - vooropgesteld dat alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed, dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst (HR 23 september 2005, nr. R05/076, NJ 2007, 230).
3.2 De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting ervan uitgegaan dat betrokkene lijdt aan het syndroom van Korsakov en de daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen, maar dat niet is gebleken dat dit gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als hiervoor in 3.1 omschreven. De motiveringsklacht voert onder verwijzing naar gegevens die vermeld zijn in de geneeskundige verklaring, het behandelplan en de voortgangsrapportage aan dat laatstbedoeld oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk is.
3.3 Deze klacht is gegrond. De geneeskundige verklaring vermeldt als symptomen, gedragingen en feiten op grond waarvan geoordeeld wordt dat betrokkene lijdt aan een stoornis van geestesvermogens onder meer (i) dat betrokkene een sterk gestoord kortetermijngeheugen heeft en de hiaten in het geheugen opvult met het herhalen van zinnen en confabulaties, en dat betrokkene gediagnosticeerd is met het syndroom van Korsakov, (ii) dat betrokkene afhankelijk is van zorg omdat hij zichzelf slecht verzorgt en daarbij ook incontinent is, (iii) dat betrokkene veel alcohol drinkt ondanks dat hem herhaaldelijk verteld is dat dit gecontraïndiceerd is in verband met lichamelijke en psychische complicaties en (iv) dat betrokkene slecht eet, omdat hij dit vergeet. Als gedragingen van betrokkene op grond waarvan geoordeeld wordt dat diens stoornis van geestesvermogens een gevaar oplevert voor hemzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen noemt de geneeskundige verklaring onder meer (v) dat betrokkene onder de blauwe plekken zit omdat hij regelmatig valt vanwege fors alcoholgebruik, (vi) dat betrokkene fors rookt (te zien aan de bruine verkleuring van zijn vingers) en vaak de brandende sigaret uit zijn handen laat vallen. Het gevaar bestaat volgens de geneeskundige verklaring daaruit dat betrokkene zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt door het regelmatig vallen, brandgevaar en verwaarlozing van zowel de lichamelijke als geestelijke gezondheid. Daarnaast vermeldt de geneeskundige verklaring onder meer dat betrokkene nu is opgenomen vanwege lichamelijk letsel (gebroken enkel), dat betrokkene ongeveer twee maanden geleden in comateuze toestand thuis is gevonden, dat er diverse brandplekken op de bank zitten en dat betrokkene ongeveer twee weken geleden een grote blaar op zijn vingers had ten gevolge van verbranding door een sigaret. Zonder nadere motivering, die evenwel ontbreekt, is onduidelijk waarom de rechtbank oordeelde dat het syndroom van Korsakov met de daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen waaraan betrokkene lijdt niet gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als hiervoor bij 3.1 bedoeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 maart 2007;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar die rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 5 oktober 2007.
Beroepschrift 27‑06‑2007
VERZOEKSCHRIFT
AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Geeft eerbiedig te kennen:
De Officier van Justitie in het arrondissement 's‑Gravenhage, te dezer zake woonplaats kiezende te 's‑Gravenhage aan het Koningin Julianaplein nr. 10, kantoren ‘Stichthage’, dertiende verdieping (Postbus 11756, 2502 AT), ten kantore van de advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. D. Stoutjesdijk, die namens haar dit verzoekschrift ondertekent en indient,
De Officier van Justitie stelt hierbij beroep in cassatie in van de beschikking van de Rechtbank 's‑Gravenhage, sector familie- en jeugdrecht, enkelvoudige kamer, van 27 maart 2007, kenmerk P 07-0911444, gewezen tussen de Officier van Justitie als verzoekster en als betrokkene [verweerder], wonende te [woonplaats] op de [adres] ([postcode]), en verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Psycho Medisch Centrum Parnassia, locatie Albardastraat te 's‑Gravenhage, voor wie in vorige instantie optrad mr.J.P. Thissen, kantoorhoudende op de Groot-Hertoginnelaan nr. 45 (2517 EC) te 's‑Gravenhage.
De Officier van Justitie legt hierbij het procesdossier over, bestaande uit:
- 1.
verzoekschrift voorlopige machtiging d.d. 21 maart 2007;
- 2.
geneeskundige verklaring d.d. 19 maart 2007;
- 3.
behandelplan d.d. 16 maart 2007 en voortgangsreportage d.d. 19 maart 2007;
- 4.
proces-verbaal van terechtzitting d.d. 27 maart 2007 (ontbreekt);
- 5.
beschikking Rechtbank 's‑Gravenhage d.d. 27 maart 2007.
Ten tijde van de indiening van dit verzoekschrift beschikte de Officier van Justitie nog niet over het proces-verbaal van de zitting van 27 maart 2007. Verzoekster tot cassatie behoudt zich hierbij uitdrukkelijk het recht voor het verzoekschrift tot cassatie aan te passen en/of te wijzigen indien en voor zover het proces-verbaal daartoe aanleiding geeft. Het proces-verbaal is opgevraagd en zal na ontvangst ervan aan de griffier van Uw Raad worden gezonden.
Tegen de hiervoor vermelde beschikking moge de Officier van Justitie doen aanvoeren het navolgende:
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid met zich brengt, doordien de Rechtbank op de in de bestreden beschikking vermelde gronden heeft beslist en recht gedaan als in haar beschikking vermeld, zulks ten onrechte om de navolgende, mede in onderling verband en samenhang te beschouwen, redenen:
1. Inleiding; feiten en procesverloop; oordeel Rechtbank
1.1
Inzet van het onderhavige cassatieberoep is de vraag of bij betrokkene, ten aanzien van wie sprake is van psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie) en stoornissen door gebruik van middelen, sprake is van een stoornis van de geestvermogens in de zin van art. 1 lid 1 sub d Wet Bopz.
1.2
De Officier van Justitie heeft bij verzoekschrift van 21 maart 2007 een voorlopige machtiging verzocht tot het doen opnemen en doen verblijven van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, die krachtens een met rechterlijke machtiging d.d. 15 maart 2007 voortgezette inbewaringstelling verblijft in het psychiatrisch ziekenhuis Psycho Medisch Centrum Parnassia.
1.3
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij betrokkene sprake is van psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie) en stoornissen door gebruik van middelen, waarvan de eerste als belangrijkste diagnose wordt vermeld. Blijkens de geneeskundige verklaring is betrokkene in 2004 gediagnosticeerd met het Syndroom van Korsakov en zijn de klachten gedurende de afgelopen drie maanden progressief verslechterd. Volgens de geneeskundige verklaring doet de stoornis betrokkene het gevaar veroorzaken dat hij zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, het gevaar dat hij maatschappelijk ten onder gaat, het gevaar dat hij zichzelf ernstig zal verwaarlozen en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, waarvan eerstgenoemd gevaar als belangrijkste wordt aangemerkt.
Zie nader:
- —
geneeskundige verklaring, achter 4a–d en 5a–c.
1.4
De Rechtbank heeft de verzochte machtiging geweigerd, zulks op grond van het oordeel dat zij op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting ervan uitgaat dat betrokkene lijdt aan het Syndroom van Korsakov en dat daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoomissen en (korte) geheugenproblemen, maar dat niet is gebleken dat dit gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als omschreven in de beschikking van Uw Raad van 23 september 2005, R05/076, NJ 2007, 230 (Legemaate), RvdW 2005, 102, BJ 2005, 35 (Dijkers).
2. Klachten en toelichting
Klachten
2.1
Het oordeel van de Rechtbank dat niet is gebleken dat betrokkene lijdt aan het Syndroom van Korsakov en de daarmee gepaard gaande oordeels- en kritiekstoornissen en (korte) geheugenproblemen, maar dat niet is gebleken dat dit gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen als omschreven in de beschikking van Uw Raad van 23 september 2005, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Althans is het oordeel van de Rechtbank, gelet op de inhoud van de geneeskundige verklaring, waaruit (kort samengevat) blijkt dat betrokkene sprake is van psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie) en stoornissen door gebruik van middelen die betrokkene onder meer het gevaar doen veroorzaken dat hij zichzelf van het leven zal beroven of zich ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, onbegrijpelijk en/of onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting
2.2
In genoemde beschikking van 23 september 2005 heeft Uw Raad geoordeeld dat naar de bedoeling van de wetgever ingeval van ernstige alcoholverslaving of afhankelijkheid van alcohol sprake kan zijn van een stoornis van de geestvermogens in de zin van de Wet Bopz zodat de daarin voorziene maatregelen kunnen worden toegepast indien ook aan de overige daartoe gestelde vereisten is voldaan en dat de regering ook thans het standpunt huldigt dat in bepaalde gevallen ernstige verslaving kan worden aangemerkt als een geestesstoornis en dat, wanneer tevens sprake is van gevaar veroorzaakt door die geestesstoornis, de Wet Bopz toepassing kan vinden. Volgens Uw Raad rechtvaardigen de inzichten in de psychiatrie dat verslaving een chronische psychiatrische ziekte is en dat bij verslaafden dikwijls sprake is van naast de verslaving bestaande of daardoor veroorzaakte andere psychische stoornissen op zichzelf niet een ruimere toepassing van de in de Wet Bopz voorziene maatregelen dan de wetgever voor ogen stond en ook thans staat. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat mede tegen de achtergrond van de uit art. 5 lid 1 EVRM voortvloeiende waarborgen tegen willekeurige vrijheidsbeneming vereist is dat — behoudens in noodsituaties — telkens door een persoonlijk voorafgaand onderzoek door een specialist wordt vastgesteld dat de stoornis en het daardoor veroorzaakte gevaar van zodanige aard en ernst zijn dat vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is. tegen deze achtergrond heeft Uw Raad geoordeeld dat alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Naar het oordeel van Uw Raad kan, aangezien telkens per individueel geval op basis van een objectief medisch onderzoek moet worden beoordeeld of vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is, niet in het algemeen worden gezegd dat de aanwezigheid van het syndroom van Korsakov is vereist voor het oordeel dat sprake is van een stoornis van de geestvermogens, noch dat die diagnose op zichzelf daartoe voldoende is.
Zie:
- —
HR 23 september 2005, W 2007, 230 (Legemaate), RvdW 2005, 102, BJ 2005, 35 (Dijkers), rov. 3.3.2–3.3.5.
Zie omtrent alcoholverslaving en geestelijke stoornis naast de annotaties onder en de conclusie van A-G mr. F.F. Langemeijer voor genoemde beschikking onder meer:
2.3
Alcoholverslaving kan derhalve tot toepassing van de Wet Bopz leiden indien de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen (dan de alcoholverslaving als zodanig) van zodanige ernst dat (kort gezegd) de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst.
2.4
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat ten aanzien van betrokkene sprake is van een persisterende amnetische stoornis ten gevolge van langdurig fors alcoholgebruik (het Syndroom van Korsakov) en afhankelijkheid van alcohol. De geneeskundige verklaring vermeldt dat sprake is van een sterk gestoord korte termijn geheugen, de oriëntatie in tijd is gestoord, betrokkene afhankelijk is van zorg omdat hij zich anders slecht verzorgt en slecht eet omdat hij dit vergeet, betrokkene veel alcohol drinkt ondanks dat hem herhaaldelijk is verteld dat dit zijn lichamelijke en psychiatrische toestand negatief beïnvloedt, en dat betrokkene in 2004 is gediagnosticeerd met het Syndroom van Korsakov. Volgens de geneeskundige verklaring zijn de klachten gedurende de afgelopen drie maanden progressief verslechterd.
Zie:
- —
geneeskundige verklaring, achter 4a–b.
Zie ook:
- —
behandelplan d.d. 16 maart 2007, achter 2;
- —
voortgangsrapportage d.d. 19 maart 2007.
2.5
In de geneeskundige verklaring wordt de diagnose geclassificeerd als (code 3) psycho-organische storingen door gebruik van middelen (incl. intoxicatie) en (code 5) stoornissen door gebruik van middelen, waarvan de eerste als belangrijkste wordt vermeld.
Zie:
- —
geneeskundige verklaring, achter 4d.
Dijkers wijst er in zijn noot onder HR 23 september 2005, NJ 2005, 35, achter 7, op dat het onderscheid tussen code 3 en code 5 mogelijk is terug te voeren op een onjuiste ‘vertaling’ van de DSM, die een onderscheid maakt tussen stoornissen in het gebruik van een middel (afhankelijkheid en misbruik) en stoornissen door het gebruik van een middel (intoxicatie, delirium, psychose); zie hierover ook:
- —
Losbl. De Wet Bopz artikelsgewijs commentaar (Dijkers), Art. 2, aant. 2.4.8.
2.6
Blijkens de geneeskundige verklaring bestaat het gevaar daarin dat betrokkene zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt door het regelmatig vallen, brandgevaar en lichamelijke verwaarlozing van zowel de lichamelijke en geestelijke gezondheid. De geneeskundige verklaring vermeldt dat betrokkene onder de blauwe plekken zit omdat hij regelmatig valt, hij fors rookt en vaak de brandende sigaret uit zijn handen laat vallen, hij niet in staat is voor zichzelf te zorgen, hij incontinent is, thuis geen medicatie neemt omdat hij dit vergeet, en hij forse hoeveelheden alcohol blijft gebruiken ondanks dat hem is verteld dat dit zowel zijn lichamelijke en geestelijke toestand negatief beïnvloedt. Blijkens de geneeskundige verklaring doet de stoornis betrokkene het gevaar veroorzaken dat hij zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, het gevaar dat hij maatschappelijk ten onder gaat, het gevaar dat hij zichzelf ernstig zal verwaarlozen en het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, waarvan eerstgenoemd gevaar als belangrijkste wordt aangemerkt. Uit de verklaring blijkt voorts dat zich reeds feiten hebben voorgedaan die een aanwijzing vormen voor het te verwachten gevaar, nu betrokkene is opgenomen vanwege lichamelijk letsel (gebroken enkel), hij twee maanden geleden in comateuze toestand thuis is gevonden en er sprake is van diverse brandplekken in de woning en op zijn lichaam ten gevolge van verbranding door een sigaret.
Zie:
- —
geneeskundige verklaring, achter 5a–c.
2.7
Gelet hierop heeft de Rechtbank miskend dat het in het onderhavige geval bestaande Syndroom van Korsakov en de daarmee gepaard gaande stoornissen, mede gelet op het daardoor veroorzaakte gevaar, wel degelijk sprake is van een (andere) psychische stoornis van zodanige aard en ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat hem het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis zijn gevaarvolle daden overwegend beheerst en een maatregel op grond van de Wet Bopz gerechtvaardigd is als bedoeld in de beschikking van Uw Raad van 23 september 2005. De Rechtbank heeft derhalve blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, althans heeft de Rechtbank haar oordeel gelet op het voorgaande onbegrijpelijk en/of onvoldoende gemotiveerd. Niet, althans niet zonder nadere motivering, welke echter ontbreekt, valt immers in te zien dat in het onderhavige geval geen sprake is van een geestelijke stoornis in voormelde zin.
2.8
Gegeven het vorenstaande kan het oordeel van de rechtbank geen stand houden.
VERZOEK IN CASSATIE
2.9
Op vorenstaande gronden verzoekt de Officier van Justitie Uw Raad de beschikking van de Rechtbank 's‑Gravenhage van 27 maart 2007 te vernietigen met zodanige verdere beslissingen als Uw Raad zal vermenen te behoren; kosten rechtens.
's‑Gravenhage, 27 juni 2007
Advocaat