Inhoudsopgave
NJB 2007, 2036:HR, 05-10-2007, nr. R07/121HR
NJB 2007, 2036
HR, 05-10-2007, nr. R07/121HR
Documentgegevens:
HR 05-10-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3320
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 oktober 2007
- Zaaknummer
R07/121HR
- LJN
BB3320
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht (V)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB3320, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB3320, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑10‑2007
- Wetingang
RO art. 81
Essentie
Wet Bopz. De rechtbank weigert de verzochte voorlopige machtiging omdat betrokkene weliswaar een grote drang naar alcoholmisbruik heeft, ten gevolge waarvan cognitieve stoornissen optreden, maar niet is gebleken dat deze alcoholverslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen (zie hiervoor nr. R07/123HR, waar de overeenkomstige motiveringsklacht slaagt).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.